3 mystici hebben het over vleugels en liefde:
Sadi Sjirazi: Aşk’a ucarsan kanatlarin yanar -
Als je naar de liefde vliegt verbranden je vleugels!
Mevlana vraagt: Aşk’a ucmazsan kanat neye yarar? -
Als je niet naar de liefde vliegt, waar heb je dan vleugels voor?
Yunus vraagt: Aşk’a varinca kanadi kim arar? –
Als er liefde is, wie heeft er dan nog vleugels nodig?..
Işk imamdur bize gönül cemâat
Işk imamdur bize gönül cemâat - Liefde is onze imam ons hart is achter haar in gebed
Yunus Emre (1240-1320) is herkenbaar aan zijn toon, klankkleur, metrum en aan zijn woordkeus. Hij zegt:
Kom, laten we vrede sluiten,
Wij zijn geen vreemden voor elkaar.
Ons paard staat al gezadeld;
We hebben leren rijden, al hamdu lillâh.
God doordringt de hele wereld en kosmos,
toch wordt Zijn werkelijkheid aan niemand openbaar..
Daarom is het beter Hem in jezélf te zoeken..
Dáár vind je’m dáár..
Er is veel over Yunus Emre geschreven en gezegd,
maar het is beter om hem zelf aan het woord te laten:
Aşkın aldı benden beni Jouw liefde heeft mij van mezelf beroofd
Bana seni gerek, seni Jou heb ik nodig, Jou!
Ben yanarım dün ü gün ü Dag en nacht verteert dit liefdesvuur me;
Bana seni gerek, seni Jou heb ik nodig, Jou!
Toen ik dat vertaalde dacht ik dat hevige en geniale van, ‘aldi benden beni’, te moeten vertalen met ‘heeft de ‘ik’ uit mij gehaald. Maar het kan net zo goed betekenen: heeft mij binnenste buiten gekeerd! Of heeft mij in contact gebracht met mijn ‘werkelijke ik’ of mijn ‘wezenlijke zelf’. In de mystiek gaat het om de diepste onderbewuste werkelijkheid van de ziel: het IK moet streven naar de kennis van het ZELF. De ‘ik’ uit iemand halen zou kunnen betekenen dat de oude zelfingenomen, zelfgenoegzame ‘ík’ de spirituele operatie ondergaat om tot zelfinkeer en zelfkennis te komen.
Yunus legt mij aan mij uit
Liefhebben zonder iets terug te verwachten,
geven zonder te nemen,
de vrijheid van de climax,
het overwinnen van de passies,
Yunus legt jou aan jou uit.
Leven zonder het slachtoffer te worden van verlangen.
Waaien als de wind,
vloeien als een overstroming,
verzot zijn op,
het verstaan van echte liefde,
Yunus legt ons aan ons uit.
Mens worden, jezelf overtreffen, enthousiasme,
Yunus legt mij aan mij uit;
als je hem roept, staat hij voor je klaar.
Brengt mij buiten mezelf en
brengt jou buiten jezelf naar andere horizonten.
Geeft nooit op, oordeelt niet, veroordeelt niet,
bewandelt samen met jou de weg van de liefde.
Laat je de weg als één geheel zien.
Leert je de LIEFDE.
Yunus legt ons aan ons uit.
Deniz Şarman
Martinus Nijhof vroeg zich lang geleden in De Groene Amsterdammer het volgende af over Vondel:
‘Is zijn werk of een deel daarvan genoegzaam variabel, plooibaar, allesomvattend en interpreteerbaar gebleken om voor achtereenvolgende generaties telkens weer zodanig als gevoelsspiegel dienst te doen dat men het nageslacht als de eigenlijke schrijver kan beschouwen?’
Een prikkelende gedachte. Zij biedt ons een maatstaf voor tijdloze esthetische en inhoudelijke waarden die kunst over de eeuwen heen tillen.
We worden zelf de schrijver van wat een mysticus of dichter ons zegt, als hij ervoor zorgt dat wij in onszelf terugvinden wat er al was. Bij Yunus Emre is dat het geval. Hij laat ons onszelf in onszelf vinden. Dat is het kostbare van zijn manier van dichten en innerlijke ervaring overdragen. Moeilijk onder woorden te brengen en ook moeilijk om voor jezelf te aanvaarden, dat er iemand anders is die jou zelfkennis aanreikt. Dat is met andere woorden herhalen wat Deniz Şarman zegt. Door het lezen van Yunus’ gedichten vormen zich inzichten.
Liefhebben zonder iets terug te verwachten,
geven zonder te nemen,
de vrijheid van de climax,
het overwinnen van de passies,
Yunus legt jou aan jou uit.
Leven zonder het slachtoffer te worden van verlangen.
Waaien als de wind,
vloeien als een overstroming,
verzot zijn op,
het verstaan van echte liefde,
Yunus legt ons aan ons uit.
Mens worden, jezelf overtreffen, enthousiasme,
Yunus legt mij aan mij uit;
als je hem roept, staat hij voor je klaar.
Brengt mij buiten mezelf en
brengt jou buiten jezelf naar andere horizonten.
Geeft nooit op, oordeelt niet, veroordeelt niet,
bewandelt samen met jou de weg van de liefde.
Laat je de weg als één geheel zien.
Leert je de LIEFDE.
Yunus legt ons aan ons uit.
