Reis naar de onschuld
Waar veel mensen naar verlangen is het terugvinden van onze onschuld. We zijn verzadigd van de slimme cynici, van gebouwen die uitpuilen van de keiharde en zeer overbodige interim managers. Van de briljante economen die dagelijks duizenden mensen de voldoening van hun werk afnemen. Misschien leven we in een tijd waarin de vervreemding van onze wereldleiders tot een verontrustend hoogtepunt is geklommen. We voelen ons verlaten door politici die als mythische machtssfinxen niet langer als mens herkenbaar zijn. Maar ook door politici die als sporthelden de vliegtuigtrap afkomen. Toen Obama aantrad in de V.S. dachten we even dat Amerika zijn Mandela had gekregen. Die zo hard nodig was. Harvard, briljant spreker, maar het systeem zit als een dwangbuis om hem heen. Zijn enige wapenfeit is dat hij de eerste zwarte president van de V.S. is. En zelfs dat niet. De eerste die zo goed een blanke kon imiteren dat hij een kans kreeg.
Zoals Old Lodge Skins in Little Big Man zegt: 'Er is nog een soort blanken bijgekomen, maar die zijn zwart.' Old Lodge Skins is een rol van Chief Dan George, de liefste, onschuldigste Indiaan van het witte doek. Hij brak door met deze rol in een film waarin Dustin Hofman de hoofdrol vervulde als Little Big Man. Eerst ga ik iets over Old Lodge Skins vertellen en dan ga ik hem idealiseren, want ik heb iemand nodig die voor mij 'de onschuld' personifieert.
Chief Dan George werd geboren als zoon van een stamhoofd op het Burrard Native American Reserve No. 3 bij Noord Vancouver. Zijn naam was eigenlijk Geswanouth Slahoot, maar dat werd Dan Slaholt. Toen hij vijf was ging hij op een missie internaat en daar veranderde men Slaholt in George. Het spreken van zijn inheemse taal werd ontmoedigd en eigenlijk afgeleerd. Hij werkte als baliekluiver, bouwvakker, en als chauffeur op een schoolbus, totdat hij werd ontdekt als acteur voor de rol als 'indiaan' in een televisieserie.
In 1967 droeg hij op een Canadees Eeuwfeest zijn zeer bekend geworden 'Lament for Confederation' voor in Vancouver. Zijn speech was een roerende en verrassende aanklacht tegen het kolonialisme en de invloed daarvan op de oorspronkelijke bewoners van Amerika en Canada, en was baanbrekend voor verdere activiteiten in Brits Columbia en andere gebieden.
In 1970 werd hij gevraagd voor de rol van Old Lodge Skins in Little Big Man en werd daarmee genomineerd voor Best Supporting Actor. Hij werd een invloedrijk spreker over de rechten van Native Americans en was ook een succesvol dichter met twee dichtbundels op zijn naam. My Heart Soars (1974) en My Spirit Soars (1982). Hij heeft er altijd op aangedrongen de rol van 'goede native American' te mogen spelen.
Het witte doek vertoonde een acteur die zichzelf wilde spelen op een moment dat daar behoefte aan was. Een indiaan, een oorspronkelijke bewoner, die bespiegelend en zachtmoedig het lot van de oorspronkelijke bevolking van Amerika overzag en inzag. Chief Dan George wás Old Lodge Skins. In een film die onveranderlijk door de rednecks revisionistisch en komisch genoemd zou worden, sprak hij met een trage lieve stem over de gruwelijke onrechtvaardigheden die de blanke veroveraars over de 'human beings' hadden gebracht. Want zo noemden de 'natives' zichzelf: 'human beings'. Een dergelijke boodschap kon zelfs in 1970 alleen in een relativistisch humoristische en dromerige sfeer worden verkocht aan het bioscooppubliek. Kritiek op blanken mag wel, af en toe, maar dan wel bedoeld als grapje. Daarom heeft in Nederland de VARA zo'n grote stand ups- stal. Wit Nederland wil graag met de zweep maar het moet een grapje blijven. Door veel bleekgezichten wordt zelfkritiek afgedaan als 'weg met ons' retoriek. Maar als de grote genocides in de geschiedenis van de mensheid niet tot zelfreflectie leiden, zijn we gedoemd ze te herhalen, zoals nu in Palestina gebeurt.
Een korte samenvatting van het verhaal van de film luidt:
Little Big Man is a 1970 American Western film about a caucasian raised by the Cheyenne nation during the 19th century, contrasting the lives of American pioneers and Native Americans throughout the progression of his life, with a largely comic presentation of most of the conflicts and tragedies that arise because of various forms of illusion and hypocrisy.
Zo is het heel wat anders om Old Lodge Skins dromerig te horen zeggen: ' There is an endless supply of white men. There has always been a limited number of human beings'
dan hem de strijdbijl te zien opgraven en hem de eerste de beste witte schedel te zien klieven. De dialogen in de film zijn eenvoudig en spaarzaam. Het beeldmateriaal is indringend en overtuigt nog steeds. Hieronder twee dialogen tussen Chief Dan George en Dustin Hofman. De laatste is Jack Crabb onder de blanken en Little Big Man onder de natives. Heen en weer geslingerd tussen die twee werelden.
Jack Crabb: Well, Grandfather, all the Whites aren't crazy.
Old Lodge Skins: I'm glad to hear that, my son. I thought they were.
JC: Oh, no. I know of one who is as brave as any Human Being.
OLS: I'd like to meet this man and smoke with him. What is he called?
JC: He's called General Custer.
OLS: General Custer. What does the name mean, my son?
JC: Well, it means... 'long hair'.
OLS: Good name. How did he win it?
JC: He won it in the war of the Whites to free the black men.
OLS: Oh, yes. The black white men. I know of them. It is said a black white man once became a Human Being. But mostly they are strange creatures. Not as ugly as the white, true... ... but they're just as crazy. Don't wory, my son. You'll return to the Human Beings.
In 1967 droeg hij op een Canadees Eeuwfeest zijn zeer bekend geworden 'Lament for Confederation' voor in Vancouver. Zijn speech was een roerende en verrassende aanklacht tegen het kolonialisme en de invloed daarvan op de oorspronkelijke bewoners van Amerika en Canada, en was baanbrekend voor verdere activiteiten in Brits Columbia en andere gebieden.
In 1970 werd hij gevraagd voor de rol van Old Lodge Skins in Little Big Man en werd daarmee genomineerd voor Best Supporting Actor. Hij werd een invloedrijk spreker over de rechten van Native Americans en was ook een succesvol dichter met twee dichtbundels op zijn naam. My Heart Soars (1974) en My Spirit Soars (1982). Hij heeft er altijd op aangedrongen de rol van 'goede native American' te mogen spelen.
Het witte doek vertoonde een acteur die zichzelf wilde spelen op een moment dat daar behoefte aan was. Een indiaan, een oorspronkelijke bewoner, die bespiegelend en zachtmoedig het lot van de oorspronkelijke bevolking van Amerika overzag en inzag. Chief Dan George wás Old Lodge Skins. In een film die onveranderlijk door de rednecks revisionistisch en komisch genoemd zou worden, sprak hij met een trage lieve stem over de gruwelijke onrechtvaardigheden die de blanke veroveraars over de 'human beings' hadden gebracht. Want zo noemden de 'natives' zichzelf: 'human beings'. Een dergelijke boodschap kon zelfs in 1970 alleen in een relativistisch humoristische en dromerige sfeer worden verkocht aan het bioscooppubliek. Kritiek op blanken mag wel, af en toe, maar dan wel bedoeld als grapje. Daarom heeft in Nederland de VARA zo'n grote stand ups- stal. Wit Nederland wil graag met de zweep maar het moet een grapje blijven. Door veel bleekgezichten wordt zelfkritiek afgedaan als 'weg met ons' retoriek. Maar als de grote genocides in de geschiedenis van de mensheid niet tot zelfreflectie leiden, zijn we gedoemd ze te herhalen, zoals nu in Palestina gebeurt.
Een korte samenvatting van het verhaal van de film luidt:
Little Big Man is a 1970 American Western film about a caucasian raised by the Cheyenne nation during the 19th century, contrasting the lives of American pioneers and Native Americans throughout the progression of his life, with a largely comic presentation of most of the conflicts and tragedies that arise because of various forms of illusion and hypocrisy.
Zo is het heel wat anders om Old Lodge Skins dromerig te horen zeggen: ' There is an endless supply of white men. There has always been a limited number of human beings'
dan hem de strijdbijl te zien opgraven en hem de eerste de beste witte schedel te zien klieven. De dialogen in de film zijn eenvoudig en spaarzaam. Het beeldmateriaal is indringend en overtuigt nog steeds. Hieronder twee dialogen tussen Chief Dan George en Dustin Hofman. De laatste is Jack Crabb onder de blanken en Little Big Man onder de natives. Heen en weer geslingerd tussen die twee werelden.
Jack Crabb: Well, Grandfather, all the Whites aren't crazy.
Old Lodge Skins: I'm glad to hear that, my son. I thought they were.
JC: Oh, no. I know of one who is as brave as any Human Being.
OLS: I'd like to meet this man and smoke with him. What is he called?
JC: He's called General Custer.
OLS: General Custer. What does the name mean, my son?
JC: Well, it means... 'long hair'.
OLS: Good name. How did he win it?
JC: He won it in the war of the Whites to free the black men.
OLS: Oh, yes. The black white men. I know of them. It is said a black white man once became a Human Being. But mostly they are strange creatures. Not as ugly as the white, true... ... but they're just as crazy. Don't wory, my son. You'll return to the Human Beings.
View of Chimney Rock, Ogalillalh Sioux Village in Foreground — by Albert Bierstadt; 1860. Present day Chimney Rock National Historic Site.
Chief Dan George's Prayer
O Great Spirit!
Whose voice I hear in the wind,
whose breath gives life to the world ... hear me.
I come to you as one of your many children ...
I am small and weak, I need your strength and your wisdom.
May I walk in beauty.
Make my eyes ever behold the red and purple sunset,
make my hands respect the things that you have made,
and my ears sharp to hear your voice.
Make me wise,
so that I may know the things You have taught your children
in every leaf and rock.
Make me strong,
not to be suspect to my brothers
but to be able to fight my greatest enemy ... myself.
Make me ever ready to come to You with straight eyes,
so, that when life fades, as the faded sunset,
my spirit will come to You without shame.
Aangeraakt door de hoogste vereniging
wordt de mond zwijgzaam,
de ogen zien en bereiken het onzichtbare,
het oor luistert en vat het onhoorbare,
als je in haar opgaat word je zelf onuitputtelijk.. Walter Soethoudt, Antwerpen, 1975
If you talk to the animals they will talk with you
and you will know each other. If you do not talk to them
you will not know them, and what you do not know
you will fear. What one fears one destroys.
The time will soon be here when my grandchild will long for the cry of a loon, the flash of a salmon, the whisper of spruce needles, or the screech of an eagle. But he will not make friends with any of these creatures and when his heart aches with longing he will curse me. Have I done all to keep the air fresh? Have I cared enough about the water? Have I left the eagle to soar in freedom? Have I done everything I could to earn my grandchild's fondness?
Where no one intrudes, many can live in harmony.
We have taken so much from your culture, I wish you had taken something from ours...For there were some beautiful and good things within it. Perhaps now that the time has come, We are fearful that what you take will be lost....
I shall grab the instruments of the white man's success: His education, his skills, and society.
-Chief Dan George-(1899 - 1981)
O Great Spirit!
Whose voice I hear in the wind,
whose breath gives life to the world ... hear me.
I come to you as one of your many children ...
I am small and weak, I need your strength and your wisdom.
May I walk in beauty.
Make my eyes ever behold the red and purple sunset,
make my hands respect the things that you have made,
and my ears sharp to hear your voice.
Make me wise,
so that I may know the things You have taught your children
in every leaf and rock.
Make me strong,
not to be suspect to my brothers
but to be able to fight my greatest enemy ... myself.
Make me ever ready to come to You with straight eyes,
so, that when life fades, as the faded sunset,
my spirit will come to You without shame.
Aangeraakt door de hoogste vereniging
wordt de mond zwijgzaam,
de ogen zien en bereiken het onzichtbare,
het oor luistert en vat het onhoorbare,
als je in haar opgaat word je zelf onuitputtelijk.. Walter Soethoudt, Antwerpen, 1975
If you talk to the animals they will talk with you
and you will know each other. If you do not talk to them
you will not know them, and what you do not know
you will fear. What one fears one destroys.
The time will soon be here when my grandchild will long for the cry of a loon, the flash of a salmon, the whisper of spruce needles, or the screech of an eagle. But he will not make friends with any of these creatures and when his heart aches with longing he will curse me. Have I done all to keep the air fresh? Have I cared enough about the water? Have I left the eagle to soar in freedom? Have I done everything I could to earn my grandchild's fondness?
Where no one intrudes, many can live in harmony.
We have taken so much from your culture, I wish you had taken something from ours...For there were some beautiful and good things within it. Perhaps now that the time has come, We are fearful that what you take will be lost....
I shall grab the instruments of the white man's success: His education, his skills, and society.
-Chief Dan George-(1899 - 1981)
Natuurlijk gaan we het leven van Chief Dan George nog verrijken met bewijsmateriaal voor zijn onschuld. Niet dat we zijn onschuld willen 'bewijzen'. De onschuld die hier wordt bedoeld valt niet te bewijzen. Onschuld gaat niet over een toestand waarin je niets hebt gedaan dat niet mag. Want wie bepaalt dat? En volgens welke ethiek is iets goed of kwaad? Kunnen we die tegenstellingen in harmonie brengen? Want we hebben het over onschuld zoals in de staat waarin men nog geen besef heeft van goed of kwaad. Om over die boom nog te zwijgen.. Want in veel wijsheid ligt veel verdriet en als iemand kennis vermeerdert, vermeerdert hij smart..
(Pred. 1:18).
Onschuld gaat dus niet over niet schuldig, of zonder schuld zijn, of niets op je geweten hebben. Of dat laatste eigenlijk ook weer wel.. We hebben geen advocaat nodig om onschuld te bewijzen. Hoewel ik erg op die advokaat begin te lijken.. In mijn onschuld dacht ik ... over onschuld te gaan schrijven - omdat ik er niet voldoende van wist. Maar we hebben het meer over eenvoud, reinheid, argeloosheid, naïveteit, ongekunsteldheid, onbedorvenheid, innocentie.
(Pred. 1:18).
Onschuld gaat dus niet over niet schuldig, of zonder schuld zijn, of niets op je geweten hebben. Of dat laatste eigenlijk ook weer wel.. We hebben geen advocaat nodig om onschuld te bewijzen. Hoewel ik erg op die advokaat begin te lijken.. In mijn onschuld dacht ik ... over onschuld te gaan schrijven - omdat ik er niet voldoende van wist. Maar we hebben het meer over eenvoud, reinheid, argeloosheid, naïveteit, ongekunsteldheid, onbedorvenheid, innocentie.
Maar nu gaan we door met de tweede etappe van de reis naar de onschuld.
Tuiavii
De tweede tekst van de onschuld begint in het paradijs van Samoa. De naam alleen al! Geluid van de golven van de oceaan. Tuiavii is een opperhoofd van een stam op Samoa en hij heeft het in zijn redevoeringen over een mensensoort die voor hem exotisch is. De Papalagi. Een Indonesiër zegt Blanda. Een Surinamer zegt Bakra. Hij zegt Papalagi. The white Caucasian male.. U weet wel die mensensoort die zich de maatstaf van het heelal denkt te weten.
Hieronder een voorproefje van een van de wijze lessen van Tuiavii over bezit.
DE PAPALAGI ZIJN ARM
DOOR HUN VELE DINGEN
Ook daaraan kunt ge de Papalagi kennen, dat hij ons wijs wil maken, dat we arm en misdeeld zijn en zijn hulp en medelijden nodig hebben, we geen dingen bezitten.
Laat ik u mogen duidelijk maken, lieve broeders van de vele eilanden, wat dat is, een ding.