Deniz Şarman
Martinus Nijhof vroeg zich lang geleden in De Groene Amsterdammer het volgende af over Vondel:
‘Is zijn werk of een deel daarvan genoegzaam variabel, plooibaar, allesomvattend en interpreteerbaar gebleken om voor achtereenvolgende generaties telkens weer zodanig als gevoelsspiegel dienst te doen dat men het nageslacht als de eigenlijke schrijver kan beschouwen?’
Een prikkelende gedachte. Zij biedt ons een maatstaf voor tijdloze esthetische en inhoudelijke waarden die kunst over de eeuwen heen tillen.
We worden zelf de schrijver van wat een mysticus of dichter ons zegt, als hij ervoor zorgt dat wij in onszelf terugvinden wat er al was. Bij Yunus Emre is dat het geval. Hij laat ons onszelf in onszelf vinden. Dat is het kostbare van zijn manier van dichten en innerlijke ervaring overdragen. Moeilijk onder woorden te brengen en ook moeilijk om voor jezelf te aanvaarden, dat er iemand anders is die jou zelfkennis aanreikt. Dat is met andere woorden herhalen wat Deniz Şarman zegt. Door het lezen van Yunus’ gedichten vormen zich inzichten.
Istanblue
In november 1967 ging ik als ‘nieuwe moslim’ naar het Midden-Oosten om islam te gaan studeren. In Damascus was een plaatsje voor mij gereserveerd aan een opleidingsinstituut. Maar ik kreeg op de Syrische ambassade in Ankara geen visum voor Syrië. Als Nederlander hoorde ik automatisch bij Israël en er was net oorlog tussen dat land en Syrië. Ook had ik in Nederland niet op papier laten zetten dat ik was overgegaan tot de islam. Ik had geen enkel ‘bewijs’ dat ik moslim was en bleef in Turkije. Vanuit Mersin heb ik daarna nog geprobeerd met een boot naar Egypte te reizen om daar te gaan studeren, omdat Arabisch zowel de lingua franca van de moslims als de heilige taal van de Koran is, maar ook die vluchtpoging mocht niet baten. Ik moest in Turkije zijn.
Na enige omzwervingen bracht ik vier of vijf maanden door op een Risale-i Nur madrassa. Daarna kwam ik op een internaat terecht, waar de islam in combinatie met het soefisme werd onderwezen.[i] Het was een enorme overgang van mijn leven in Amsterdam, waar voor mij the sky the limit was, naar een soort kostschooldiscipline. Ook was ik op dat instituut de enige ‘nieuwe moslim’.
Van de mensen die mij begeleidden in mijn studie heb ik overigens alleen goedheid ontvangen. Ook pedagogische goedheid. Maar zij gingen ervan uit dat ik na het afleggen van mijn geloofsgetuigenis een nieuw mens was geworden en ook helemaal from scratch begon aan mijn ontwikkeling tot gelovig moslim. Hoewel ik zelf ook wel zoiets voelde, was het tegelijkertijd een natuurlijke voortzetting van mijn leven. In mijn rugzak had ik drieëntwintig jaar puberaal, studentikoos, creatief en nogal rebels leven zitten.
Ondanks alle goede intenties van mijn omgeving, ontbrak het soms aan empathie voor de unieke processen die je doormaakt als bekeerling. In je innerlijke ervaringen kun je je heel eenzaam voelen, omdat ze niet zijn uit te leggen aan medestudenten, noch aan leraren. Een innerlijk vraag- en antwoordspel, dat bij mij voortkwam uit de tegenstrijdigheden die ik ervoer tussen mijn nieuw aangeleerde geloofshouding en natuurlijkheid, en tussen de fascinatie voor dat nieuwe, de mystieke islam en die stenen wereld van de architectuur van Istanbul waarin ik dat probeerde te plaatsen. Zo gauw ik het pand verliet waarin ik 24/7 studeerde, bijvoorbeeld voor het vrijdaggebed, of om naar een boekenmarkt te gaan, ervoer ik Istanbul. Het merkwaardige was dat die stad mij omhelsde als een warm Turks bad van herkenning. Het gevoel hier vroeger te hebben geleefd … Ik ben niet zo’n zwever die alsmaar déjà vu’s heeft en ik denk ook niet dat ik de reïncarnatie van een Turkse middeleeuwer ben. Daarom was dat gevoel nog wat uitzonderlijker voor mij. Het gaf mij een gevoel van vertrouwdheid, alsof ik snuffelde in mijn eigen verleden. Maar ook die ontdekkingsreis werd voor mij begeleid door een dialogue intérieur – een innerlijk gesprek met mijzelf. Ik liep niet in mijzelf pratend door Istanbul, maar ik cultiveerde wel een innerlijke wereld van verwerking van wat mensen tegen mij zeiden en mij probeerden te leren en wat ik daarvan ondertussen verteerde en wat ik daarop bespiegelde. In feite was ik op zoek naar een soulmate met wie ik kon evalueren wat ik meemaakte. Iemand om het gewicht van grote geloofszaken en de mystieke diepte van wat er op mij afkwam te kunnen relativeren, af en toe wat zaken weg te lachen of in je eigen vroegere ervaringen te kunnen plaatsen. Dat werd Yunus Emre, maar dat wist ik nog niet. Af en toe werd zijn naam wel eens genoemd, omdat de meeste mensen die ik sprak mystiek waren georiënteerd.
In de tijd dat ik in Turkije leefde, maakten de anekdoten en de gedichten over en van Yunus Emre deel uit van de spreektaal. Net als teksten van Mevlana Rumi waren dat een soort aforismen waarmee studenten elkaar oppepten. Ook was de Koran geen wetboek, maar een inspirerende tekst waar je blij van werd en vreugde aan beleefde. De afwisselend spiritueel juichende en melancholische stukken van Emre’s dichtkunst maakten niet somber of treurig, maar gaven een herkenbaar blue gevoel, iets waarin je je eigen nostalgie kon spiegelen en er met anderen over praten. Omdat ik meestal nog niet de helft begreep van wat Yunus Emre te melden had, idealiseerde ik hem tot de dichter die zei wat ik wilde horen. Hij was de eeuwige dichter en ik was de eeuwige student.
In mijn tweede jaar in Istanbul, in1969, kocht ik mijn eerste bundel van Yunus Emre. Toen ik uit de moskee kwam en bij een boekenstalletje die bundel van Yunus Emre zag liggen, was het alsof ik als kleine jongen een schat vond: een uit het zand opgegraven boek. Het was een dik pak vergeeld papier, waarvan de bladzijden aan elkaar vastzaten. Je moest elke bladzijde van de vorige lossnijden met een briefopener of een mes. Het was gewoon schatgraven in een pak kladpapier. Hele katernen moest je doorsnijden om überhaupt een bladzijde te kunnen omslaan. De eerste dichtregel van Yunus Emre die ik zag, terwijl ik de bladzijden een beetje ongeduldig van elkaar losmaakte, waren:
Beni bende demen, bende değilim
Bir ‘ben’ vardır bende ‘ben’ den içeri.
Perfecter kon je mijn toestand niet onder woorden brengen en ook met mijn Turkse woordenschat kon ik dit intuïtief begrijpen:
Dat wat je zegt ‘ik’ te zijn in mij, ben ik niet in mij;
er is een ‘ik’ in mij, dieper dan ‘ik’.
Het was voor mij een hele ontdekking. Hij had het over die individuele, innerlijke ervaring die ik voor mezelf niet eens onder woorden kon brengen. En vanaf dat moment ben ik van Yunus gaan houden. Ik veroverde steeds een stukje tekst in mijn kladblok.
De ontdekking van Yunus Emre werd steeds meer een bevrijding voor mij. Ik voelde me rechtstreeks aangesproken door hem, omdat het leek alsof hij zich persoonlijk tot mij wendde in zijn gedichten. De gedichten waren speciaal voor mij geschreven, omdat ze dingen ter sprake brachten waarmee ik rondliep, maar waar ik moeilijk over kon praten met wie dan ook. Dat ging gelijk op met het oplossen van mijn taalprobleem. Hoe meer Turks, hoe meer Yunus. Heerlijk om iemand te lezen die naast overgave ook opstand kende.
De enige die mij elke keer met zijn suhba’s, of liefdevolle conversaties, wist te treffen in die tijd was Koranexegeet Kemal Kacar[ii], waarbij het leek alsof hij precies wist waarmee ik worstelde, wat mijn brandende innerlijke vragen waren. Die raakte hij in wat hij uitlegde met zijn spirituele interpretatie van de Koran.
Yunus schrijft ‘van binnenuit’, niet zeer ‘literair’, maar menselijk en met boerenwijsheden en grote vergezichten. De meeslependheid die het gevolg is van zijn persoonlijke bezieling leidt ertoe dat het denken van weleer, over ruimte en tijd, naar deze tijd wordt getild. Het was vooral een ontdekking dat de enige taal waarmee ik mijn geloof persoonlijk kan voelen, die van de poëzie bleek. Vooral die van de metafoor, die bekende, maar op het eerste gezicht tegenstrijdige elementen in een nieuwe samenhangende betekenis kan brengen. Het wordt dan een droom van eenheid en samenhang, dankzij het alles met alles verbindende middel van de metafoor.
Het verlangen naar samenhang en eenheid zit in onze culturele genen. Of in ieder geval in míjn genen. Dit verklaart veel van mijn inlevingsvermogen in de middeleeuwen, toen het ideaal van een alomvattende kennis en harmonie nog springlevend was. Hoewel dat bij mij misschien niet veel meer was dan een Douwe Dabbert-verhaal. Eén aspect ervan was mijn nostalgie naar een traag voortkabbelend leventje met mensen die in alle naïviteit elkaar bij voorbaat volledig vertrouwden, in een nog niet onttoverde wereld. Zonder die droom was de reëel bestaande religie op de wereld voor mij niet echt verklaarbaar. Wat Yunus Emre doet, is vanuit een intuïtief kosmologisch bewustzijn de esthetiek van de islam overdragen. Hij maakt er poëzie van en brengt het daarmee in de harten van de mensen.
Mijn enthousiasme voor Yunus Emre is waarschijnlijk niet genoeg om hem voor lezers in de 21e eeuw herkenbaar te maken. Daarom vergelijk ik zijn teksten – vooral waar ze gaan over de eenheid van al wat is en de beleving daarvan – met bijvoorbeeld die van Transmontanus, de Indiase dichter Kabir, Yann Martel, Jorge Luis Borges, Paolo Coelho, Umberto Eco en Bram Moerland. Maar ook zijn voorganger Ahmed Yasawî en zijn tijdgenoten Mevlana Djalaluddin Rumi en Hadji Bektasj Veli, vormen verklaringsmodellen en spiegels voor Yunus’ rijk stromende dichtader.