De kokosnoot is een ding, de vliegenmepper, het lendeschort, de schelp, de vingerring, de eetschaal, het hoofdsiersel, dat alles zijn dingen. Maar er zijn tweeërlei soort van dingen. Er zijn dingen die de grote Geest maakt zonder dat wij het zien en waarvoor wij mensenkinderen ons generlei moeite en arbeid behoeven te getroosten, zoals de kokosnoot, de schelp, de banaan en er zijn dingen, die de mensen maken, die veel werk en moeite kosten, zoals de vingerring, de vliegenmepper en de eetschaar De alii menen nu, dat wij gebrek hebben aan de dingen, die zij zelf met hun handen maken, want, nietwaar, de dingen die de grote Geest maakt kan hij onmogelijk menen. Immers, wie is rijker en wie bezit meer dingen van de grote Geest dan juist wij? Werpt uw ogen in het rond, tot aan de verste verten, waar op de rand der aarde het grote blauwe gewelf rust. Alles is vol grote dingen : het oerwoud met zijn wilde duiven, kolibries en papegaaien, de lagunen met hun zeeaugurken, schelpen en waterdieren, het zand met zijn stralend gezicht en zijn zachte vel van zand, het grote water, dat toornen kan als een krijgsman en lieflijk lachen als een taopou, het grote blauwe gewelf, dat ieder uur weer anders is en grote bloemen draagt, die ons goud en zilver schenken als licht. -
Waarom zouden wij zo dwaas zijn nog vele dingen te maken, nu we reeds zoveel verheven dingen bezitten, die de grote Geest zelf ons geschonken heeft? We kunnen zijn werk toch nimmer evenaren want onze geest is klein en zwak en de macht van de grote Geest is groot, onze hand is zwak vergeleken bij zijn machtige grote handen. Alles wat wij maken kunnen is gering en de moeite niet waard, dat wij erover spreken. We kunnen onze arm verlengen door een stok en de holte van onze hand met een tanoa (24) , maar nog geen bewoner van de Samoa-eilanden en geen Papalagi is erin geslaagd een palmboom te maken of een kavastruik.
Nu menen de Papalagi, dat ze tot veel in staat zijn, dat ze even sterk zijn als de grote Geest. En daarom doen duizenden en duizenden handen van zonsopgang tot zonsondergang niets anders dan dingen maken. Mensendingen, waarvan wij niet weten, waarvoor ze dienen en waarvan wij de schoonheid niet vatten. En de Papalagi vinden steeds meer en steeds nieuwe dingen uit. Hun handen gloeien, hun gelaat wordt asgrauw en hun rug is gebogen ; maar toch stralen ze van geluk, wanneer ze erin geslaagd zijn weer een nieuw ding te maken. En onmiddellijk willen alle mensen zo'n nieuw ding hebben ; ze zetten het voor zich, ze aanbidden het en bezingen het in hun taal.
0, broeders, schenk mij geloof, want ik heb de gedachten van de Papalagi doorschouwd en heb hun gezien, alsof hij belicht werd door de middag zon. Omdat hij de dingen van de grote Geest vernielt, overal waar hij
komt, wil hij wat hij doodt, zelf weer levend maken door eigen kracht, en dan probeert hij te geloven, dat hij zelf de grote Geest is, omdat hij zoveel dingen maakt. Broeders, denkt u eens in, dat op dit ogenblik een storm kwam en het oerwoud en de bergen meesleurde met alle bladeren en bomen en die ook alle schelpen en schaaldieren met zich nam uit de lagunen en er zelfs geen lübisbloem meer overbleef waarmee onze meisjes zich het haar konden tooien - als alles wat we om ons heen zien plotseling verdwenen was, zodat er niets meer over was als het zand en de aarde geworden was als een vlakke hand of als een heuvel, waarover de gloeiende lava is gevloeid, dan zouden wij weeklagen om de palm, de schelp en het oerwoud, om alles. Waar de vele hutten der Papalagi staan, de vele hutten die ze stad noemen, daar is het land zo kaal als een vlakke hand en daardoor zijn de Papalagi ook verward geworden in het hoofd en spelen ze dat ze de grote Geest zijn, om het vele, dat ze verloren hebben, te vergeten. Omdat ze zo arm zijn en hun land zo treurig geworden is, grijpen ze naar dingen, zoals een dwaas dorre bladeren verzamelt en zijn hut daarmee vult tot er bijna geen plekje meer vrij blijft. Daarom benijdt hij ons en hoopt ons even arm te maken als hij zelf is.
Nabeschouwing over de film Little Big Man en de redevoeringen van Tuiavii
De natuurlijke mens
De eerste man die een stuk land omheinde zei "dit is van mij" en vond anderen naïef genoeg om hem te geloven. Deze man was de ware stichter van de burgermaatschappij. Van hoeveel oorlogen, misdaden en moorden, van hoeveel ellende en armoede zou men niet verlost gebleven zijn wanneer iemand de stokken uit de grond getrokken had, de kuilen gevuld had en naar zijn mannen geroepen had: pas op voor deze ellendeling; het zal je einde betekenen als je vergeet dat de vruchten van de aarde van ons allen zijn, en de aarde van niemand. (Jean Jacques Rousseau (Genève, 28 juni 1712 - Ermenonville, 2 juli 1778) in Discours sur l'origine et les fondements de l'inégalité parmi les hommes).
Zoals veel andere filosofen uit die tijd zag Rousseau een hypothetische natuurtoestand als een normatieve gids. Hij bekritiseerde Thomas Hobbes omdat deze beweerde dat aangezien de mens in de natuurtoestand geen idee van goed had, hij van nature kwaadaardig moest zijn.
Rousseau ging ervan uit dat het stadium van de menselijke ontwikkeling, die geassocieerd werd met primitieve stammen, de beste was en het meest optimaal voor de menselijke ontwikkeling, dat wil zeggen tussen het iets minder perfecte van wilde dieren aan de ene en de decadente maatschappij aan de andere kant. Niets is zo goed voor de mens in dit primitieve stadium van ontwikkeling, wanneer hij op gelijke afstand staat tussen de stompzinnigheid van de bruten en de fatale aantrekkingskracht van de ontwikkelde mens.Discours, deel 2, bladzijde 64 van Jean-Jacques Rousseau: The Basic Political Writings. Hackett Publishing Company).
Rousseau schreef: Hoewel het natuurlijk medelijden al wat verandering had ondergaan moet deze periode in de ontwikkeling van de mens, in een tussenpositie tussen de onverschilligheid van de primitieve staat en de gevaarlijke activiteit van ons egocentrisme, de gelukkigste en meest duurzame zijn geweest. Hoe meer men er over nadenkt, des te meer ziet men dat deze staat het beste was voor de mens en dat hij het slechts verlaten heeft omdat een fatale kans zich voordeed, wat beter nooit had kunnen gebeuren. Het voorbeeld van primitieve stammen, die vrijwel allen in deze staat leven, lijkt te bevestigen dat het menselijk ras was voorbestemd voor altijd in deze staat te blijven. Dat deze staat de jeugd van de wereld vertegenwoordigt; en dat alle daarop gevolgde vooruitgang de mensheid hebben geperfectioneerd en naar het verval van de soort hebben geleid. (Discourse (1754), Deel 2, p. 65 of Jean-Jacques Rousseau: The Basic Political Writings. Hackett Publishing Company).
De mens wordt vrij geboren, en overal is hij in de boeien
Rousseau geloofde dat het stadium van de primitieve mens niet het eerste was maar het derde. Hij geloofde dat het derde primitieve stadium van de menselijke samenleving een optimale was, tussen het extreme van bruut dier zijn en dierachtige aapmensen aan de ene kant en de extreme decadentie en civilisatie aan de andere kant. Hierdoor dachten critici onterecht dat Rousseau het idee van de "nobele wilde" had bedacht. Bekend is het voorbeeld van Marc Lescarbot in de Franse literatuur van een uitdrukking waarin wild en nobel geassocieerd worden. Dat was in zijn Histoire de la Nouvelle France (1609). In het hoofdstuk "Sauvages sont vrayement nobles", heeft Lescarbot het over diegenen die hij wilden noemt: "...revenons à notre Nouvelle-France, ou les hommes sont plus humains et ne vivent que de ce que Dieu a donné à l'homme, sans devorer leurs semblables. Aussi faut-il dire d'eux qu'ils sont vrayment Nobles..." (Bladzijde 786, Histoire de la Nouvelle France). Sommige schrijvers gebruiken de term nobele wilde nog steeds om rassenverhoudingen in Nieuw-Frankrijk te beschrijven, zoals 'The Libertine Colony 'door Doris Garraway, There are No Slaves in France door Sue Peabody, The Avengers of the New World door Laurent Dubois, en The French Atlantic Triangle door Christopher Miller; voor informatie over de relatie tussen de Franse en Engelse koloniale context zie Sentimental Figures of Empire door Lynn Festa.
Arthur Lovejoy toonde aan dat dit een verkeerde interpretatie van de filosofie van Rousseau is. Mario Einaudi heeft het over "de cruciale rol van Arthur Lovejoy's in het ontkrachten van de mythe die gedurende de achttiende eeuw werd gecultiveerd door veel filosofen, zie Mario Einaudi, The Early Rousseau (Cornell University Press, 1967), n. p. 5. Voor een geschiedenis hoe de frase geassocieerd werd met Rousseau, zie Ter Ellingson's, The Myth of the Noble Savage (Berkley, CA: University of California Press, 2001).
De uitdrukking nobele wilde werd voor het eerst in 1672 gebruikt door de Engelse dichter John Dryden in zijn toneelstuk The Conquest of Granada. Peter Gay: "As far as the noble savage is concerned, that phrase is from Dryden and does not appear in Rousseau’s writings. In the years I taught the history of political theory at Columbia to a sizable class of undergraduates, I would offer students a hundred dollars if they could find 'Noble Savage' anywhere in Rousseau. I never had to pay up'", Peter Gay, "Breeding is Fundamental", Book Forum, (April/May, 2009.
Rousseau schreef dat de moraliteit geen sociale uitvinding was maar eerder natuurlijk, een uitvloeisel van de instinctieve afkeer om lijden aan te zien, waaruit weer gevoelens van medeleven of empathie voortkwamen. Dit waren gevoelens die gedeeld werden met dieren, en wiens voorkomen zelfs door Hobbes werd erkend.[53] In tegenstelling wat veel van zijn aanhangers hebben beweerd, heeft Rousseau nooit gesuggereerd dat mensen in hun natuurlijke staat moreel handelen. Termen als rechtvaardigheid en kwaadaardigheid zijn onverenigbaar met de voor-politieke maatschappij, zoals Rousseau die zag. Morele waarden, waaronder altruïsme, kunnen alleen ontstaan bij zorgvuldige opvoeding in een burgermaatschappij. Mensen in een natuurlijke staat kunnen handelen met alle willekeur van een wild dier. Zij zijn slechts goed in een negatieve zin, als ze zelfvoorzienend zijn en aldus niet beïnvloed door de waarden van een burgermaatschappij. Feitelijk was de natuurlijke man van Rousseau te vergelijken met een solitair levende chimpansee of andere aap, zoals de orang-oetan, als beschreven door De Buffon. De natuurlijke goedheid van de mens is dus de goedheid van een dier, die niet goed of slecht is. Rousseau betoogde dat, uitgezonderd enige korte momenten van reflectie, de menselijke samenleving altijd kunstmatig was geweest, en er steeds weer ongelijkheid, jaloezie en onnatuurlijke verlangens ontstonden.
Rousseau keerde zich in bijna al zijn werk tegen de cultuur van zijn tijd met haar rationalistische pretenties en optimistische verwachtingen. Zijn doel was om "het authentieke zelf te vinden, dat schuilging onder de lagen van het rollenspel".
Rousseau schreef: "Zich vervreemd voelen van de wereld was de waarheid kennen en het zijn de sociaal aangepasten die een niet-authentiek leven leiden". Rousseau was van mening dat we alleen trouw kunnen zijn aan ons eigen authentieke wezen als we respect hebben voor de natuur, maar de prijs was eenzaamheid.
Zijn invloed op het latere politieke, psychologische en pedagogische denken is onmetelijk geweest en houdt nog steeds aan. Claude Lévi-Strauss noemde hem de grondlegger van de menswetenschappen.
Uiteindelijk trok Rousseau zich als een kluizenaar terug en richtte zijn aandacht op de onbedorven mens en ongerepte natuur. Hij nam steeds meer afstand van zijn rationele en atheïstische vrienden en keerde zich tenslotte in zijn geheel van hen af.
De eerste man die een stuk land omheinde zei "dit is van mij" en vond anderen naïef genoeg om hem te geloven. Deze man was de ware stichter van de burgermaatschappij. Van hoeveel oorlogen, misdaden en moorden, van hoeveel ellende en armoede zou men niet verlost gebleven zijn wanneer iemand de stokken uit de grond getrokken had, de kuilen gevuld had en naar zijn mannen geroepen had: pas op voor deze ellendeling; het zal je einde betekenen als je vergeet dat de vruchten van de aarde van ons allen zijn, en de aarde van niemand. (Jean Jacques Rousseau (Genève, 28 juni 1712 - Ermenonville, 2 juli 1778) in Discours sur l'origine et les fondements de l'inégalité parmi les hommes).
Zoals veel andere filosofen uit die tijd zag Rousseau een hypothetische natuurtoestand als een normatieve gids. Hij bekritiseerde Thomas Hobbes omdat deze beweerde dat aangezien de mens in de natuurtoestand geen idee van goed had, hij van nature kwaadaardig moest zijn.
Rousseau ging ervan uit dat het stadium van de menselijke ontwikkeling, die geassocieerd werd met primitieve stammen, de beste was en het meest optimaal voor de menselijke ontwikkeling, dat wil zeggen tussen het iets minder perfecte van wilde dieren aan de ene en de decadente maatschappij aan de andere kant. Niets is zo goed voor de mens in dit primitieve stadium van ontwikkeling, wanneer hij op gelijke afstand staat tussen de stompzinnigheid van de bruten en de fatale aantrekkingskracht van de ontwikkelde mens.Discours, deel 2, bladzijde 64 van Jean-Jacques Rousseau: The Basic Political Writings. Hackett Publishing Company).
Rousseau schreef: Hoewel het natuurlijk medelijden al wat verandering had ondergaan moet deze periode in de ontwikkeling van de mens, in een tussenpositie tussen de onverschilligheid van de primitieve staat en de gevaarlijke activiteit van ons egocentrisme, de gelukkigste en meest duurzame zijn geweest. Hoe meer men er over nadenkt, des te meer ziet men dat deze staat het beste was voor de mens en dat hij het slechts verlaten heeft omdat een fatale kans zich voordeed, wat beter nooit had kunnen gebeuren. Het voorbeeld van primitieve stammen, die vrijwel allen in deze staat leven, lijkt te bevestigen dat het menselijk ras was voorbestemd voor altijd in deze staat te blijven. Dat deze staat de jeugd van de wereld vertegenwoordigt; en dat alle daarop gevolgde vooruitgang de mensheid hebben geperfectioneerd en naar het verval van de soort hebben geleid. (Discourse (1754), Deel 2, p. 65 of Jean-Jacques Rousseau: The Basic Political Writings. Hackett Publishing Company).
De mens wordt vrij geboren, en overal is hij in de boeien
Rousseau geloofde dat het stadium van de primitieve mens niet het eerste was maar het derde. Hij geloofde dat het derde primitieve stadium van de menselijke samenleving een optimale was, tussen het extreme van bruut dier zijn en dierachtige aapmensen aan de ene kant en de extreme decadentie en civilisatie aan de andere kant. Hierdoor dachten critici onterecht dat Rousseau het idee van de "nobele wilde" had bedacht. Bekend is het voorbeeld van Marc Lescarbot in de Franse literatuur van een uitdrukking waarin wild en nobel geassocieerd worden. Dat was in zijn Histoire de la Nouvelle France (1609). In het hoofdstuk "Sauvages sont vrayement nobles", heeft Lescarbot het over diegenen die hij wilden noemt: "...revenons à notre Nouvelle-France, ou les hommes sont plus humains et ne vivent que de ce que Dieu a donné à l'homme, sans devorer leurs semblables. Aussi faut-il dire d'eux qu'ils sont vrayment Nobles..." (Bladzijde 786, Histoire de la Nouvelle France). Sommige schrijvers gebruiken de term nobele wilde nog steeds om rassenverhoudingen in Nieuw-Frankrijk te beschrijven, zoals 'The Libertine Colony 'door Doris Garraway, There are No Slaves in France door Sue Peabody, The Avengers of the New World door Laurent Dubois, en The French Atlantic Triangle door Christopher Miller; voor informatie over de relatie tussen de Franse en Engelse koloniale context zie Sentimental Figures of Empire door Lynn Festa.