[i] Volgens de Hanafitische, Maturiditische leerschool en vanuit interpretaties van de leer en de praktijk van de Naqsjibandi.
[ii] Kemal Kacar (1916-2000), schoonzoon van Suleyman Hilmi Tunahan, Naqsjibandi Mursjid-i Kamil van de 20e eeuw. Nam in 1959, na het overlijden van Suleyman Efendi de leiding van de gemeenschap op zich. Kemal Agabey heeft, na zijn kennismaking met Süleyman Hilmi Tunahan, zijn leven in dienst van de Koran gesteld. Zijn spirituele uitleg van de Koran is voor veel mensen van grote betekenis.
In een aantal gedichten beschrijft Yunus de aantrekkelijke kanten van de wereld. Hij beschrijft de wereld als een in groen en rood geklede bruid; je blijft naar haar staren en raakt niet verzadigd van dat beeld. Om er overigens kort daarna binnen de context van zijn levensvisie een kanttekening bij te plaatsen:
Hoeveel mensen zijn er niet
blind van onachtzaamheid?
Vraag ze iets voor Gods zaak
en ze geven met tegenzin een snee brood!
Niemand kan er genoeg van krijgen
naar een jonge bruid te kijken;
deze wereld is een jonge bruid
gekleed in groen en rood.
Hoeveel moedige leeuwen
worden niet overmeesterd
door de dood?
Maar de klauwen van de dood
aarzelen bij een behoeftige.
O arme Yunus, neem jij de rechte weg,
zonder kleed, zonder bezit;
honderd gewapende mannen
zijn niet in staat een naakte man te beroven.
Ook in het onderstaande gedicht brengt hij meer het hiernumaals met het hiernamaals in evenwicht, dan dat hij ‘kiest’ voor deze wereld.
O volgeling van de Liefde, open je ogen
en kijk naar het aardoppervlak.
Kijk hoe die sierlijke planten staan,
die, na te hebben gebloeid, naar de Ware gaan.
Met welk een zorg groeien ze naar de Vriend!
Vraag hen met welk doel zij onderweg zijn
en in welke staat hun hart verkeert
op weg naar de Vriend.
Elke bloem heeft duizend manieren
waarop het avances maakt tot de Ware.
Elke vogel gedenkt de sultan
met zijn vrolijk stemmende lied.
Zij prijzen Zijn Vermogens,
Zijn Tegenwoordigheid in elk detail.
Maar wanneer zij zien hoe kort hun leven is,
verbleken zij.
Elke dag verandert hun kleur
en hun schoonheid valt op de grond.
Voor mensen met inzicht is daarin een les;
de gnosticus voelt die wijsheid aan.
Dat je op deze wereld kwam, leidt tot niets.
Dat je kennis hebt vergaard, is al vergeten.
Je laatste thuis bereik je door te sterven,
als je nooit van de Liefde hebt gehoord.
Wat je wist, kwam en ging.
Wat lijkt gevestigd, trekt weer verder.
De liefdesdrank wordt slechts gedronken
door hen die naar deze betekenis luisteren.
Yunus, vergeet spreken,
neem jezelf niet zo zwaar onder handen,
wat kun je doen? Het komt niet van jou;
goed en kwaad staan niet los van de Ware.
Hij dicht over de emotie waarmee hij met zijn gezicht op de aarde wrijft in overgave aan Allah. Hoe hij ervaart dat ieder moment ‘zijn maan’ opnieuw aan de hemel verschijnt. Elke dag is een feest, het maakt niet uit of het zomer of winter is, voor hem is het altijd lente:
Haar licht verdrijft de duisternis
uit de donkerste hoekjes van mijn hart;
want licht en duisternis
verdragen elkaar niet in één kamer.
Ik heb mijn maan op aarde gezien,
wat heb ik te zoeken in hemelgewelven?
Mijn blik dient zich te richten op de aarde,
mijn genade regent op mij vanuit de aarde.
Mijn woord is niet voor anderen,
de minnaars hebben aan één woord genoeg.
Uit ik mijn liefde niet,
dan stik ik van liefdesverdriet.
Volgens Halman en consorten zijn dit aanwijzingen voor Yunus’ levensvreugde en voor zijn liefde voor de schoonheid van alles wat geurt en kleurt. Maar voor Yunus zijn beide werelden realiteit.
Wat Yunus beschrijft als het elk moment opkomen van een nieuwe maan is het licht dat Allah in zijn hart schenkt. Van dat licht profiteren zowel hijzelf als de lezers van zijn gedichten.
Wat Yunus laat zien zijn juist de algemeen menselijke en verschillende manieren waarop dit leven wordt ervaren. Hij beschouwt het als een prachtig geschenk. Maar wat hebben we ermee gedaan?
Mijn leven, je hebt me misleid.
Ach mijn leven, wat moet ik met je aan?
Op deze manier verlam je mij.
Ach mijn leven, wat moet ik met je aan?
Steeds was jij mijn enige zorg.
Jij was de ziel binnen mijn ziel,
jij was zelfs mijn meester ik jouw slaaf.
Ach mijn leven, wat moet ik met je aan?