Arthur Lovejoy toonde aan dat dit een verkeerde interpretatie van de filosofie van Rousseau is. Mario Einaudi heeft het over "de cruciale rol van Arthur Lovejoy's in het ontkrachten van de mythe die gedurende de achttiende eeuw werd gecultiveerd door veel filosofen, zie Mario Einaudi, The Early Rousseau (Cornell University Press, 1967), n. p. 5. Voor een geschiedenis hoe de frase geassocieerd werd met Rousseau, zie Ter Ellingson's, The Myth of the Noble Savage (Berkley, CA: University of California Press, 2001).
De uitdrukking nobele wilde werd voor het eerst in 1672 gebruikt door de Engelse dichter John Dryden in zijn toneelstuk The Conquest of Granada. Peter Gay: "As far as the noble savage is concerned, that phrase is from Dryden and does not appear in Rousseau’s writings. In the years I taught the history of political theory at Columbia to a sizable class of undergraduates, I would offer students a hundred dollars if they could find 'Noble Savage' anywhere in Rousseau. I never had to pay up'", Peter Gay, "Breeding is Fundamental", Book Forum, (April/May, 2009.
Rousseau schreef dat de moraliteit geen sociale uitvinding was maar eerder natuurlijk, een uitvloeisel van de instinctieve afkeer om lijden aan te zien, waaruit weer gevoelens van medeleven of empathie voortkwamen. Dit waren gevoelens die gedeeld werden met dieren, en wiens voorkomen zelfs door Hobbes werd erkend.[53] In tegenstelling wat veel van zijn aanhangers hebben beweerd, heeft Rousseau nooit gesuggereerd dat mensen in hun natuurlijke staat moreel handelen. Termen als rechtvaardigheid en kwaadaardigheid zijn onverenigbaar met de voor-politieke maatschappij, zoals Rousseau die zag. Morele waarden, waaronder altruïsme, kunnen alleen ontstaan bij zorgvuldige opvoeding in een burgermaatschappij. Mensen in een natuurlijke staat kunnen handelen met alle willekeur van een wild dier. Zij zijn slechts goed in een negatieve zin, als ze zelfvoorzienend zijn en aldus niet beïnvloed door de waarden van een burgermaatschappij. Feitelijk was de natuurlijke man van Rousseau te vergelijken met een solitair levende chimpansee of andere aap, zoals de orang-oetan, als beschreven door De Buffon. De natuurlijke goedheid van de mens is dus de goedheid van een dier, die niet goed of slecht is. Rousseau betoogde dat, uitgezonderd enige korte momenten van reflectie, de menselijke samenleving altijd kunstmatig was geweest, en er steeds weer ongelijkheid, jaloezie en onnatuurlijke verlangens ontstonden.
Rousseau keerde zich in bijna al zijn werk tegen de cultuur van zijn tijd met haar rationalistische pretenties en optimistische verwachtingen. Zijn doel was om "het authentieke zelf te vinden, dat schuilging onder de lagen van het rollenspel".
Rousseau schreef: "Zich vervreemd voelen van de wereld was de waarheid kennen en het zijn de sociaal aangepasten die een niet-authentiek leven leiden". Rousseau was van mening dat we alleen trouw kunnen zijn aan ons eigen authentieke wezen als we respect hebben voor de natuur, maar de prijs was eenzaamheid.
Zijn invloed op het latere politieke, psychologische en pedagogische denken is onmetelijk geweest en houdt nog steeds aan. Claude Lévi-Strauss noemde hem de grondlegger van de menswetenschappen.
Uiteindelijk trok Rousseau zich als een kluizenaar terug en richtte zijn aandacht op de onbedorven mens en ongerepte natuur. Hij nam steeds meer afstand van zijn rationele en atheïstische vrienden en keerde zich tenslotte in zijn geheel van hen af.
Utopia
Thomas More (1478-1535) fantaseerde uit onvrede met zijn eigen land over een heilstaat, Utopia (De Optimo Rei publicae Statu deque Nova Insula Utopia). Maar het kan ook zijn dat hij had bedacht dat het de enige oplossing voor zijn eigen UK eiland was om Utopia te worden. Werd gepubliceerd in 1516 .
De naam Utopia is waarschijnlijk afgeleid van de Griekse woorden ou (“niet”) en topos (“plaats”) en betekent dus zoiets als “Nergensland”. Ook kan het zijn afgeleid van eu-topia, wat 'goede plaats' betekent. Wellicht is dit een woordgrap verzonnen door vriend en medehumanist Erasmus.
Het boek was dermate populair dat er een nieuw literair genre uit ontstond, de utopische roman.
Het boek Utopia beschrijft de samenleving op het fictieve eiland Utopia en de politieke, sociale en religieuze gebruiken van de eilandbewoners. Armoede, sociale onrust, corrupte rechtspraak en falende politiek zijn op het eiland Utopia niet aan de orde. De kloof tussen arm en rijk bestaat niet, iedereen werkt en beschikt over alles wat hij nodig heeft. Geld speelt geen rol en evenmin is er sprake van de eeuwige misdragingen die met geld gepaard gaan.
Het boek is geschreven in de vorm van een gesprek tussen Pieter Gillis, Raphael Hythlodaeus en Thomas More zelf. Raphael Hythlodaeus, een filosoof en wereldreiziger, geeft een beschrijving van zijn bezoek aan het eiland Utopia. Volgens Hythlodaeus is Utopia de beste samenleving ter wereld, omdat er geen privébezit bestaat. Hierdoor richt iedereen zich op publieke belangen, in plaats van eigenbelang. Ook de naam Raphael Hythlodaeus heeft een dubbele lading. De naam betekent 'Boodschapper van de heer' (Raphael) 'verkoper van onzin' (Hythlodaeus). Door de dubbele ladingen in het woordgebruik toont More dat zijn werk is bedoeld voor (mede)humanisten. Hoewel More het rationele Utopia gebruikte om kritiek te leveren op het Europa van zijn tijd, moet Utopia niet gezien worden als Mores eigen visie op de perfecte samenleving. Sommige gebruiken in Utopia, zoals euthanasie, echtscheidingen en vrouwelijke priesters, staan namelijk lijnrecht tegenover Mores vrome katholieke idealen.
Het bestaat uit 2 boeken en het eerste boek is een kritiek. Het beschrijft het Engelse leven aan het begin van de zestiende eeuw. Tirannie en corruptie tieren welig. De kern van alle kwaad is het misbruik van privébezit van land, dat leidt tot uitbuiting door grootgrondbezitters van de massa arme mensen, hetgeen weer tot toenemende criminaliteit leidt. In het tweede boek wordt het tegenovergestelde tafereel uitgebeeld. Er is een ideaal, denkbeeldig eiland. Overheersing en luxe zijn afgeschaft, privébezit van land is er niet.
More schetst alle ernstige misstanden van zijn tijd, de religieuze, sociale en politieke, en op een filosofische manier overweegt hij een oplossing. Hij doet dat op een manier waarin hij zijn tijdgenoten ver vooruit was. De oplossing voor het toenemend aantal criminelen is om ze van het eiland te transporteren. Waar naartoe? Nou precies wat Engeland heeft gedaan: naar Amerika. Vandaar de vreemde variatie op beschaafd Engels die Amerikaans heet en daarom ook heeft iedereen 'a gun' in de Verenigde Staten.
Thomas More vat zijn boek Utopia als volgt samen:
Het eiland heeft een verscheidenheid van godsdiensten. Niet alleen van streek tot streek lopen die uiteen, maar zelfs binnen het bestek van één stad: er zijn Utopiërs die de zon, anderen die de maan of een der planeten als godheid aanbidden. Er zijn er ook die een mens uit oude tijden, iemand die uitzonderlijk goed of uitzonderlijk beroemd is geweest, als een godheid vereren, zelfs wel als de hoogste god. Maar de grote meerderheid is daar veel te verstandig voor, en gelooft aan geen van deze goden, maar aan één goddelijk wezen, verborgen, eeuwig, onmetelijk, ondoorgrondelijk, dat op een wijze die boven het menselijk begrip gaat, de ganse wereld doordringt.
Trouwens ook alle anderen, hoewel zeer divers van geloof, stemmen op dit punt overeen, dat zij één godheid als de hoogste beschouwen, de werkmeester en bestierder van het heelal; hem duiden zij allen gelijkelijk in hun landstaal aan als Mithra. Het verschil is, dat de ene deze, de andere die godheid voor Mithra houdt.
Mithra was een belangrijke god van de Iraanse en Indische volkeren in de oudheid en een goddelijk figuur in het pantheon van het latere Zoroastrisme in het Perzische Rijk. Hij stond ook bekend als Mitra, Meitros, Mihr, Mehr of Meher.
Hij was de Perzische god van de zon en van het goede. In het Zoroastrisme werd Mithra gezien als yazata (een soort engel) geschapen door de god Ahura Mazda. In de latere Perzische cultuur werd hij gezien als reïncarnatie van Ahura Mazda. De Vedische godheid Mitra was gebaseerd op Mithra of andersom. Ook de Romeinse god Mithras was mogelijk gebaseerd op Mithra.
Een van de gedachtenprocessen die Utopia op gang brengt tijdens het lezen is de voortdurende vergelijking. Dat wat ik lees vergelijk ik bijvoorbeeld met de in de huidige realiteit tot dystopie verworden utopie van de ideale islamitische samenleving: 'De blauwdruk van Medina'. Inderdaad: islamitische politieke idealen gedijen het best onder een seculiere paraplu. Hoogstens een CDA van maken, nooit meer dan een ethische corrigerende factor! Nooit het koord tussen revolutionair geloof en utopische onschuld doorsnijden! Mijn wens om een parallelstudie over de islamutopie te schrijven wordt steeds sterker.
Achterhuis over Utopia: De erfenis van de Utopie (1998)
De redenering van Achterhuis: 'als mensen van nature al goed waren of het op een eenvoudige manier kunnen worden, is paradoxalerwijze de utopie als maatschappelijk ontwerp niet meer nodig', lijkt mij volledig op het individu gericht, terwijl de utopische gedachte per definitie gaat over de inwerking van mensen op elkaar, individu-samenleving en de verhouding collectief-individueel.
De vraag naar de verhouding individu-samenleving in de utopische maatschappij; alleen radertje of ook persoonlijke ontwikkeling, kent het individu vrijheid, inspraak, etc., bevraagt Achterhuis niet met eigen analyse of visie, maar door middel van die van anderen. Hij laat bijvoorbeeld de dystopieën antwoord geven. Het is verleidelijk om de bestaande wapenhandel en structureel geweld af te zetten tegen een utopische toekomst waarin geweld totaal afwezig zal zijn. De vraag is natuurlijk of dat ook onze volledige afwezigheid noodzakelijk maakt.
Thomas More (1478-1535) fantaseerde uit onvrede met zijn eigen land over een heilstaat, Utopia (De Optimo Rei publicae Statu deque Nova Insula Utopia). Maar het kan ook zijn dat hij had bedacht dat het de enige oplossing voor zijn eigen UK eiland was om Utopia te worden. Werd gepubliceerd in 1516 .
De naam Utopia is waarschijnlijk afgeleid van de Griekse woorden ou (“niet”) en topos (“plaats”) en betekent dus zoiets als “Nergensland”. Ook kan het zijn afgeleid van eu-topia, wat 'goede plaats' betekent. Wellicht is dit een woordgrap verzonnen door vriend en medehumanist Erasmus.
Het boek was dermate populair dat er een nieuw literair genre uit ontstond, de utopische roman.
Het boek Utopia beschrijft de samenleving op het fictieve eiland Utopia en de politieke, sociale en religieuze gebruiken van de eilandbewoners. Armoede, sociale onrust, corrupte rechtspraak en falende politiek zijn op het eiland Utopia niet aan de orde. De kloof tussen arm en rijk bestaat niet, iedereen werkt en beschikt over alles wat hij nodig heeft. Geld speelt geen rol en evenmin is er sprake van de eeuwige misdragingen die met geld gepaard gaan.
Het boek is geschreven in de vorm van een gesprek tussen Pieter Gillis, Raphael Hythlodaeus en Thomas More zelf. Raphael Hythlodaeus, een filosoof en wereldreiziger, geeft een beschrijving van zijn bezoek aan het eiland Utopia. Volgens Hythlodaeus is Utopia de beste samenleving ter wereld, omdat er geen privébezit bestaat. Hierdoor richt iedereen zich op publieke belangen, in plaats van eigenbelang. Ook de naam Raphael Hythlodaeus heeft een dubbele lading. De naam betekent 'Boodschapper van de heer' (Raphael) 'verkoper van onzin' (Hythlodaeus). Door de dubbele ladingen in het woordgebruik toont More dat zijn werk is bedoeld voor (mede)humanisten. Hoewel More het rationele Utopia gebruikte om kritiek te leveren op het Europa van zijn tijd, moet Utopia niet gezien worden als Mores eigen visie op de perfecte samenleving. Sommige gebruiken in Utopia, zoals euthanasie, echtscheidingen en vrouwelijke priesters, staan namelijk lijnrecht tegenover Mores vrome katholieke idealen.
Het bestaat uit 2 boeken en het eerste boek is een kritiek. Het beschrijft het Engelse leven aan het begin van de zestiende eeuw. Tirannie en corruptie tieren welig. De kern van alle kwaad is het misbruik van privébezit van land, dat leidt tot uitbuiting door grootgrondbezitters van de massa arme mensen, hetgeen weer tot toenemende criminaliteit leidt. In het tweede boek wordt het tegenovergestelde tafereel uitgebeeld. Er is een ideaal, denkbeeldig eiland. Overheersing en luxe zijn afgeschaft, privébezit van land is er niet.
More schetst alle ernstige misstanden van zijn tijd, de religieuze, sociale en politieke, en op een filosofische manier overweegt hij een oplossing. Hij doet dat op een manier waarin hij zijn tijdgenoten ver vooruit was. De oplossing voor het toenemend aantal criminelen is om ze van het eiland te transporteren. Waar naartoe? Nou precies wat Engeland heeft gedaan: naar Amerika. Vandaar de vreemde variatie op beschaafd Engels die Amerikaans heet en daarom ook heeft iedereen 'a gun' in de Verenigde Staten.
Thomas More vat zijn boek Utopia als volgt samen:
Het eiland heeft een verscheidenheid van godsdiensten. Niet alleen van streek tot streek lopen die uiteen, maar zelfs binnen het bestek van één stad: er zijn Utopiërs die de zon, anderen die de maan of een der planeten als godheid aanbidden. Er zijn er ook die een mens uit oude tijden, iemand die uitzonderlijk goed of uitzonderlijk beroemd is geweest, als een godheid vereren, zelfs wel als de hoogste god. Maar de grote meerderheid is daar veel te verstandig voor, en gelooft aan geen van deze goden, maar aan één goddelijk wezen, verborgen, eeuwig, onmetelijk, ondoorgrondelijk, dat op een wijze die boven het menselijk begrip gaat, de ganse wereld doordringt.
Trouwens ook alle anderen, hoewel zeer divers van geloof, stemmen op dit punt overeen, dat zij één godheid als de hoogste beschouwen, de werkmeester en bestierder van het heelal; hem duiden zij allen gelijkelijk in hun landstaal aan als Mithra. Het verschil is, dat de ene deze, de andere die godheid voor Mithra houdt.
Mithra was een belangrijke god van de Iraanse en Indische volkeren in de oudheid en een goddelijk figuur in het pantheon van het latere Zoroastrisme in het Perzische Rijk. Hij stond ook bekend als Mitra, Meitros, Mihr, Mehr of Meher.
Hij was de Perzische god van de zon en van het goede. In het Zoroastrisme werd Mithra gezien als yazata (een soort engel) geschapen door de god Ahura Mazda. In de latere Perzische cultuur werd hij gezien als reïncarnatie van Ahura Mazda. De Vedische godheid Mitra was gebaseerd op Mithra of andersom. Ook de Romeinse god Mithras was mogelijk gebaseerd op Mithra.
Een van de gedachtenprocessen die Utopia op gang brengt tijdens het lezen is de voortdurende vergelijking. Dat wat ik lees vergelijk ik bijvoorbeeld met de in de huidige realiteit tot dystopie verworden utopie van de ideale islamitische samenleving: 'De blauwdruk van Medina'. Inderdaad: islamitische politieke idealen gedijen het best onder een seculiere paraplu. Hoogstens een CDA van maken, nooit meer dan een ethische corrigerende factor! Nooit het koord tussen revolutionair geloof en utopische onschuld doorsnijden! Mijn wens om een parallelstudie over de islamutopie te schrijven wordt steeds sterker.
Achterhuis over Utopia: De erfenis van de Utopie (1998)
De redenering van Achterhuis: 'als mensen van nature al goed waren of het op een eenvoudige manier kunnen worden, is paradoxalerwijze de utopie als maatschappelijk ontwerp niet meer nodig', lijkt mij volledig op het individu gericht, terwijl de utopische gedachte per definitie gaat over de inwerking van mensen op elkaar, individu-samenleving en de verhouding collectief-individueel.
De vraag naar de verhouding individu-samenleving in de utopische maatschappij; alleen radertje of ook persoonlijke ontwikkeling, kent het individu vrijheid, inspraak, etc., bevraagt Achterhuis niet met eigen analyse of visie, maar door middel van die van anderen. Hij laat bijvoorbeeld de dystopieën antwoord geven. Het is verleidelijk om de bestaande wapenhandel en structureel geweld af te zetten tegen een utopische toekomst waarin geweld totaal afwezig zal zijn. De vraag is natuurlijk of dat ook onze volledige afwezigheid noodzakelijk maakt.
De oude man op deze kaart straalt een kinderlijk
genoegen in de wereld uit. Hij wordt omgeven door een aura van genade, alsof
hij zich met zichzelf en met wat het leven hem heeft gebracht op zijn gemak
voelt. Hij lijkt op speelse wijze te communiceren met de bidsprinkhaan op zijn
vinger, alsof zij tweeën de dikste vrienden zijn. De roze bloemen die rondom
hem neerdalen staan voor een periode van loslaten, ontspanning en
beminnelijkheid. Ze vormen een respons op zijn aanwezigheid, een weerspiegeling
van zijn eigen eigenschappen. • De onschuld die een intens ervaren van het
leven teweegbrengt, is als die van een kind, maar niet kinderlijk. De onschuld
van kinderen is mooi maar onwetend. Als het kind opgroeit en leert dat de
wereld een gevaarlijk, bedreigend oord kan zijn, maakt deze onschuld plaats
voor wantrouwen en twijfel. Maar de onschuld van een leven dat ten volle is
geleefd, heeft meer weg van wijsheid en aanvaarding van het immer veranderende
wonder van het leven.
‘Zen zegt dat als je kennis laat varen – en alles valt onder kennis: je naam,
je identiteit, alles, want die heb je van anderen gekregen – als je alles wat
je van anderen gekregen hebt laat varen, je wezen van een totaal ander gehalte
wordt: onschuldig.
Dit is een kruisiging van de persona, van de persoon-lijkheid, en daarop volgt een wederopstanding van je onschuld. Je wordt weer kind, je bent herboren.’
___________________________________
Als je werkelijk wilt weten, moet je al je kennis laten vallen, moet je die willen afleren. Je moet weer onwetend worden, als een klein kind, met verbaasde ogen, met levendigheid van geest.
Boeddha is niet bijzonder erudiet en Jezus ook niet en Mohammed ook niet. Zij zijn onschuldige mensen, eenvoudige mensen maar hun eenvoud, hun onschuld, hun kinderlijkheid is van dien aard, dat die hun in staat heeft gesteld om tot in de diepste kern van hun wezen door te dringen. Zij hebben hun waarheid kunnen ontdekken, ze hebben de diepste kern van hun bestaan kunnen bereiken. Zij weten, maar ze zijn niet geleerd. Hun weten hebben ze niet uit heilige geschriften gehaald. Hun weten is het resultaat van gewaarzijn. Onthoud wat de bron is: echt weten verwerf je door meditatie, gewaarzijn, bewustzijn, herinnering, gadeslaan, getuige zijn. En onechte kennis haal je uit boeken. Je kunt je die onechte kennis heel gemakkelijk aanleren en ermee opscheppen maar je blijft een dwaas. Een geleerde dwaas maar toch een dwaas.
Als je werkelijk wilt weten, moet je al je kennis laten vallen, moet je die willen afleren. Je moet weer onwetend worden, als een klein kind, met verbaasde ogen, met levendigheid van geest. Je zult niet alleen in staat zijn je eigen essentie te kennen, maar ook de essentie van de wereld… de essentie van de bomen en de vogels en de dieren en de rotsen en de sterren. Als je in staat bent jezelf te kennen, zul je in staat zijn alles te kennen dat bestaat.
Onschuld is je werkelijke natuur. Je hoeft die niet te worden, je bent die al. Je bent onschuldig geboren. Daarna zijn allerlei lagen van conditioneringen op je onschuld gelegd. Je onschuld is een spiegel en conditionering is lagen stof. Voor een spiegel hoef je niet te zorgen, die spiegel is daar al – of liever: hier. De spiegel is niet verloren gegaan, hij is alleen maar verdwenen achter lagen stof.
Je hoeft geen speciale weg te volgen om je natuur te bereiken, omdat je niet bij je natuur kunt weggaan, je kunt niet ergens anders heengaan. Zelfs als je het zou willen, is dat onmogelijk. Daarmee heb je al de definitie van natuur gegeven: natuur is dat wat je niet achter je kunt laten, dat waar je geen afstand van kunt doen. Maar je kunt vergeten dat het er is. Je kunt het niet kwijt raken maar je kunt het vergeten.
En dat is precies wat er is gebeurd. De spiegel is niet verloren gegaan maar vergeten. Vergeten, omdat hij niet meer functioneert als een spiegel. Niet omdat er een defect in is ontstaan, hij is alleen maar verdwenen onder lagen stof. Je hoeft hem alleen schoon te maken, die lagen stof te verwijderen.
Het proces van onschuldig worden is niet echt een wordingsproces, het is een proces van je essentie ontdekken. Het is een ontdekking, niet een verworvenheid. Je bereikt niet iets nieuws, je bereikt gewoon dat wat je altijd bent geweest. Het is een vergeten taal.
Het komt vaak voor: je ziet iemand op straat, je herkent hem, zijn gezicht lijkt bekend. Plotseling herinner je je dat je ook zijn naam moet kennen. Je zegt: ‘Hij ligt gewoon op het puntje van mijn tong,’ maar hij wil je nog steeds niet te binnen schieten. Wat is er aan de hand? Waarom kun je het niet zeggen als hij gewoon op het puntje van je tong ligt? Je weet dat je het weet, maar je kunt het je nog steeds niet herinneren. En hoe meer je het probeert, hoe moeilijker het wordt, omdat een inspanning je meer gespannen maakt, en als je gespannen bent, ben je verder verwijderd van je natuur, ben je verder verwijderd van dat wat er al is. Als je ontspannen bent, ben je er dichter bij, als je volkomen ontspannen bent, komt het vanzelf naar boven.
Dus doe je erg je best maar het schiet je niet te binnen en dus vergeet je het helemaal maar. Als je dan in bad ligt of gewoon aan het zwemmen bent en geen moeite doet je de naam van die man te herinneren, komt hij plotseling opborrelen. Wat is er gebeurd? Je probeerde niet om je hem te herinneren en je was ontspannen. Als je ontspannen bent sta je wijd open, als je gespannen bent, vernauw je – hoe meer gespannen, hoe nauwer. De opening tussen jou en dat wat binnen in je is, wordt zo nauw dat niets er doorheen kan, zelfs geen naam.
Alle grote wetenschappelijke ontdekkingen zijn op deze mysterieuze wijze gedaan, op deze zeer onwetenschappelijke wijze zogezegd. Zodra je ophoudt met je moeite te geven, raak je ontspannen, word je kalm, word je sensitief, krijg je ruimte, word je open. Het was er van binnen en het kwam naar de oppervlakte. Toen het zag dat het denken niet langer gespannen was, kwam het naar de oppervlakte.
Je onschuld is er, je hebt die gewoon vergeten. Ze hebben ervoor gezorgd dat je die vergeet. De maatschappij is slim. Eeuwenlang is de mens geleerd dat je in deze maatschappij alleen kunt overleven als je slim bent; hoe slimmer je bent, hoe meer succes je zult hebben. Dat is het hele politieke spel: wees slim, wees slimmer dan anderen. Het is een voortdurende strijd en wedijver om wie het slimst is. Wie het slimst is, heeft succes, die verwerft de macht.
Na eeuwen van slimheid is de mens van één ding doordrongen: dat onschuldig blijven gevaarlijk is, omdat je zo niet kunt overleven. Vandaar dat ouders proberen hun kinderen uit hun onschuld te verdrijven. Leraren, scholen, hoge scholen, universiteiten dienen enkel voor de simpele opdracht je sluwer, slimmer te maken. Ze noemen dit zelf intelligentie maar het is geen intelligentie.
Onthoud dat intelligentie niet tegen onschuld is. Intelligentie is de smaak van de onschuld, intelligentie is de geur van onschuld. En onschuld hoef je niet te krijgen, die is er al. Ze moet alleen ontdekt worden. Of herontdekt. Je hoeft alleen alles wat je van anderen hebt geleerd te laten vallen en je bent onmiddellijk onschuldig.
Zo moet je mijn strijd tegen alle geleende kennis begrijpen. Je moet de Bijbel niet citeren, je moet de Gita niet citeren. Wees geen papegaai. Blijf niet voortborduren op geleende kennis. Ga op zoek naar je eigen intelligentie.
Er moet een proces van negatie aan te pas komen. Je moet de via negativa bewandelen. Dat is de weg van de Boeddha. Je moet alles tenietdoen wat je is aangereikt. Je moet zeggen: ‘Dit is niet van mij. Daarom kan ik me er niet op beroepen Het kan waar zijn, het kan niet waar zijn. Wie weet? Anderen zeggen dat het zo is, maar als ik het niet zelf ervaar, kan ik het er niet mee eens en ook niet mee oneens zijn. Ik geloof het niet en ik verwerp het ook niet. Ik wil geen katholiek of communist zijn, ik wil geen hindoe of moslim zijn. Ik hang geen enkele ideologie aan.’ Want wie je ook navolgt, je zult stof op je spiegel verzamelen.
Mijn werk is niet je iets te leren, maar je te helpen jezelf te ontdekken. Laat gewoon alle kennis vallen. Het doet pijn omdat je die kennis al zo lang met je meedraagt en zo gepocht hebt op je kennis, je titels van meester, doctor en ingenieur waarmee je zo hebt opgeschept. En plotseling zeg ik tegen je: Laat al die onzin vallen.
Wees zo eenvoudig als een kind. Wees weer als een kind, zoals je werd geboren, zoals God je in deze wereld heeft gestuurd. Als je bent als een spiegel kun je dát weerspiegelen wat er werkelijk is. Onschuld is de deur tot weten. Kennis is de barrière en onschuld is de brug.
OSHO PUBLIKATIES
Churchillstraat 11, 7091 XL Dinxperlo
tel. +31-(0)315 – 654 737
e-mail: [email protected]
© Copyright teksten, foto’s en illustraties van Osho: Osho International Foundation
© Copyright Nederlandse teksten van Osho: Osho Publikaties
Voor informatie over kopiëren/publiceren van teksten van Osho, zie: www.osho.com/copyrights
Dit is een kruisiging van de persona, van de persoon-lijkheid, en daarop volgt een wederopstanding van je onschuld. Je wordt weer kind, je bent herboren.’
___________________________________
Als je werkelijk wilt weten, moet je al je kennis laten vallen, moet je die willen afleren. Je moet weer onwetend worden, als een klein kind, met verbaasde ogen, met levendigheid van geest.
Boeddha is niet bijzonder erudiet en Jezus ook niet en Mohammed ook niet. Zij zijn onschuldige mensen, eenvoudige mensen maar hun eenvoud, hun onschuld, hun kinderlijkheid is van dien aard, dat die hun in staat heeft gesteld om tot in de diepste kern van hun wezen door te dringen. Zij hebben hun waarheid kunnen ontdekken, ze hebben de diepste kern van hun bestaan kunnen bereiken. Zij weten, maar ze zijn niet geleerd. Hun weten hebben ze niet uit heilige geschriften gehaald. Hun weten is het resultaat van gewaarzijn. Onthoud wat de bron is: echt weten verwerf je door meditatie, gewaarzijn, bewustzijn, herinnering, gadeslaan, getuige zijn. En onechte kennis haal je uit boeken. Je kunt je die onechte kennis heel gemakkelijk aanleren en ermee opscheppen maar je blijft een dwaas. Een geleerde dwaas maar toch een dwaas.
Als je werkelijk wilt weten, moet je al je kennis laten vallen, moet je die willen afleren. Je moet weer onwetend worden, als een klein kind, met verbaasde ogen, met levendigheid van geest. Je zult niet alleen in staat zijn je eigen essentie te kennen, maar ook de essentie van de wereld… de essentie van de bomen en de vogels en de dieren en de rotsen en de sterren. Als je in staat bent jezelf te kennen, zul je in staat zijn alles te kennen dat bestaat.
Onschuld is je werkelijke natuur. Je hoeft die niet te worden, je bent die al. Je bent onschuldig geboren. Daarna zijn allerlei lagen van conditioneringen op je onschuld gelegd. Je onschuld is een spiegel en conditionering is lagen stof. Voor een spiegel hoef je niet te zorgen, die spiegel is daar al – of liever: hier. De spiegel is niet verloren gegaan, hij is alleen maar verdwenen achter lagen stof.
Je hoeft geen speciale weg te volgen om je natuur te bereiken, omdat je niet bij je natuur kunt weggaan, je kunt niet ergens anders heengaan. Zelfs als je het zou willen, is dat onmogelijk. Daarmee heb je al de definitie van natuur gegeven: natuur is dat wat je niet achter je kunt laten, dat waar je geen afstand van kunt doen. Maar je kunt vergeten dat het er is. Je kunt het niet kwijt raken maar je kunt het vergeten.
En dat is precies wat er is gebeurd. De spiegel is niet verloren gegaan maar vergeten. Vergeten, omdat hij niet meer functioneert als een spiegel. Niet omdat er een defect in is ontstaan, hij is alleen maar verdwenen onder lagen stof. Je hoeft hem alleen schoon te maken, die lagen stof te verwijderen.
Het proces van onschuldig worden is niet echt een wordingsproces, het is een proces van je essentie ontdekken. Het is een ontdekking, niet een verworvenheid. Je bereikt niet iets nieuws, je bereikt gewoon dat wat je altijd bent geweest. Het is een vergeten taal.
Het komt vaak voor: je ziet iemand op straat, je herkent hem, zijn gezicht lijkt bekend. Plotseling herinner je je dat je ook zijn naam moet kennen. Je zegt: ‘Hij ligt gewoon op het puntje van mijn tong,’ maar hij wil je nog steeds niet te binnen schieten. Wat is er aan de hand? Waarom kun je het niet zeggen als hij gewoon op het puntje van je tong ligt? Je weet dat je het weet, maar je kunt het je nog steeds niet herinneren. En hoe meer je het probeert, hoe moeilijker het wordt, omdat een inspanning je meer gespannen maakt, en als je gespannen bent, ben je verder verwijderd van je natuur, ben je verder verwijderd van dat wat er al is. Als je ontspannen bent, ben je er dichter bij, als je volkomen ontspannen bent, komt het vanzelf naar boven.
Dus doe je erg je best maar het schiet je niet te binnen en dus vergeet je het helemaal maar. Als je dan in bad ligt of gewoon aan het zwemmen bent en geen moeite doet je de naam van die man te herinneren, komt hij plotseling opborrelen. Wat is er gebeurd? Je probeerde niet om je hem te herinneren en je was ontspannen. Als je ontspannen bent sta je wijd open, als je gespannen bent, vernauw je – hoe meer gespannen, hoe nauwer. De opening tussen jou en dat wat binnen in je is, wordt zo nauw dat niets er doorheen kan, zelfs geen naam.
Alle grote wetenschappelijke ontdekkingen zijn op deze mysterieuze wijze gedaan, op deze zeer onwetenschappelijke wijze zogezegd. Zodra je ophoudt met je moeite te geven, raak je ontspannen, word je kalm, word je sensitief, krijg je ruimte, word je open. Het was er van binnen en het kwam naar de oppervlakte. Toen het zag dat het denken niet langer gespannen was, kwam het naar de oppervlakte.
Je onschuld is er, je hebt die gewoon vergeten. Ze hebben ervoor gezorgd dat je die vergeet. De maatschappij is slim. Eeuwenlang is de mens geleerd dat je in deze maatschappij alleen kunt overleven als je slim bent; hoe slimmer je bent, hoe meer succes je zult hebben. Dat is het hele politieke spel: wees slim, wees slimmer dan anderen. Het is een voortdurende strijd en wedijver om wie het slimst is. Wie het slimst is, heeft succes, die verwerft de macht.