Liefde als imam van het hart
Het ideaal van de gelukkige mens die geniet van het leven, wordt gesteld tegenover het hooggestemde ideaal jezelf tot insân-i kâmil, volkomen mens, te voltooien. Maar dat is geen absoluut soefi-ideaal, het is een bron van inspiratie om te kunnen denken dat ieder mens in staat is zijn potentiële vermogens tot ontwikkeling te brengen. Eenieder kan naar zijn eigen vermogens een relatieve perfectie bereiken, dat is de boodschap van het ‘perfecte mens’-idee. Dat wat ons over onze grenzen en beperkingen heen kan tillen is de liefde. Dat vermogen heeft ieder mens. Het wordt als een verloren kans gezien om dat traject naar persoonlijke ‘vervolmaking’ niet te zien of te betreden. Onvoorwaardelijk liefhebben is de manier om de Schepper te bereiken. Daarom benoemt Yunus de liefde als zijn imam, zijn voorganger:
Liefde is onze imam.
Het hart staat achter hem in gebed.
Onze gebedsrichting is het gelaat van de Vriend
in een gebed zonder end.
Waar eenieder op deze wereld van houdt
is religie en geloof.
Ik zweer bij Allah dat die religie en dat geloof
overbodig zouden zijn zonder liefde.
In deze rijke periode van de mystiek kozen de mystici voor dichtregels om het hogere uit te drukken, omdat gedichten andere mogelijkheden geven. Het gedicht laat in zijn korte suggestie de mogelijkheid open van verdere creatieve invulling door de lezer. Het maakt gebruik van de metafoor van menselijke liefde om goddelijke liefde dichterbij te brengen. Van een mens houden betekent door liefde grenzen overschrijden. Het is dus mogelijk door middel van liefde onoverbrugbaar geachte afstanden te overbruggen. Onder mensen leren we dat liefde de belangrijkste bron van inspiratie voor sociaal leven is en zijn daarom in staat kloven te dichten met liefde. Op dezelfde manier kunnen we de afstand naar Allah overbruggen. De angst voor de dood kunnen we overwinnen met liefde. Wanneer we onze aardse liefde kunnen sublimeren tot liefde die in de hemel reikt, waar komen we dan?
Heeft u het gehoord, beste vrienden?
Liefde lijkt op een zon.
Een hart zonder liefde,
lijkt op een steen.
Wat groeit er op een hart van steen?
Van zijn tong stijgt giftige damp op.
Hoe zachtjes hij ook spreekt,
zijn woorden lijken op oorlog.
Betekenissen uit hun iconen verlossen
Er vindt een niet eindigende discussie plaats over de kritiek die Yunus Emre uit in zijn gedichten op het bekrompen naleven van dogma’s en regels in tegenstelling tot het zoeken van de nabijheid van God en tijd en aandacht geven aan de zwakken en behoeftigen in de samenleving. Wat hij duidelijk wilde maken is het gevoel dat ‘de gewone moslim’ krijgt dat de imams en theologen zich achter de heiligheid van hun taak en tekst verbergen zonder aan de liefde voor Allah toe te komen.
Een aantal van de redenen waarom zowel de Alevieten als de seculiere Turken zich bepaalde aspecten van de levensvisies van Mevlana Djalaluddin Rumi, Ahmed Yasawî, Yunus Emre en Hadj Bektasj zo graag toe-eigenen, bestaan eruit dat zij worden verondersteld allerlei dogma’s van de orthodoxie en allerlei voorschriften van de orthopraxis van de islam, onnodig te achten. Dat waren gebruiken om de mensheid in een vroeger, primitiever stadium een beetje gedisciplineerd te houden, maar dat hebben wij nu achter ons gelaten. De meeste ideeën die in de Koran staan, vooral die van goddelijke straf en hel en een aantal geboden en verboden, zijn natuurlijk aardig als pedagogische methode, maar voor beschaafde mensen van deze tijd zijn die niet echt nodig.
Geen van bovengenoemde vier mystieke persoonlijkheden heeft ooit ethica van de esthetica losgekoppeld. Schoonheid en diep geestelijk leven ervaren heeft een basis nodig waarbinnen je goed en kwaad blijft onderscheiden. De boodschap van geopenbaarde religie is er van doordrongen. Zowel goed als kwaad kunnen jou aanzetten tot geestelijke ontwikkeling, maar in het kwaad dat je doet en het goede dat je achterwege laat, kom je jezelf absoluut tegen.
De milde kritiek die Yunus in zijn gedichten uitoefende op de mensen van het enige juiste geloof en de enige juiste praktijk, is over het algemeen niet goed begrepen. Net als de paradoxen die hij gebruikt om ons een beetje wakker te schudden. Hij zegt eigenlijk dat de verhouding tussen mens en religie er een is van minnaar en geliefde, of zoiets als een huwelijksband. Zolang je van elkaar houdt heb je het niet nodig veel zakelijke afspraken te maken over geld of huishoudelijke taakverdeling, maar zo gauw de liefde minder wordt, is er een heel huishoudelijk reglement nodig.
Ware liefde!