Na eeuwen van slimheid is de mens van één ding doordrongen: dat onschuldig blijven gevaarlijk is, omdat je zo niet kunt overleven. Vandaar dat ouders proberen hun kinderen uit hun onschuld te verdrijven. Leraren, scholen, hoge scholen, universiteiten dienen enkel voor de simpele opdracht je sluwer, slimmer te maken. Ze noemen dit zelf intelligentie maar het is geen intelligentie.
Onthoud dat intelligentie niet tegen onschuld is. Intelligentie is de smaak van de onschuld, intelligentie is de geur van onschuld. En onschuld hoef je niet te krijgen, die is er al. Ze moet alleen ontdekt worden. Of herontdekt. Je hoeft alleen alles wat je van anderen hebt geleerd te laten vallen en je bent onmiddellijk onschuldig.
Zo moet je mijn strijd tegen alle geleende kennis begrijpen. Je moet de Bijbel niet citeren, je moet de Gita niet citeren. Wees geen papegaai. Blijf niet voortborduren op geleende kennis. Ga op zoek naar je eigen intelligentie.
Er moet een proces van negatie aan te pas komen. Je moet de via negativa bewandelen. Dat is de weg van de Boeddha. Je moet alles tenietdoen wat je is aangereikt. Je moet zeggen: ‘Dit is niet van mij. Daarom kan ik me er niet op beroepen Het kan waar zijn, het kan niet waar zijn. Wie weet? Anderen zeggen dat het zo is, maar als ik het niet zelf ervaar, kan ik het er niet mee eens en ook niet mee oneens zijn. Ik geloof het niet en ik verwerp het ook niet. Ik wil geen katholiek of communist zijn, ik wil geen hindoe of moslim zijn. Ik hang geen enkele ideologie aan.’ Want wie je ook navolgt, je zult stof op je spiegel verzamelen.
Mijn werk is niet je iets te leren, maar je te helpen jezelf te ontdekken. Laat gewoon alle kennis vallen. Het doet pijn omdat je die kennis al zo lang met je meedraagt en zo gepocht hebt op je kennis, je titels van meester, doctor en ingenieur waarmee je zo hebt opgeschept. En plotseling zeg ik tegen je: Laat al die onzin vallen.
Wees zo eenvoudig als een kind. Wees weer als een kind, zoals je werd geboren, zoals God je in deze wereld heeft gestuurd. Als je bent als een spiegel kun je dát weerspiegelen wat er werkelijk is. Onschuld is de deur tot weten. Kennis is de barrière en onschuld is de brug.
OSHO PUBLIKATIES
Churchillstraat 11, 7091 XL Dinxperlo
tel. +31-(0)315 – 654 737
e-mail: [email protected]
© Copyright teksten, foto’s en illustraties van Osho: Osho International Foundation
© Copyright Nederlandse teksten van Osho: Osho Publikaties
Voor informatie over kopiëren/publiceren van teksten van Osho, zie: www.osho.com/copyrights
Wat is er
toch van de Hunsa's geworden?
Wanneer honger via de voordeur binnenkomt, vlucht liefde vanwege de tocht het raam uit.. (Oud gezegde)
De koran zegt wel dat mensen die geloven sterker zijn in hun liefde voor God (2:165), maar verklaart zeker niet dat ze bij voorbaat milieubewuster zijn dan niet-gelovigen. De koran gaat er eerder van uit dat gelovigen in slaap gesust worden door hun verwachtingen van ‘tuinen waar doorheen rivieren stromen’, in het hiernamaals, waar de zorg voor het hiernumaals wat mager bij afsteekt. Ook putten zij nogal wat ‘vanzelfsprekendheidsdenken’ uit de veel herhaalde woorden waaruit blijkt dat de Schepper de aarde voor hen heeft uitgespreid, dat wil zeggen dienstbaar aan hen heeft gemaakt. Maar die dienstbaarheid moet wederkerig zijn. Veel verzen eindigen daarom met: “dachten zij maar na”. De koran gaat er wel enigszins vanuit dat de mens een ethisch wezen is, maar niet bij voorbaat milieubewust. De koran probeert de lezer juist een soort ecobewustzijn in te prenten.
Een aantal inspiratiebronnen in mijn directe omgeving heeft mij waarschijnlijk tot een typisch product van de jaren zestig van de vorige eeuw gemaakt. Een zoekend mens. Vrienden hielden zich bezig met onbespoten groente, biodynamische landbouw en werkten in ‘reformwinkels’. Ik kocht tweedehands een boekje op het Waterlooplein, afkomstig uit Reformhuis Natura. Het ging over de Hunsa´s. Een volk dat geen ziekte kent, heette dat boekje.
Vond ik een fascinerende titel. Het bleek te gaan over een klein volkje aan de voet van de Himalaya in het noorden van Pakistan. Die leven zo karig, ze moeten zelfs de grond waarop zij hun producten verbouwen weer in manden de bergen op dragen. Door de erosie spoelde de vruchtbare aarde steeds weer de berg af. Zo´n hard leven.
De onderzoeker die dat volk beschreef, ging ervan uit dat zij juist door dat karige, harde leven zo gezond waren. Ze leefden een deel van het jaar alleen op gedroogde abrikozen, wat rijst, enzovoorts.
Ze kenden geen luxe voedselproducten of overvloed en werden niet blootgesteld aan de decadentie van het teveel. Zonder het te weten
leidden ze een gezond bestaan, qua zuurstof, qua elementen en door het feit dat ze zich zo moesten inspannen om hun leven gestalte te geven. Achterin het boekje kreeg de lezer mee, dat ze ook nog eens moslims waren. Eenvoudige mensen zonder een of andere grote moskee.
Hun gebeden deden ze thuis, het liefst op een plek waar ze door niemand werden gezien of gestoord. Maar ik kwam er niet uit of die levensstijl geografisch of koranisch bepaald was.
Ik was een paar maanden moslim, toen ik in november 1967, in Avcilar in Midden-Anatolië, Turkije, arriveerde. Het was ramadan en ik deed mee. Avcilar heet nu Göreme in Capadocië, een droomlandschap, door de regen gebeeldhouwd in zandsteen. Het was alsof ik terecht kwam bij de Hunsa’s uit het boek dat ik op het Waterlooplein had gekocht.
Dicht op elkaar gepakt, op de grond zittend rondom een ‘sofra’ – een groot rond metalen tafelblad op een uitklapbare vierpoot – aten we de producten waar je in Nederland tweemaal zoveel voor betaalt als bij de normale groenteboer. Kwam dat voort uit een door de koran geïnspireerd milieubewustzijn? Dat zou ik graag met ‘ja’ beantwoorden, maar ik weet het echt niet.
Tot de jaren zestig, waarin ik mijn boekje over hen kocht, leefden de bewoners van de lieflijke Hunsavallei hun moeizame, geïsoleerde, maar gezonde bestaan. Etnisch zijn de Hunsa’s moeilijk thuis te brengen. Achtergebleven soldaten van Alexander de Grote schijnen de
blauwe ogen van een deel van de bevolking te verklaren. Een ander deel zou afkomstig zijn uit Afghanistan. De ‘Hunsaweg’ is een tweeduizend jaar oude aftakking van de zijderoute, die China met Rome, Afrika en India verbond. In 1961 werd een grof bergpad uitgehakt, waarover jeeps konden rijden. In 1981 veranderde de bereikbaarheid drastisch. Vanuit het vertrekpunt Gilgit, een laatste
stukje bewoonbaar Pakistan, ben je nu in drie uur rijden over de ‘Karakorum Highway’ in de Hunsavallei.
Wanneer honger via de voordeur binnenkomt, vlucht liefde vanwege de tocht het raam uit.. (Oud gezegde)
De koran zegt wel dat mensen die geloven sterker zijn in hun liefde voor God (2:165), maar verklaart zeker niet dat ze bij voorbaat milieubewuster zijn dan niet-gelovigen. De koran gaat er eerder van uit dat gelovigen in slaap gesust worden door hun verwachtingen van ‘tuinen waar doorheen rivieren stromen’, in het hiernamaals, waar de zorg voor het hiernumaals wat mager bij afsteekt. Ook putten zij nogal wat ‘vanzelfsprekendheidsdenken’ uit de veel herhaalde woorden waaruit blijkt dat de Schepper de aarde voor hen heeft uitgespreid, dat wil zeggen dienstbaar aan hen heeft gemaakt. Maar die dienstbaarheid moet wederkerig zijn. Veel verzen eindigen daarom met: “dachten zij maar na”. De koran gaat er wel enigszins vanuit dat de mens een ethisch wezen is, maar niet bij voorbaat milieubewust. De koran probeert de lezer juist een soort ecobewustzijn in te prenten.
Een aantal inspiratiebronnen in mijn directe omgeving heeft mij waarschijnlijk tot een typisch product van de jaren zestig van de vorige eeuw gemaakt. Een zoekend mens. Vrienden hielden zich bezig met onbespoten groente, biodynamische landbouw en werkten in ‘reformwinkels’. Ik kocht tweedehands een boekje op het Waterlooplein, afkomstig uit Reformhuis Natura. Het ging over de Hunsa´s. Een volk dat geen ziekte kent, heette dat boekje.
Vond ik een fascinerende titel. Het bleek te gaan over een klein volkje aan de voet van de Himalaya in het noorden van Pakistan. Die leven zo karig, ze moeten zelfs de grond waarop zij hun producten verbouwen weer in manden de bergen op dragen. Door de erosie spoelde de vruchtbare aarde steeds weer de berg af. Zo´n hard leven.
De onderzoeker die dat volk beschreef, ging ervan uit dat zij juist door dat karige, harde leven zo gezond waren. Ze leefden een deel van het jaar alleen op gedroogde abrikozen, wat rijst, enzovoorts.
Ze kenden geen luxe voedselproducten of overvloed en werden niet blootgesteld aan de decadentie van het teveel. Zonder het te weten
leidden ze een gezond bestaan, qua zuurstof, qua elementen en door het feit dat ze zich zo moesten inspannen om hun leven gestalte te geven. Achterin het boekje kreeg de lezer mee, dat ze ook nog eens moslims waren. Eenvoudige mensen zonder een of andere grote moskee.
Hun gebeden deden ze thuis, het liefst op een plek waar ze door niemand werden gezien of gestoord. Maar ik kwam er niet uit of die levensstijl geografisch of koranisch bepaald was.
Ik was een paar maanden moslim, toen ik in november 1967, in Avcilar in Midden-Anatolië, Turkije, arriveerde. Het was ramadan en ik deed mee. Avcilar heet nu Göreme in Capadocië, een droomlandschap, door de regen gebeeldhouwd in zandsteen. Het was alsof ik terecht kwam bij de Hunsa’s uit het boek dat ik op het Waterlooplein had gekocht.
Dicht op elkaar gepakt, op de grond zittend rondom een ‘sofra’ – een groot rond metalen tafelblad op een uitklapbare vierpoot – aten we de producten waar je in Nederland tweemaal zoveel voor betaalt als bij de normale groenteboer. Kwam dat voort uit een door de koran geïnspireerd milieubewustzijn? Dat zou ik graag met ‘ja’ beantwoorden, maar ik weet het echt niet.
Tot de jaren zestig, waarin ik mijn boekje over hen kocht, leefden de bewoners van de lieflijke Hunsavallei hun moeizame, geïsoleerde, maar gezonde bestaan. Etnisch zijn de Hunsa’s moeilijk thuis te brengen. Achtergebleven soldaten van Alexander de Grote schijnen de
blauwe ogen van een deel van de bevolking te verklaren. Een ander deel zou afkomstig zijn uit Afghanistan. De ‘Hunsaweg’ is een tweeduizend jaar oude aftakking van de zijderoute, die China met Rome, Afrika en India verbond. In 1961 werd een grof bergpad uitgehakt, waarover jeeps konden rijden. In 1981 veranderde de bereikbaarheid drastisch. Vanuit het vertrekpunt Gilgit, een laatste
stukje bewoonbaar Pakistan, ben je nu in drie uur rijden over de ‘Karakorum Highway’ in de Hunsavallei.
Wat een mogelijkheden voor de beschaafde voedselketen om hier zijn intrede te doen! Een Coca-cola ijskast bij de bushalte en een McHunsa naast de moskee? Het kostte twintig jaar om deze weg aan te leggen. De tijdloze rust was voor eeuwig verstoord. Het moet wel mijn decadente romantische Waterloopleingeest zijn die mij doet uitroepen:
"Hoe gezond zijn jullie nu nog, Hunsa’s?"
In 1920 onderzocht de Britse onderzoeker Sir Robert McCarrison de relatie tussen het dieet dat mensen volgen en de ziekte waaraan ze lijden en sterven. Hij verbleef vele jaren in het Himalaya gebergte. In de Hunza vallei werd zijn aandacht getrokken door de uitstekende gezondheid van de bewoners. Mensen werden schijnbaar moeiteloos 100, 110, 120 jaar oud, en zelfs een zeldzame uitschieter 140. Stel je voor een land waar mensen geen van onze slopende ziekten kennen en ook geen ziekenhuizen, criminaliteit en andere excessen van onze moderne maatschappij. Dokter McCarrison die, zoals gezegd, gespecialiseerd was in ziekten en voeding ging op zoek naar hun ‘geheim’. Deze mogelijkheid deed zich voor in 1927 toen hem de kans gegeven werd onderzoek te gaan doen in de Hunza vallei.
1189 ratten werden onderzocht door deze vanaf hun geboorte te voeden met de voeding die de mensen in de Hunza vallei tot zich namen. Een dieet voornamelijk bestaande uit onbewerkte plantaardige voeding met slechts eens per week een klein portie vlees, niet gekookte melk en verder werd er veel water gedronken. De ratten kregen dit dieet 27 maanden, vergelijkbaar met 45 mensenjaren. Geen enkel spoor van ziekten werd aangetroffen in deze tijdsspanne. Dit onderzoek bracht in die tijd echter geen enkele reactie teweeg in de wereld zoals nu nog steeds deze onderzoeken liever niet in de openbaarheid gebracht worden door de ‘moderne’ geneeskunde waar men meer kijkt naar het onderdrukken van ziekte dan het voorkomen ervan. De voeding die in de Hunza vallei wordt geconsumeerd is onbewerkte voeding en niet zoals in de Westerse wereld, witte rijst, wit meel, veel vlees en andere dierlijke producten. De Hunza voeding wordt niet overmatig gekookt of onnatuurlijk bewerkt met industriële chemicaliën.
McCarrison vond de Hunsa's oorspronkelijk niet de moete waard. Hij kwam als jonge arts naar dat gebied en is daar veertien jaar gebleven. Hij bezocht - verspreid over een groot onbegaanbaar gebied - de zieken en de Hunsa's waren niet ziek. Hoogstens af en toe een gebroken been. Toen hij zich steeds meer op onderzoek ging richten en gebruik ging maken van dierproeven besefte hij dat die nooit proeven op mensen kunnen vervangen. Maar er bestaan geen 'controle mensen', dat wil zeggen mensen die geheel gezond zijn. Twee dingen veranderden toen zijn leven. Die mensen bestonden wél: de Hunsa's en hij had zich tot op dat moment alleen met ziekten en hun bestrijding bezig gehouden maar niet met gezondheid. Later gaat nog een arts daar leven, Lorimer, en hun bevindingen zijn aanleiding voor Ralph Bircher om het eerste boek over de Hunsa's een volk dat geen ziekte kent, te schrijven.
Later doet Renee Taylor het nog eens dunnetjes over. Nadat Art Linkletter in 1958 Dr. Allen E. Banik naar de Hunsa's had gestuurd, waarschijnlijk om te checken of het allemaal wel klopte, schreef ook Taylor uitgebreid over de Hunsa's en vermeldde zelfs hun recepten en dagelijkse yoga oefeningen. Taylor maakte ook een film, getiteld Hunsa de vallei van de eeuwige jeugd. Zijn boek is te lezen via onderstaande link: http://www.soilandhealth.org/02/0203cat/Taylor.hunzata.pdf
Mijn Hunsadroom
komt nog....
"Hoe gezond zijn jullie nu nog, Hunsa’s?"
In 1920 onderzocht de Britse onderzoeker Sir Robert McCarrison de relatie tussen het dieet dat mensen volgen en de ziekte waaraan ze lijden en sterven. Hij verbleef vele jaren in het Himalaya gebergte. In de Hunza vallei werd zijn aandacht getrokken door de uitstekende gezondheid van de bewoners. Mensen werden schijnbaar moeiteloos 100, 110, 120 jaar oud, en zelfs een zeldzame uitschieter 140. Stel je voor een land waar mensen geen van onze slopende ziekten kennen en ook geen ziekenhuizen, criminaliteit en andere excessen van onze moderne maatschappij. Dokter McCarrison die, zoals gezegd, gespecialiseerd was in ziekten en voeding ging op zoek naar hun ‘geheim’. Deze mogelijkheid deed zich voor in 1927 toen hem de kans gegeven werd onderzoek te gaan doen in de Hunza vallei.
1189 ratten werden onderzocht door deze vanaf hun geboorte te voeden met de voeding die de mensen in de Hunza vallei tot zich namen. Een dieet voornamelijk bestaande uit onbewerkte plantaardige voeding met slechts eens per week een klein portie vlees, niet gekookte melk en verder werd er veel water gedronken. De ratten kregen dit dieet 27 maanden, vergelijkbaar met 45 mensenjaren. Geen enkel spoor van ziekten werd aangetroffen in deze tijdsspanne. Dit onderzoek bracht in die tijd echter geen enkele reactie teweeg in de wereld zoals nu nog steeds deze onderzoeken liever niet in de openbaarheid gebracht worden door de ‘moderne’ geneeskunde waar men meer kijkt naar het onderdrukken van ziekte dan het voorkomen ervan. De voeding die in de Hunza vallei wordt geconsumeerd is onbewerkte voeding en niet zoals in de Westerse wereld, witte rijst, wit meel, veel vlees en andere dierlijke producten. De Hunza voeding wordt niet overmatig gekookt of onnatuurlijk bewerkt met industriële chemicaliën.
McCarrison vond de Hunsa's oorspronkelijk niet de moete waard. Hij kwam als jonge arts naar dat gebied en is daar veertien jaar gebleven. Hij bezocht - verspreid over een groot onbegaanbaar gebied - de zieken en de Hunsa's waren niet ziek. Hoogstens af en toe een gebroken been. Toen hij zich steeds meer op onderzoek ging richten en gebruik ging maken van dierproeven besefte hij dat die nooit proeven op mensen kunnen vervangen. Maar er bestaan geen 'controle mensen', dat wil zeggen mensen die geheel gezond zijn. Twee dingen veranderden toen zijn leven. Die mensen bestonden wél: de Hunsa's en hij had zich tot op dat moment alleen met ziekten en hun bestrijding bezig gehouden maar niet met gezondheid. Later gaat nog een arts daar leven, Lorimer, en hun bevindingen zijn aanleiding voor Ralph Bircher om het eerste boek over de Hunsa's een volk dat geen ziekte kent, te schrijven.
Later doet Renee Taylor het nog eens dunnetjes over. Nadat Art Linkletter in 1958 Dr. Allen E. Banik naar de Hunsa's had gestuurd, waarschijnlijk om te checken of het allemaal wel klopte, schreef ook Taylor uitgebreid over de Hunsa's en vermeldde zelfs hun recepten en dagelijkse yoga oefeningen. Taylor maakte ook een film, getiteld Hunsa de vallei van de eeuwige jeugd. Zijn boek is te lezen via onderstaande link: http://www.soilandhealth.org/02/0203cat/Taylor.hunzata.pdf
Mijn Hunsadroom
komt nog....
Wanneer we onschuld bevragen en problematiseren kan dat zijn omdat we onszelf zo ver van de onschuld bevinden. Moet onschuld op een ver eiland in de Stille Oceaan worden gezocht? Of bij de oorspronkelijke bewoners van Amerika die misschien over de Noordpool vanuit Centraal Azië daar naartoe zijn gekomen? In een Ashram in India of een Zawiya in het Rifgebergte?
De eerste mensen in het Paradijs blijven ons fascineren. Het menselijke archetype. Was dat onschuld in zijn puurste paradijselijke eenvoud? Kunnen we te midden van ICT en een steeds abstracter wordende economie onze eigen onschuld bewaren, terugvinden of aan een ander toekennen?
Wanneer een man en een vrouw intiem worden noemt de bijbel dat bekennen. Er wordt vanuit gegaan dat die twee dan hun onschuld hebben verloren. Maar is er iets onschuldigers dan liefde?
'De liefde
Alles bedekt zij,
alles gelooft zij,
alles hoopt zij,
alles verdraagt zij.'
(1 Cor : 13)
W. Somerset Maugham schrijft in, Op het scherp van de snede, in 1943:
‘Het is ontzettend moeilijk iemand te leren kennen… Mannen en vrouwen zijn namelijk niet alleen zichzelf, maar ook de streek waar ze zijn geboren, het appartement of de boerderij waar ze hebben leren lopen, de spelletjes die ze als kind hebben gespeeld, de bakerpraatjes die ze hebben opgevangen, het voedsel dat ze hebben gegeten, de scholen waar ze op hebben gezeten, de sporten die ze hebben beoefend, de gedichten die ze hebben gelezen en de God in wie ze hebben geloofd. Al die dingen samen hebben hen gemaakt tot wie ze zijn, en die kun je niet te weten komen uit de verhalen. Je kunt ze alleen maar begrijpen als je ze zelf hebt meegemaakt.’
The Razor's Edge is een Amerikaanse dramafilm uit 1946 onder regie van Edmund Goulding. De film is gebaseerd op het gelijknamige boek van William Somerset Maugham. Destijds in Nederland uitgebracht onder de titel Op het scherp van de snede.
The Razors Edge was een ongemeen succes. De titel is gebaseerd op een regel uit de Upanishads. Het is moeilijk en gevaarlijk je pad te vinden op een scherp scheermes. Het handvat van het mes symboliseert de comfortabele kant van het leven: een goede baan, huisje boompje beestje. Het andere deel gaat over een man die een queeste verricht naar het doel van het bestaan. Het speelt zich af in Parijs, Chicago, Londen, het zuiden van Frankrijk en India. Maugham beschrijft meesterlijk de karakters, vooral zijn hoofdpersoon Larry Darrel.
Larry is verloofd met de charmante Isabel. Wat hun huwelijk tegenhoudt is Larry’s vreemde weerstand tegen een baan. Hij leeft van een klein vast inkomen en dat staat hem toe niet te werken. Zijn schoonmoeder en Isabel betreuren dat. Een man hoort te werken. Hij besluit twee jaar naar Parijs te gaan maar de verbintenis blijft in stand. Als hij terugkomt tracht hij haar te overtuigen dat zijn manier van leven hem spiritueel verrijkt en wil geen valse doelen stellen waar hij niet in gelooft. Dit zet de relatie op springen. Van een miljonair krijgt hij een geweldige baan aangeboden maar hij weigert. Isabel trouwt uit wanhoop met de miljonair, ze wil kinderen en een geordend leven, maar houdt nog steeds van Larry!
In de oorlog ging hij beseffen dat het leven zich afspeelt op het scherp van de snede. Hij ziet vrienden sterven en beseft dat elke minuut van het leven van groot belang is. Carpe Diem en Momento Mori, pluk de dag en bedenk dat je elk moment kunt sterven. Hij weet niet waar hij naar zoekt maar weigert mee te doen aan de ratrace. Larry leest Spinoza en Descartes maar zijn grote interesse gaat uit naar de Vlaamse mysticus Jan (of Johannes) van Ruusbroec of Ruysbroeck, ook de Wonderbare genoemd. Ruisbroek leefde nabij Brussel (1293-1381) en geldt als een van de grootste mystici van de zuidelijke Nederlanden. Ruusbroec schreef in het Middelnederlands, maar Larry zal zijn werk in het Frans of Engels hebben gelezen.
.
Spirituele ontwikkeling is voor Larry veel belangrijker dan wereldse liefde. Hij gaat werken in kolenmijnen, wordt varensgezel op een stoomschip naar het Verre Oosten. Hij besluit twee jaar in Bombay, India te blijven. India kan hem wat leren. Larry komt in een Ashram terecht bij de verlichtte goeroe Sri Ganesha en op een berg heeft hij een mystieke ervaring die zijn leven verandert. Isabel en haar rijke man verliezen alles in de depressie. Ze leven samen in een kleine kamer in Parijs en Isabel lijdt aan migraine.
Wanneer Larry terugkeert zijn Isabel en haar man er slecht aan toe. Maar Larry schijnt helende krachten te hebben. Door een vorm van hypnose weet hij ze te genezen. Toch blijven ze zich na hun genezing naar party’s slepen. Onder het voorwendsel, als je niet wordt gezien, word je vergeten. Dit in contrast met Larry die weigert om aan die poppenkast mee te doen en in alle eenvoud en anonimiteit verder leeft. Isabel’s man sterft vanwege zijn stressvolle leven en mislukking. Larry ervaart zelfverwerkelijking en is een en al sereniteit. Maar hij begrijpt ook dat een ashram of klooster voor hem niet de weg is. Zijn high brow omgeving snapt hem totaal niet.
Het boek is geschreven vanuit het perspectief van een op de hoge golven van de roaring twenties levende nieuwe aristocratie. Maugham leefde zelf in deze kringen. Als de ik-figuur in het verhaal plakt hij gedurende jaren verzamelde stukjes verhaal aan elkaar. Vaak hoort hij via via over het verdere verloop van Larry’s leven, zodat hele passages uit de tweede hand worden verteld. Zeker als dat gebeurt door übersnob Elliot Templeton, creëert dat een interessant afstandelijk effect: geestelijke en fysieke worsteling bezien vanuit een blinkende limousine. Natuurlijk is dat ook om de geestelijke armoe van de upper class te accentueren, en dat gebeurt enigszins ‘over the top’. Door de beurscrash van ’29 komen de meesten weliswaar enigszins bij zinnen, maar iemand als Templeton gaat er zelfs op zijn sterfbed vanuit dat de hemel ook een klassenstelsel kent: “It would be highly unsuitable to lodge the hoi polloi in a way to which they’re entirely unaccustomed.”
Larry's levensverhaal bestaat uit het verslinden van de bibliotheken van Parijs, het ervaren van het rauwe leven van de have not's, in onder meer de mijnen van Frankrijk, aan boord van vrachtschepen, waarmee hij nog nadrukkelijker afstand neemt van de glamour van de high society, maar daar soms ook volkomen ontspannen in aanwezig is. Larry's reis naar India betekent dat hij zich op het scherp van de snede gaat thuis voelen. Hij maakt kennis met een heilig man, die zijn mentor wordt, volgt een studie bij hem en woont voor een tijd in zijn eentje in een klein huis in de bergen. Daar raakt hij ervan overtuigd dat hij één is geworden met God. Zijn leven wordt prachtig uitgebeeld als kunst te midden van kitsch. De kern van het verhaal doet denken aan Into the Wild. Zie hiernaast.
De eerste mensen in het Paradijs blijven ons fascineren. Het menselijke archetype. Was dat onschuld in zijn puurste paradijselijke eenvoud? Kunnen we te midden van ICT en een steeds abstracter wordende economie onze eigen onschuld bewaren, terugvinden of aan een ander toekennen?
Wanneer een man en een vrouw intiem worden noemt de bijbel dat bekennen. Er wordt vanuit gegaan dat die twee dan hun onschuld hebben verloren. Maar is er iets onschuldigers dan liefde?
'De liefde
Alles bedekt zij,
alles gelooft zij,
alles hoopt zij,
alles verdraagt zij.'
(1 Cor : 13)
W. Somerset Maugham schrijft in, Op het scherp van de snede, in 1943:
‘Het is ontzettend moeilijk iemand te leren kennen… Mannen en vrouwen zijn namelijk niet alleen zichzelf, maar ook de streek waar ze zijn geboren, het appartement of de boerderij waar ze hebben leren lopen, de spelletjes die ze als kind hebben gespeeld, de bakerpraatjes die ze hebben opgevangen, het voedsel dat ze hebben gegeten, de scholen waar ze op hebben gezeten, de sporten die ze hebben beoefend, de gedichten die ze hebben gelezen en de God in wie ze hebben geloofd. Al die dingen samen hebben hen gemaakt tot wie ze zijn, en die kun je niet te weten komen uit de verhalen. Je kunt ze alleen maar begrijpen als je ze zelf hebt meegemaakt.’
The Razor's Edge is een Amerikaanse dramafilm uit 1946 onder regie van Edmund Goulding. De film is gebaseerd op het gelijknamige boek van William Somerset Maugham. Destijds in Nederland uitgebracht onder de titel Op het scherp van de snede.
The Razors Edge was een ongemeen succes. De titel is gebaseerd op een regel uit de Upanishads. Het is moeilijk en gevaarlijk je pad te vinden op een scherp scheermes. Het handvat van het mes symboliseert de comfortabele kant van het leven: een goede baan, huisje boompje beestje. Het andere deel gaat over een man die een queeste verricht naar het doel van het bestaan. Het speelt zich af in Parijs, Chicago, Londen, het zuiden van Frankrijk en India. Maugham beschrijft meesterlijk de karakters, vooral zijn hoofdpersoon Larry Darrel.
Larry is verloofd met de charmante Isabel. Wat hun huwelijk tegenhoudt is Larry’s vreemde weerstand tegen een baan. Hij leeft van een klein vast inkomen en dat staat hem toe niet te werken. Zijn schoonmoeder en Isabel betreuren dat. Een man hoort te werken. Hij besluit twee jaar naar Parijs te gaan maar de verbintenis blijft in stand. Als hij terugkomt tracht hij haar te overtuigen dat zijn manier van leven hem spiritueel verrijkt en wil geen valse doelen stellen waar hij niet in gelooft. Dit zet de relatie op springen. Van een miljonair krijgt hij een geweldige baan aangeboden maar hij weigert. Isabel trouwt uit wanhoop met de miljonair, ze wil kinderen en een geordend leven, maar houdt nog steeds van Larry!
In de oorlog ging hij beseffen dat het leven zich afspeelt op het scherp van de snede. Hij ziet vrienden sterven en beseft dat elke minuut van het leven van groot belang is. Carpe Diem en Momento Mori, pluk de dag en bedenk dat je elk moment kunt sterven. Hij weet niet waar hij naar zoekt maar weigert mee te doen aan de ratrace. Larry leest Spinoza en Descartes maar zijn grote interesse gaat uit naar de Vlaamse mysticus Jan (of Johannes) van Ruusbroec of Ruysbroeck, ook de Wonderbare genoemd. Ruisbroek leefde nabij Brussel (1293-1381) en geldt als een van de grootste mystici van de zuidelijke Nederlanden. Ruusbroec schreef in het Middelnederlands, maar Larry zal zijn werk in het Frans of Engels hebben gelezen.
.
Spirituele ontwikkeling is voor Larry veel belangrijker dan wereldse liefde. Hij gaat werken in kolenmijnen, wordt varensgezel op een stoomschip naar het Verre Oosten. Hij besluit twee jaar in Bombay, India te blijven. India kan hem wat leren. Larry komt in een Ashram terecht bij de verlichtte goeroe Sri Ganesha en op een berg heeft hij een mystieke ervaring die zijn leven verandert. Isabel en haar rijke man verliezen alles in de depressie. Ze leven samen in een kleine kamer in Parijs en Isabel lijdt aan migraine.
Wanneer Larry terugkeert zijn Isabel en haar man er slecht aan toe. Maar Larry schijnt helende krachten te hebben. Door een vorm van hypnose weet hij ze te genezen. Toch blijven ze zich na hun genezing naar party’s slepen. Onder het voorwendsel, als je niet wordt gezien, word je vergeten. Dit in contrast met Larry die weigert om aan die poppenkast mee te doen en in alle eenvoud en anonimiteit verder leeft. Isabel’s man sterft vanwege zijn stressvolle leven en mislukking. Larry ervaart zelfverwerkelijking en is een en al sereniteit. Maar hij begrijpt ook dat een ashram of klooster voor hem niet de weg is. Zijn high brow omgeving snapt hem totaal niet.
Het boek is geschreven vanuit het perspectief van een op de hoge golven van de roaring twenties levende nieuwe aristocratie. Maugham leefde zelf in deze kringen. Als de ik-figuur in het verhaal plakt hij gedurende jaren verzamelde stukjes verhaal aan elkaar. Vaak hoort hij via via over het verdere verloop van Larry’s leven, zodat hele passages uit de tweede hand worden verteld. Zeker als dat gebeurt door übersnob Elliot Templeton, creëert dat een interessant afstandelijk effect: geestelijke en fysieke worsteling bezien vanuit een blinkende limousine. Natuurlijk is dat ook om de geestelijke armoe van de upper class te accentueren, en dat gebeurt enigszins ‘over the top’. Door de beurscrash van ’29 komen de meesten weliswaar enigszins bij zinnen, maar iemand als Templeton gaat er zelfs op zijn sterfbed vanuit dat de hemel ook een klassenstelsel kent: “It would be highly unsuitable to lodge the hoi polloi in a way to which they’re entirely unaccustomed.”