We dichten onszelf een gelukkig bestaan toe met degene die we niet hebben. Die bedwelmende liefdesleugen wordt stevig gevoed door tijdschriften, films, muziek en boeken waarin verhaald wordt over ware romantische liefde. Wij eisen te veel van de liefde: ze moet ons een oneindig geluksgevoel, onbedwingbare passie en eeuwige lust bezorgen, maar wél zonder dat ze onze vrijheid aantast. Het is geen wonder dat de liefde aan deze egoïstische eisen niet kan voldoen. Sommigen spreken al vertwijfeld over het ‘einde der liefde’ en láten de liefde maar. Maar de Liefde laat ons niet! Zij heeft een stem en die heet Yunus Emre, die we kennen als ‘Stem van de Liefde’. Yunus Emre leefde 8 eeuwen geleden en heeft als mysticus en dichter in eenvoudige woorden gesproken. Daarom communiceert hij nét zo goed met de mensen van déze tijd. Zijn thematiek is eigenlijk tijdloos en daarom eigentijds en humaan. Net als Rumi blijft hij voortbestaan in woorden die op ieders lippen liggen. Hij is herkenbaar aan zijn toon en aan zijn woordkeus. Hij zegt: Kom, laten we vrede sluiten, Wij zijn geen vreemden voor elkaar. Ons paard staat al gezadeld; We hebben leren rijden, al hamdu lillâh. God doordringt de hele wereld en kosmos, toch wordt Zijn werkelijkheid aan niemand openbaar..
Daarom is het beter Hem in jezélf te zoeken..
3 mystici hebben het over vleugels en liefde:
Sadi Sjirazi: Aşk’a ucarsan kanatlarin yanar - Als je naar de liefde vliegt verbrand je je vleugels!
Mevlana vraagt: Aşk’a ucmazsan kanat neye yarar? - Als je niet naar de liefde vliegt, waar heb je dan die vleugels voor?
Yunus vraagt: Aşk’a varinca kanadi kim arar? – Als er liefde is, wie heeft er dan nog vleugels nodig?..
Er is veel over Yunus Emre geschreven en gezegd,
maar het is beter om hem zelf aan het woord te laten:
Aşkın aldı benden beni Jouw liefde heeft de ‘ik’ uit mij gehaald;
Bana seni gerek, seni Jou heb ik nodig, Jou!
Ben yanarım dün ü günü Dag en nacht verteert dit liefdesvuur me;
Bana seni gerek, seni Jou heb ik nodig, Jou!
Nu zou ik dat vertalen als:
Jouw liefde heeft mij van mezelf beroofd
Jou heb ik nodig, Jou!
Dag en nacht brand ik van verlangen; Jou heb ik nodig, Jou!
Toen ik dat vertaalde dacht ik dat hevige en geniale van, ‘aldi benden beni’, te moeten vertalen met ‘heeft de ‘ik’ uit mij gehaald. Maar het kan net zo goed betekenen: heeft mij in contact gebracht met mijn ‘werkelijke ik’ of mijn ‘wezenlijke zelf’. In de mystiek gaat het om de diepste onderbewuste wezenheid van de ziel en dan wordt gezegd: het IK moet streven naar de kennis van het ZELF. De ‘ik’ uit iemand halen zou kunnen betekenen dat de oude zelfingenomen, zelfgenoegzame ‘ík’ de spirituele operatie ondergaat om tot zelfinkeer en zelfkennis te komen.
Ne varlığa sevinirim
Ne yokluğa yerinirim
Aşkın ile avunurum
Bana seni gerek, seni
Aşkın âşıklar öldürür
Aşk denizine daldırır
Tecellisiyle doldurur
Bana seni gerek, seni
‘t bestaan verblijdt me niet,
noch verdriet mij vergankelijkheid.
Jouw liefde heeft mij verbijsterd;
Jou heb ik nodig, Jou!
Liefde voor Jou doodt de verliefden,
zij laat hen in de oceaan der liefde duiken en vervult hen van Jouw aanwezigheid; Jou heb ik nodig, Jou!
Liefde is een continu thema in de dichtregels van Yunus Emre. Bij hem is het de taal van liefde tussen mensen, die door hem wordt verheven tot taal van de Liefde van Allah voor de Mens en die van de mens voor Allah. Yunus’ Liefde is het meest krachtige medium; sterker dan alle andere bruggen tussen God en de mens. Hij zegt: ‘Aşk makami âlîdir, aşk kadîm ezelîdir; Aşk sözünü söleyen cümle kudret dilidir. Liefde is het hoogst bereikbare, liefde is de alleroorspronkelijkste oorsprong; hij die het woord van liefde uitspreekt gebruikt de taal in z’n volledige kracht. Het is Liefde voor de Schepper, maar het is zelf ook een scheppende kracht; het is hevig en brandend, en het verteert volledig.
Haber eylen âşıklara
Aşka gönül veren benem
Aşk bahrîsi olubanı
Denizlere dalan benem
Yer gök dolu bu aşkdurur
Aşkdan yeğreği yokdurur
Aşka bahâ kim yetire
Mâden-î kân olan benem
Geef het bericht door aan alle verliefden!
Ik ben degene die zich innerlijk aan de liefde wijdde;
een zeeman van de liefde ben ik geworden,
ik ben degene die de zeeën bekoorlijk verleidde.
Aarde en hemel zijn vervuld van deze liefde,
zonder liefde heeft niets reden van bestaan,
wie kan de waarde van liefde betalen?
een rijke ertsader ben ik, voor hen die mij verstaan.
Yunus is zoals Madjnûn, krankzinnig van Liefde. Madjnûn moest lijden voor zijn liefde, werd ogenschijnlijk waanzinnig en stierf uiteindelijk van liefde voor Leila. Yunus is even extatisch evenzeer buiten zinnen van liefde als Madjnûn, omdat hij even gewond is door de liefde als hij. Daarom zegt hij:
Aşkın zincirini asam
Mecnun olup dağa düşem
Sensin dün ü gün endişem
Bana seni gerek, seni
Âşıklara sohbet gerek
Zahitlere cennet gerek
Mecnûnlara Leylâ gerek
Bana seni gerek, seni
Wanneer ik me met de ketting van Jouw liefde keten,
krankzinnig geworden in de bergen rondzwerf - verlang ik dag en nacht vurig naar Jou;
Jou heb ik nodig, Jou!
De verliefden hebben liefdevol gezelschap nodig,
asceten hebben het paradijs nodig, de Romeo’s hebben Julia nodig,
ik heb jou nodig, Jou!
Yunus Emre vergelijkt zichzelf in zijn gedichten regelmatig met Madjnûn. Madjnûn is de geliefde van Leila, die hij niet kan bereiken want Leila is van zeer hoge komaf, de dochter van een stamhoofd in die tijd. En Madjnûn is een eenvoudige jongen maar hij bestaat alleen nog maar uit liefde: ‘Ik ben van top tot teen op liefde ingesteld, dat is mijn wereld en verder helemaal niets..’
Yunus is door liefde van zijn verstand beroofd en heeft nog maar één doel: Leila! Tegelijkertijd weet hij ergens: die is onbereikbaar maar toch wil ik bij haar zijn. Hij zegt: het hindert niet of ze thuis is, als ik maar in haar straat mag lopen want elke steen en het stof van de weg doet me denken aan Leila. Hij hulde zichzelf in een schapenhuid en ging als schaap tussen de schapen lopen om in die kudde het huis van Leila te kunnen passeren. Leila staat voor Allah in dit verhaal. Madjnûn wil dus alles opgeven om bij Allah te kunnen zijn. Alle soefidichters, maar in het bijzonder Yunus Emre’s stem van de liefde, zegt: de mooiste woorden die je hebt bedacht voor degene waarvan je het meeste houdt op de wereld, zeg die eens tegen je Schepper! Die is die liefde waard!
Mecnun oluban yürürüm,
Yâri düşümde görürüm,
Uyanır melûl olurum,
Gel gör beni aşk neyledi.
Als Madjnûn loop ik rond.
En zie mijn geliefde in mijn dromen.
Als ik ontwaak ben ik bedroefd.
Kom en kijk wat liefde met me heeft gedaan.
Voor Yunus zijn de uiterlijke vormen van religie niet belangrijk, aan straf en beloning besteedt hij geen aandacht; hij maakt zich uitsluitend druk over ‘Allah Zelf’ en smacht naar Zijn Liefde.
De wereld is slechts tijdelijk en zelfs al zou hij als een martelaar voor de liefde moeten vallen, zoals Mansur al-Hallâdj, en al zou hij net als hij in stukken gehakt en verbrand worden, dan zou Yunus net als hij Allah gedenken met de as die van hem over was.
Yunus kan in gesprek gaan met zijn Schepper en tegen Hem zeggen dat Hij met Zijn liefde mensen doodt, en dat Hij mensen onnoemelijk laat lijden, maar tegelijkertijd is zijn liefde zo groot dat hij alleen maar naar Hem kan smachten en verlangen. Hij was ervan overtuigd dat hij al bij Allah leefde voordat de eerste mens was geschapen..
Een lange periode stond ik als een ster aan de hemel;
De engelen begeerden mij.
Toen de onweerstaanbare God gebood;
Was ik daar bij.
Voordat ik in deze vorm bestond,
en mijn naam nog geen Yunus was,
Was ik Hem, en Hij was mij,
Ik was met Degene die Zijn Liefde schonk aan mij…
Het is een bekend thema in het soefisme: onze vroegste aanwezigheid als arwâh – ruhlar – geesten of zielen - die tijd wordt soms primordiaal genoemd, de oertijd - toen de mens fysiek nog niet bestond en de Schepper aan ons vroeg: Alastoe birabbikoem? Ben Ik niet uw Heer? Eens hebben wij allen – zonder uitzondering die vraag bevestigend beantwoord; hebben wij goddelijke kennis met Allah gedeeld. Dat moment zoeken wij ons hele leven, om dat nog eens te mogen beleven. Yunus refereert aan die tijd met de dichtregels:
Nog voor het geschapen universum hier bestond,
Voordat de hemelen waren gevuld met engelen;
Voordat dit aardse koninkrijk een fundering had,
Was ik met de Schepper van het Domein.
Yunus wil dit niet alleen over zichzelf zeggen, hij wil ons allemaal tot zijn medeplichtigen maken en zegt:
‘Indien u het goddelijke in u zelf niet herkent,
wat is het dan waarvoor u op deze wereld bent?’
Hakîkatün mâ'nîsin
şerhile bilmediler
Erenler bu dirliği
riya dirilmediler
De betekenis van de goddelijke waarheid, hebben ze met hun uitleg niet achterhaald en de mystici weigeren deze innerlijke vrede
als hypocrisie tot leven brengen.