Larry's levensverhaal bestaat uit het verslinden van de bibliotheken van Parijs, het ervaren van het rauwe leven van de have not's, in onder meer de mijnen van Frankrijk, aan boord van vrachtschepen, waarmee hij nog nadrukkelijker afstand neemt van de glamour van de high society, maar daar soms ook volkomen ontspannen in aanwezig is. Larry's reis naar India betekent dat hij zich op het scherp van de snede gaat thuis voelen. Hij maakt kennis met een heilig man, die zijn mentor wordt, volgt een studie bij hem en woont voor een tijd in zijn eentje in een klein huis in de bergen. Daar raakt hij ervan overtuigd dat hij één is geworden met God. Zijn leven wordt prachtig uitgebeeld als kunst te midden van kitsch. De kern van het verhaal doet denken aan Into the Wild. Zie hiernaast.
Into the Wild
140 minuten Into the Wild Biografie, Verenigde Staten regisseur:Sean Penn acteur:Emile Hirsch, Marcia Gay Harden, William Hurt, Vince Vaughn, Catherine Keener, Hal Holbrook, Jena Malone scenario:Sean Penn producer:Art Linson, Sean Penn, Bill Pohlad camera:Eric Gautier componist:Michael Brook, Eddie Vedder, Kaki King montage:Jay Cassidy schrijver: Jon Krakauer Into the Wild op IMDb.com
Een intelligente zoon van rijke geslaagde ouders raakt gefascineerd door het natuurlijke, nomadische leven zoals Tolstoj dat beschreef. Deze vond dat eenvoudige boeren de dragers van het ware geloof waren en niet de kerk. Tolstoj deed in een bepaalde periode van zijn leven afstand van zijn rijkdom en bedienden en ging zich wijden aan een eenvoudig sober leven.
April 1992 lift de 24-jarige Chris McCandless naar Alaska om daar de wildernis in te trekken, met niet meer dan een geweer en tien pond rijst op zak. Zijn hang naar soberheid en zuiverheid doet hem besluiten met zijn rug naar zijn nog relatief korte verleden te gaan staan. Hij heeft zijn aardse bezittingen aan een goed doel geschonken, zijn auto achtergelaten en het geld in zijn portemonnee verbrand. Vier maanden later wordt zijn lichaam gevonden door een elandjager.
Op zoek naar verklaringen voor de drijfveren en verlangens van Chris, werpt schrijver Jon Krakauer - die zelf ook zo'n tocht heeft gemaakt - een verhelderend licht op zijn zwerverschap. Hij beschrijft de beproevingen en de zelfverloochening waarnaar deze raadselachtige jongen op zoek was, met zeldzaam inzicht. De wildernis in is het hypnotiserende, hartverscheurende verhaal van de enorme aantrekkingkracht van de natuur, het gevaar dat op de loer ligt en de complexe, beladen band tussen een zoon en zijn vader. De auteur wijdde eerst een kort artikel aan deze tragische gebeurtenis. Maar de macabere vondst van het in staat van ontbinding verkerende lichaam in een slaapzak liet hem niet los. Hij besloot het leven van deze jongen te reconstrueren. Het resultaat is een fascinerend boek over een onbegrepen jongen die niet anders kon dan zijn veilige omgeving verlaten.
Het verhaal
Chris McCandless heeft zojuist zijn studie aan de Emory University te Atlanta afgerond en is met bovengemiddeld hoge cijfers geslaagd. Een glorieuze toekomst als vervolgstudent rechten aan Harvard University lijkt in het verschiet te liggen en de bekostiging daarvan is geen enkel probleem, omdat zijn ouders Walt en Billie met plezier zijn studie willen betalen.
McCandless zelf heeft heel andere plannen. Hij is de gekte van de in zijn ogen materialistische en op prestatiedrang gerichte samenleving waarin hij opgroeide zat. Daarbij voelt hij zich vervreemd van zijn ouders, die volop meedraaien in dit systeem en jaren geleden besloten te gaan scheiden, maar dit nooit hebben gedaan. De enige waarmee McCandless sindsdien een innige band heeft, is zijn zus Carine, die precies zijn beweegredenen begrijpt en tussen hoop en vrees leeft over wat er te gebeuren staat.
McCandless maakt het volledige saldo van zijn spaarrekening van meer dan $24.000 over naar Oxfam Novib met de mededeling dat zij daarvan iemand te eten moeten geven. Vervolgens vertrekt hij met slechts een rugzak en een goed stel hersenen. Hij wordt helemaal zwerver te voet als hij ook nog zijn oude Datsun op enige afstand van zijn ouderlijk huis in een waterstroom verliest. Hij neemt de naam Alexander Supertramp (tramp = 'zwerver') aan, waardoor hij nog moeilijker op te sporen wordt voor zijn ouders die tot aan zijn dood naar hem blijven zoeken.
McCandless wil maar één ding en dat is de wereld beleven zoals de wereld in zijn ogen ooit is bedoeld. Hij verslaat daarbij al zijn belevenissen, indrukken en overdenkingen in een dagboek en besluit alle boeken te gaan lezen die hij nog wilde lezen.
Op zijn tocht door de Verenigde Staten ontmoet McCandless de ene opmerkelijke persoonlijkheid na de andere, zoals landarbeider Wayne Westerberg, de levenservaren oude man Ron Franz en hippiestel Rainey en Jan Burres, waarvan hij gaat houden als van een moeder. Nergens vestigt McCandless zich definitief, want hij heeft één groot doel en dat is helemaal afgezonderd van de mensheid in de natuur van Alaska leven. Alles wat hij tot dan heeft meegemaakt, geldt als voorbereiding daarop.
- tussentijdse gebeurtenissen -
Survival ten top
Wanneer McCandless zijn plan ten uitvoer wil brengen, krijgt hij een lift van een man die hem met zijn truck afzet in de sneeuw van Alaska. Hij gaat er wonen in het wrak van een door hem zo genoemde 'Magic Bus'. Daarbij is hij voor warmte en voedsel volkomen aangewezen op zichzelf en zijn vindingrijkheid. McCandless heeft in eerste instantie de tijd van zijn leven, maar na verloop van tijd wordt het steeds moeilijker om aan voedsel te komen. Hij moet steeds meer nieuwe gaatjes in zijn riem maken om zijn broek op te houden. Hij probeert terug te keren naar de bewoonde wereld maar het riviertje waar hij op de heenweg doorheen kon waden blijkt nu een immense kolkende stroom te zijn geworden. Hij moet terugkeren naar de bus. Sterk vermagerd en niet meer in staat om te jagen zoekt hij zijn toevlucht tot wortels en planten; daarbij maakt hij een ernstige vergissing en wordt ziek. Uitgemergeld en niet in staat hulp te halen sterft hij in zijn slaapzak in de bus. Zijn lichaam wordt enige weken later gevonden door eland-jagers.
Nog eens samenvattend: In 1992 trok een jonge man naar Alaska. Hij zocht een nieuwe manier van leven die zou moeten gaan over de essentie 'waarom wij leven'. Misschien een uitweg uit de ‘moderne’ wereld. Dat wilde voor hem vermoedelijk zeggen de ontzielde of onttoverde wereld, die door de ratio, economie en een gebrek aan tijd en aandacht wordt geregeerd. Vier maanden later sterft hij, hulpeloos en uitgemergeld.
Het verhaal van Christopher McCandless en zijn korte fatale experiment werd in 1996 uitputtend onderzocht door de schrijver Jon Krakauer in zijn boek Into the wild. Net als de detective die een misdaad schijnbaar heeft opgelost maar geen rust kent voordat hij werkelijk achter de waarheid is gekomen, bleef Krakauer zich afvragen: 'Was McCandless' reis een vertraagde opname van een poging tot zelfmoord? Het resultaat van roekeloosheid of onwetendheid, omdat hij de realiteit van overleven ‘in het wild’ niet kende? Of was zijn dood een ongeluk?' Jon Krakauer hield er een theorie op na, een diagnose en die luidde: onbedoelde vergiftiging. Waarvoor hij later het bewijs denkt te hebben gevonden.
Het meeste dat we van Christopher McCandless weten komt uit zijn dagboek. Hij bleef schrijven over zijn ervaringen tot het laatste moment. Het dagboek is erg cryptisch en kort in zijn notities, maar het zijn de enige aanwijzingen over hoe hij leefde en hoe hij stierf. Hij noteerde al het voedsel dat hij aanvankelijk door jagen verkreeg en toen hij daarvoor de kracht niet meer had, alle planten die hij at. Hij noteerde de weersomstandigheden op stukjes berkenschors. Hij nam ook veel foto’s. Verschillende filmrolletjes werden ontdekt bij zijn lichaam. Zijn foto’s laten ons zien wat hij at. Alles leek goed te gaan toen hij begin juli naar de bus terugkeerde, nadat hij een poging had gedaan de rivier over te steken. De bus had hij gevonden zoals hij daar al jaren door jagers en woudlopers werd gebruikt, op een dag reizen van de weg. Het had een houtkachel en een bed achterin. Het stond op een mooie plek in de natuur en hij vond het een ideale plek om zijn basiskamp van te maken. Hier leefde hij. Tot we 30 juli een onheilspellende aantekening vinden. Er staat: ‘Extreme zwakte. Door aardappelzaad. Grote moeite om ook maar op te staan. Sterf van de honger. Verkeer in groot gevaar.’ Vóór deze aantekening wijst niets op dergelijke moeilijkheden. Daarna zijn er steeds tekenen dat hij in grote moeilijkheden verkeerde. En een kleine drie weken later kroop hij naar de achterkant in de bus en stierf.
Dit leidde aanvankelijk tot de conclusie dat aardappelzaad hem ziek had gemaakt of zelfs dat hij aan het eten daarvan was gestorven. Het werd in vershillende laboratoria onderzocht. Het bleek niet giftig te zijn. Een onderzoeker zei dat hij het zelf zonder gevolgen had gegeten. Hoe was dit in overeenstemming te brengen met wat het dagboek zei? Toen kwam Jon Krakauer een wetenschappelijk essay van Ronald Hamilton tegen over het concentratie kamp Vapniarca, waar joden in de tweede wereldoorlog gevangen zaten. Een van de officieren besloot de gevangenen, bij wijze van sadistisch experiment, een plant te eten te geven die grote gelijkenis vertoont met de wilde aardappel, namelijk de lathyrus sativus in het Nederlands, plat erwt. De zaden bevatten een neurotoxin dat tot degeneratie van het zenuwgestel kan leiden wanneer de zaden voor een periode als hoofdbron van eiwitten worden geconsumeerd. Christopher at niets anders.. en vertoonde dezelfde verschijnselen, te zwak om op te staan en verlammingsverschijnselen. Het gif wordt ODAP genoemd. Hamilton las Into the Wild, had een aha moment en ging onderzoeken of de aardappelplantzaden ODAP bevatten. Dit bleek het geval. Jon Krakauer liet het voor de zekerheid nog een keer onderzoeken door een zeer goed toegerust laboratorium, dat met hetzelfde resultaat kwam.
Toen Jon Kralkauer aan zijn boek over Christopher McCandless begon identificeerde hij zich met hem omdat hij op zijn 23e dezelfde tocht naar Alaska had gemaakt. ‘Ongelooflijk roekeloos en ongelooflijk stupide’, zegt hij daar nu zelf over. ‘Maar ik had geen zelfmoordneigingen. En ik geloof dat McCandless dezelfde mentaliteit had en totaal niet aan zelfmoord dacht. Hij wilde zichzelf testen, maar op een nogal onvoorzichtige manier. Hij was niet oerstom of een idioot zoals de critici zeggen, hij was bezig te overleven into the wild..
Hoe Mûsâ het persoonlijke gebed van een
schaapherder beoordeelde
Mûsâ kwam langs de kant van de weg een herder tegen die daar zat en steeds herhaalde: ‘O God! O God! Waar ben je? Ik wil je dienstknecht zijn; als ik mag, wil ik je sandalen repareren en je haar kammen. Mocht ik je kleren maar wassen, je luizen doden en je ’s morgens en ’s avonds warme melk brengen. Mocht ik je hand maar kussen, je voeten masseren en als je gaat slapen je bed opmaken en je in je kamer assisteren. Al mijn schapen en geiten wil ik offeren voor jou!
Al mijn huilen en roepen is mijn denken aan Jou!’
Zo zat de schaapherder Gods naam ijdel te gebruiken, en Mûsâ zei: ‘Voor wie zit jij zo je tong te verstuiken?’ De herder antwoordde: ‘Voor de Schepper van hemel en aarde, Die ons schiep en ons steeds het leven spaarde.’
Mûsâ antwoordde: ‘Jij bent werkelijk verdwaald. Je bent niet alleen onachtzaam, maar van het geloof afgedwaald. Je zit onzinnig te babbelen, jij domme sufferd. Als ik jouw was, stopte ik een prop in mijn snufferd! Je godlasterende taal vervuilt de atmosfeer; je blasfemie veranderde de fijnzinnige taal van geloof in oud leer. Een schoenmaker is wat jíj gebruiken kon! Maar dat is toch niet gepast voor die majesteitelijke Zon.. ?
De herder zei: ‘Uw woorden hebben mij sprakeloos gemaakt, berouw brandt in mijn hart en heeft mijn ziel geraakt.’ Hij slaakte een diepe zucht en scheurde zijn kleed, en verdween in de woestijn, waar hij zijn spijt beleed.
Op dat zelfde moment ontving Mûsâ een openbaring: ‘Je hebt mijn dienaar van Mij vervreemd! Was jij niet gekomen om eenheid te brengen? Is het nu je doel om scheiding te veroorzaken?
Mûsâ kwam langs de kant van de weg een herder tegen die daar zat en steeds herhaalde: ‘O God! O God! Waar ben je? Ik wil je dienstknecht zijn; als ik mag, wil ik je sandalen repareren en je haar kammen. Mocht ik je kleren maar wassen, je luizen doden en je ’s morgens en ’s avonds warme melk brengen. Mocht ik je hand maar kussen, je voeten masseren en als je gaat slapen je bed opmaken en je in je kamer assisteren. Al mijn schapen en geiten wil ik offeren voor jou!
Al mijn huilen en roepen is mijn denken aan Jou!’
Zo zat de schaapherder Gods naam ijdel te gebruiken, en Mûsâ zei: ‘Voor wie zit jij zo je tong te verstuiken?’ De herder antwoordde: ‘Voor de Schepper van hemel en aarde, Die ons schiep en ons steeds het leven spaarde.’
Mûsâ antwoordde: ‘Jij bent werkelijk verdwaald. Je bent niet alleen onachtzaam, maar van het geloof afgedwaald. Je zit onzinnig te babbelen, jij domme sufferd. Als ik jouw was, stopte ik een prop in mijn snufferd! Je godlasterende taal vervuilt de atmosfeer; je blasfemie veranderde de fijnzinnige taal van geloof in oud leer. Een schoenmaker is wat jíj gebruiken kon! Maar dat is toch niet gepast voor die majesteitelijke Zon.. ?
De herder zei: ‘Uw woorden hebben mij sprakeloos gemaakt, berouw brandt in mijn hart en heeft mijn ziel geraakt.’ Hij slaakte een diepe zucht en scheurde zijn kleed, en verdween in de woestijn, waar hij zijn spijt beleed.
Op dat zelfde moment ontving Mûsâ een openbaring: ‘Je hebt mijn dienaar van Mij vervreemd! Was jij niet gekomen om eenheid te brengen? Is het nu je doel om scheiding te veroorzaken?
Vermijd zoveel mogelijk om te scheiden; het
toegestane waar ik het minst van houd is scheiden.
Eenieder heb Ik eigen speciale mogelijkheden gegeven, en zijn unieke manier om zich in gebed uit te leven. Van hem is het lofprijzing van jou zou het schande zijn, van hem is het honing van jou zou het vergif zijn. Ik ben onafhankelijk van alle reinheid en onreinheid en vrij van het allerhoogste en het allerlaagste.
Het gebod te aanbidden, schonk Ik niet om er Zelf beter van te worden, maar als vriendelijkheid aan Mijn dienaren.
Voor de hindoes in India is Hindi prijzenswaardig, en in China is de taal van de bewoners voor hen prijzenswaardig.
Ik word niet rein door wat zij Mij toeschrijven of hun lof, zij reinigen zichzelf daarmee en geven uitdrukking aan hun lof. Veronderstel maar niet dat Wij naar de taal en de tong kijken, innerlijk en oprechtheid is waar Wij naar kijken.