Hakikat bir denizdür
şeriat anun gemisi
Çoklar gemiden çıkup
denize tatmadılar
Bunlar geldi
tapuya şeriat tuttı turur
İçerü girübeni
ne varın bilmediler
De goddelijke waarheid is een oceaan en het dogma een schip,
de meesten verlaten het schip niet
om die oceaan in te duiken.
Op de drempel van de waarheid
heeft het dogma hen gestopt,
onwetend van wat er allemaal is
voor hem die binnen weet te komen.
Dört kitabı şerh iden âsidur hakîkatte
Zîre tefsir okuyup mâ'nîsin bilmediler
Zij die de vier openbaringen verklaren, zijn in werkelijkheid zondaars tegen de waarheid
omdat zij zich met exegese bezighouden maar de diepe betekenis missen..
Steeds weer zegt Yunus: ‘Ben gönül yapmayi geldim!’ Dat is steeds zijn kernpunt: ik ben niet gekomen om dogma's te verkondigen of om die te bestrijden of om een leerstellige waarheid te claimen, nee: ‘ik ben gekomen om de harten van de mensen binnen te gaan. Ik ben er om die harten te helen!’
Een van de mooiste gedichten gaat over vervreemding. Hij heeft het erover dat, om tot de geliefde te komen, het nodig is om te vervreemden van de rest van de wereld. Dat is natuurlijk een hard proces. Dan moet je misschien afscheid nemen van alles en iedereen die je lief is.. Zijn sjeik stuurde hem weg, om de mystieke boodschap te verspreiden, wordt gezegd. Het kan ook zijn geweest om een periode in eenzaamheid door te brengen. Iemand kan soms 40 dagen in een cel zitten om zich te ontdoen van zijn wereldse banden, en een proces van onthechting door te maken. Vervreemding zou je ook onthechting kunnen noemen. Het wordt Çile of Chalwa - in het Turks Halvet - genoemd. Daarom eindig ik met de Yunus Emre blues, zijn lied van pijn en eenzaamheid, die tegelijkertijd bitter is én zoet:
Aceb şu yerde var m’ola
Şöyle garib bencileyin
Bağrı başlı gözü yaşlı
Şöyle garip bencileyin
Zou het op deze plaats mogelijk zijn
om zo vervreemd tot jezelf te komen? met bloedend hart en met vochtige ogen, zo vervreemd tot jezelf te komen?
Gezerim Rûm ile Şam’ı
Yukarı illeri kamu
Çok istedim bulamadım
Şöyle garib bencileyin
Zwervend door Anatolie en Syrie
van Azerbaydjan tot de Kaukasus, werd mijn vurige wens niet vervuld, om zo, vervreemd tot mezelf te komen.
Kimseler garîb olmasın
Hasret oduna yanmasın
Hocam kimseler olmasın
Şöyle garib bencileyin
Laat niemand in ballingschap leven,
laat het vuur van de heimwee ons niet verteren,
mijn leraar! Stuur iedereen weg,
om zo, vervreemd tot zichzelf te komen.
Söyler dilim ağlar gözüm
Gariblere göynür özüm
Meğer ki gökte yıldızım
Şöyle garib bencileyin
Mijn tong vertelt, mijn oog weent,
mijn binnenste brandt voor hen die zijn vervreemd,
alsof ik als een ster aan de hemel sta
om zo, vervreemd tot mezelf te komen.
Nice bu derd ile yanam
Ecel ere bir gün ölem
Meğer ki sinimde bulam
Şöyle garib bencileyin
Hoelang zal ik nog branden van deze smart?
Op een dag zal ik sterven als mijn uur is gekomen; alsof, pas wanneer ik in mijn graf zal liggen, ik zo, vervreemd, tot mezelf zal komen.
Bir garîb ölmüş diyeler
Üç günden sonra duyalar
Soğuk su ile yuyalar
Şöyle garib bencileyin
Er is een vreemdeling gestorven zullen ze zeggen,
na drie dagen horen ze ervan,
en wassen hem met koud water
om zo, vervreemd tot zichzelf te komen.
Hey Emrem Yunus bîçâre
Bulunmaz derdine çâre
Var imdi gez şardan şara
Şöyle garib bencileyin
O Emres Yunus, jij miserabele,
voor de wond in jouw hart is er geen balsem, al trek je van stad tot stad,
om zo, vervreemd tot jezelf te komen.
Bâyezîd Bestâmî zei over de leer van de liefde: ‘In het begin vergiste ik mij in vier aspecten. Ik was bezig Allah te gedenken, dat wil zeggen: met zikrullâh; Hem te leren kennen, Hem lief te hebben en Hem te zoeken. Toen ik aan het einde van mijn reis kwam zag ik dat Hij zich mij herinnerde vóór ik mij Hem herinnerde, dat Zijn kennis over mij voorafging aan mijn kennis over Hem, dat Zijn liefde voor mij bestond vóór mijn liefde voor Hem en Hij mij zocht vóór ik Hem zocht.’
Allah’s liefde voor ons is de fundamentele kern van ons bestaan en van onze spirituele zoektocht. Dit kan worden samengevat in enkele woorden uit de Koran, Yuhibbuhum wa yuhibbûnahum – ‘Hij heeft hen lief en zij hebben Hem lief.’ (5:54). De essentie van onze relatie met Allah is: Zijn liefde voor ons wekt onze liefde voor Hem, Zijn liefde trekt ons steeds weer tot Hem.
Klik hier om te bewerken.