Ik kijk in het hart om te zien of het nederigheid bevat, hoewel de uitgesproken woorden niet nederig hoeven zijn. De kern van het hart is de essentie, het woord is van voorbijgaande aard en slechts een bediende, het doel is inhoud en essentie.
Genoeg van deze woorden, begrippen en metaforen. Bezieling hebben we nodig; vurigheid en bezieling! Steek een vuur van liefde in je ziel aan, dat je gedachten en uitdrukkingen verzengt. Zij die zich in vormen uitdrukken zijn een bepaalde soort; zij wier harten en zielen branden gaan door een andere poort.’
Elk moment werpen minnaars zich in het vuur van de liefde. Belastingen worden niet geheven van een vervallen dorp.
toegestane waar ik het minst van houd is scheiden.
Eenieder heb Ik eigen speciale mogelijkheden gegeven, en zijn unieke manier om zich in gebed uit te leven. Van hem is het lofprijzing van jou zou het schande zijn, van hem is het honing van jou zou het vergif zijn. Ik ben onafhankelijk van alle reinheid en onreinheid en vrij van het allerhoogste en het allerlaagste.
Het gebod te aanbidden, schonk Ik niet om er Zelf beter van te worden, maar als vriendelijkheid aan Mijn dienaren.
Voor de hindoes in India is Hindi prijzenswaardig, en in China is de taal van de bewoners voor hen prijzenswaardig.
Ik word niet rein door wat zij Mij toeschrijven of hun lof, zij reinigen zichzelf daarmee en geven uitdrukking aan hun lof. Veronderstel maar niet dat Wij naar de taal en de tong kijken, innerlijk en oprechtheid is waar Wij naar kijken.
Ik kijk in het hart om te zien of het nederigheid bevat, hoewel de uitgesproken woorden niet nederig hoeven zijn. De kern van het hart is de essentie, het woord is van voorbijgaande aard en slechts een bediende, het doel is inhoud en essentie.
Genoeg van deze woorden, begrippen en metaforen. Bezieling hebben we nodig; vurigheid en bezieling! Steek een vuur van liefde in je ziel aan, dat je gedachten en uitdrukkingen verzengt. Zij die zich in vormen uitdrukken zijn een bepaalde soort; zij wier harten en zielen branden gaan door een andere poort.’
Elk moment werpen minnaars zich in het vuur van de liefde. Belastingen worden niet geheven van een vervallen dorp.
Als een minnaar in spraak een overtreding begaat, noem hem dan geen overtreder, als een martelaar met bloed bedekt is, was hem dan niet. Bloed past beter bij martelaars dan water, sommige onbedoelde fouten zijn beter dan honderden correcties later.
Binnenin de Ka’ba hoef je niet naar de qibla te zoeken – mist de parelduiker sneeuwschoenen wanneer hij gaat duiken? Verwacht geen gids vanonder de dronkenlappen, waarom vraag je van hen die in vodden lopen om je kleren op te lappen?
De religie van de Liefde staat los van alle andere religie. Voor de minnaars is Allah Zelf zowel Weg als religie. Het is voor de robijn geen tekort als geen kenner van hem geniet. Liefde wordt niet verdrietig in een zee van verdriet.
Hierna openbaarde Allah aan het hart van Mozes verborgenheden die niet kunnen worden beschreven. In zijn hart werden woorden gegoten, puur en verfijnd, waarbij visie in spraak verdwijnt. Hij raakte buiten zichzelf en vond zichzelf terug, bewoog van vóór de tijden naar eeuwigheid en terug. Elke poging dit te beschrijven kan ik achterwege laten, wat reikt verder dan woorden om begrip te baten. Uitleg van dit mysterie zou ons brein uiteenrijten, de poging om het op te schrijven zou pennen in stukken splijten.
Eenmaal deze terechtwijzing van Allah ontvangen, rende hij de woestijn in om de herder te vinden. Hij volgde de voetafdrukken van die verbijsterende man, stof opwerpend in de woestijn zo hard als hij kan. Voetafdrukken van de stuurlozen, die steeds van spoor veranderen, zijn werkelijk verschillend van alle andere.
Uiteindelijk zag Mozes de herder en riep de blijde tijding uit: ‘Allah is met je; je gaat vrijuit!’
Zoek niet naar andere vormen of methoden; zwijg niet verstomd, maar gooi eruit wat er in je gekwelde hart opkomt.
Binnenin de Ka’ba hoef je niet naar de qibla te zoeken – mist de parelduiker sneeuwschoenen wanneer hij gaat duiken? Verwacht geen gids vanonder de dronkenlappen, waarom vraag je van hen die in vodden lopen om je kleren op te lappen?
De religie van de Liefde staat los van alle andere religie. Voor de minnaars is Allah Zelf zowel Weg als religie. Het is voor de robijn geen tekort als geen kenner van hem geniet. Liefde wordt niet verdrietig in een zee van verdriet.
Hierna openbaarde Allah aan het hart van Mozes verborgenheden die niet kunnen worden beschreven. In zijn hart werden woorden gegoten, puur en verfijnd, waarbij visie in spraak verdwijnt. Hij raakte buiten zichzelf en vond zichzelf terug, bewoog van vóór de tijden naar eeuwigheid en terug. Elke poging dit te beschrijven kan ik achterwege laten, wat reikt verder dan woorden om begrip te baten. Uitleg van dit mysterie zou ons brein uiteenrijten, de poging om het op te schrijven zou pennen in stukken splijten.
Eenmaal deze terechtwijzing van Allah ontvangen, rende hij de woestijn in om de herder te vinden. Hij volgde de voetafdrukken van die verbijsterende man, stof opwerpend in de woestijn zo hard als hij kan. Voetafdrukken van de stuurlozen, die steeds van spoor veranderen, zijn werkelijk verschillend van alle andere.
Uiteindelijk zag Mozes de herder en riep de blijde tijding uit: ‘Allah is met je; je gaat vrijuit!’
Zoek niet naar andere vormen of methoden; zwijg niet verstomd, maar gooi eruit wat er in je gekwelde hart opkomt.
Jouw godslastering is religie en jouw religie is een licht voor de ziel; je bent gered en je hele wereld is veilig.
Jij die rust vindt in de zekerheid van ‘Allah doet wat Hij wil’[i]. Ga en spreek en bid zonder voorbehoud of wees stil.’
De herder zei: ‘O Mozes dat alles is voorbij, en van smart, ben ik nu ondergedompeld in mijn bloedend hart. De Sidratu’l Munteha – de lotusboom van de hemelse grens, ben ik honderdduizend sferen gepasseerd. Hoe ver kan een mens?
Jij zweepte mijn paard en het sprong steigerend weg; met één salto oversteeg het de hemelen en vond zijn weg. Moge de goddelijke geest zo intiem blijven met mijn mensengeest. Jouw hand en arm zijn heilzaam geweest. Er zijn geen woorden voor de staat waarin ik verkeer; mijn verwarde woorden doen geen recht aan mijn Heer.’
Je ziet je spiegelbeeld in de spiegel; dat is jouw spiegelbeeld het is niet de spiegel. Past de lucht die de fluitspeler in het riet blaast, bij het riet, nee het past bij de adem van de man die speelt op het riet.
Nadat Rûmî heeft vastgesteld dat de herder in zijn eenvoud van hart en oprechtheid, en in de naïeve ongekunsteldheid van woordkeuze dichter bij de Schepper stond dan menig hogepriester, wendt hij zich nog even tot de lezer en zegt:
In welke vorm of hoe perfect je ook Allah dankzegt en prijst; ook jouw woorden gaan net zo mank als die van de herder. Misschien is jouw lofprijzing beter en vind je hem dom, maar voor het aangezicht van Allah is het net zo krom.
Hoe vaak zul je niet zeggen nadat de sluier is opgelicht: ‘Nooit gedacht dat dit onthuld zou worden, in mijn gezicht!’[ii]
[i] Verwijzing naar de Koranverzen: 3:40 en 22:18
[ii] Verwijzing naar het Koranvers 39:47
Jij die rust vindt in de zekerheid van ‘Allah doet wat Hij wil’[i]. Ga en spreek en bid zonder voorbehoud of wees stil.’
De herder zei: ‘O Mozes dat alles is voorbij, en van smart, ben ik nu ondergedompeld in mijn bloedend hart. De Sidratu’l Munteha – de lotusboom van de hemelse grens, ben ik honderdduizend sferen gepasseerd. Hoe ver kan een mens?
Jij zweepte mijn paard en het sprong steigerend weg; met één salto oversteeg het de hemelen en vond zijn weg. Moge de goddelijke geest zo intiem blijven met mijn mensengeest. Jouw hand en arm zijn heilzaam geweest. Er zijn geen woorden voor de staat waarin ik verkeer; mijn verwarde woorden doen geen recht aan mijn Heer.’
Je ziet je spiegelbeeld in de spiegel; dat is jouw spiegelbeeld het is niet de spiegel. Past de lucht die de fluitspeler in het riet blaast, bij het riet, nee het past bij de adem van de man die speelt op het riet.
Nadat Rûmî heeft vastgesteld dat de herder in zijn eenvoud van hart en oprechtheid, en in de naïeve ongekunsteldheid van woordkeuze dichter bij de Schepper stond dan menig hogepriester, wendt hij zich nog even tot de lezer en zegt:
In welke vorm of hoe perfect je ook Allah dankzegt en prijst; ook jouw woorden gaan net zo mank als die van de herder. Misschien is jouw lofprijzing beter en vind je hem dom, maar voor het aangezicht van Allah is het net zo krom.
Hoe vaak zul je niet zeggen nadat de sluier is opgelicht: ‘Nooit gedacht dat dit onthuld zou worden, in mijn gezicht!’[ii]
[i] Verwijzing naar de Koranverzen: 3:40 en 22:18
[ii] Verwijzing naar het Koranvers 39:47
De weg naar Shangri La
Shangri-La is de naam van het aardse paradijs uit het boek Lost Horizon. De Engelse romanschrijver James Hilton schreef dit boek in 1933 en het is verfilmd in 1937 en in 1973. Het gaat over vier Britten die een vliegtuigongeluk overleven en terechtkomen in een klooster aan de voet van de Tibetaanse berg Karakal. Het overweldigend mooie klooster draagt de naam Shangri-La. Shangri-La is synoniem geworden voor het aards paradijs, maar ook voor het beeld van een utopie in de Himalaya. Het verhaal van Shangri-La is gebaseerd op het idee van Shambhala, een mystieke stad volgens Tibetaans-boeddhistische traditie.
Het Shangri-La uit de Lost Horizon wordt gezien als een modern sprookje of fantasieverhaal dat zich afspeelt in het interbellum, de periode tussen de twee wereldoorlogen. Het Tibetaanse klooster met die naam ligt in een vallei die voor de buitenwereld onbereikbaar is. Alle grote wijsheid van de wereld was in dat klooster verzameld in de hoofden en harten van de mensen die daar waren samen gekomen.
Op alle mogelijke manieren voorzag het verhaal in een behoefte als antwoord op de tijdgeest van een westerse wereld die zichzelf bergafwaarts, richting zelfvernietiging, zag gaan. Carl Jung zei: ‘de geur van roet hing in de lucht.’ De gedachte aan een verloren paradijs, dat zich ergens, ver van de ogen der massa’s bevond, was daarom onweerstaanbaar.
Er werd gesuggereerd dat het Tibet zou zijn. Tibet was in de jaren dertig in de verbeelding van mensen die het woord maar hoorden, het voorbeeld van een onvoorstelbaar magische plek; een van de laatste onbetreden en onopgemerkte plaatsen op aarde. Een soort verboden rijk. Gezien alles wat er vanaf die tijd tot vandaag, en vooral na de Chinese bezetting met Tibet is gebeurd, heeft dat Shangri-La veel van zijn hemelse romantiek verloren. Shangri-La lijkt een acroniem voor Sri Lanka, maar dat heette tot 1972 Ceylon. Sommige overleveringen vertellen dat Adam en Eva daar terecht kwamen nadat ze uit het paradijs waren gezet. Dit wordt enigszins bevestigd door de voorgeschiedenis van het eiland. [ The pre-history of Sri Lanka goes back 125,000 years and possibly even as far back as 500,000 years. The era spans the Palaeolithic, Mesolithic and early Iron Ages. Among the Paleolithic human settlements discovered in Sri Lanka, Pahiyangala (named after the Chinese traveller monk Faxian), which dates back to 37,000 BP, Batadombalena (28,500 BP) and Belilena (12,000 BP) are the most important. In these caves, archaeologists have found the remains of anatomically modern humans which they have named Balangoda Man, and other evidence suggesting that they may have engaged in agriculture and kept domestic dogs for driving game.["Early Man and the Rise of Civilisation in Sri Lanka: the Archaeological Evidence"]..
De wens dat zich op deze wereld een Shangri La zou bevinden, zit zo diep in veel mensenzielen, dat er in commentaren op het boek vaak werd gesuggereerd dat er een ouder verhaal moest bestaan over een verloren paradijs waarop Hilton zijn verhaal had gebaseerd. Had Shangri La ooit bestaan? Waarom blijven verhalen over bijvoorbeeld Mesopotamië of 'het paradijs' ons steeds weer bezighouden en boeien?
Het verhaal over een verloren paradijs – een koninkrijk in de Himalaya – had vier eeuwen eerder al de aandacht van een aantal mensen getrokken. Alle verhalen over verloren of verborgen schatten hebben een schatkaart, ook verloren, of ergens verborgen. Zo’n kaart maakte deel uit van een dagboek van een missionaris, die aan het hof verbleef van Akbar Abu’l-Fath Djalâl ud-Dîn Mohammed, vanaf zijn veertiende levensjaar derde Timuridische keizer van India (1542-1605). Akbar was geboren in ballingschap en in een van de boeiendste eeuwen van de wereldgeschiedenis was hij een groot leider. Er wordt gezegd dat hij niet kon lezen en schrijven maar briljant was als militair leider en zelfs briljanter als bestuurder. Hij had contacten in alle lagen van de bevolking en spande zich in alle oprechtheid in voor de laagste klassen in India. Hij had geen of weinig vooroordelen en zijn onbevangenheid bleek uit zijn favoriete motto dat luidde ‘Vrede met allen’.
Wat nog meer de aandacht trok dan zijn geniale leiderschap, was zijn oprecht zoeken naar waarheid. Hij brak met de orthodoxe islam en verkondigde, ruim van opvatting, een Dîn-i ilahî, of Tawhîd-i ilahî, dat geloof in God, geloof in één God of Gods religie kan betekenen. Hij dacht hierin het gemeenschappelijk element van alle religies te verenigen. Maar ook wilde hij aangeven dat religie een zaak van God was en dat het teveel een aangelegenheid van theologische muggenzifters en letterknechten was geworden. Ook trachtte hij de slavernij af te schaffen. De eerste gelovigen waren intellectuelen, spiritueel bewogen personen, soefi’s en zoroastrianen, uit zijn eigen omgeving. Hij had hen leren kennen gedurende zijn zoektocht in al die religies. Vooral het Rooms Katholicisme had zijn aandacht. Hij nodigde Jezuïeten uit aan het hof om met hen de dialoog te voeren en ze zijn tot in de achttiende eeuw gebleven; onder hen was de beroemde Franciscus Xaverius. Hij trachtte het goede aan alle verschillende opvattingen en opinies te ontlenen met slechts één bedoeling. Het vaststellen van de waarheid. Vanuit het basale feit dat alle gelovigen van elk geloof, 'ik geloof' zeggen, en het leerstuk van onze menselijkheid, stelde hij eenvoudige gedragsregels vast.
Een Jezuïtische priester verzamelde alle wonderbaarlijke verhalen die hij aan Akbars hof hoorde en maakte daarna een tekening, een landkaart. Op zijn kaart was de ruimte van Tibet open gelaten als een witte ruimte. Op één plek na. Die noemde hij het meer van Manasa Sarovar en hij schreef erin: bewoond door christenen. De priester was een oude man en niet in staat om de hoge bergen over te trekken om die christenen te gaan bezoeken . Maar een veel jongere priester, Antonio Andrade, was zo gecharmeerd van het verhaal dat hij besloot de bergen in te trekken. De reis verliep aanvankelijk erg moeilijk en hij begon zichzelf en de bergen te verwensen. Maar hij vond uiteindelijk een welvarend koninkrijk, al bevonden zich daar geen christenen. Zijn reis werd vastgelegd in een boek, Finding Tibet, dat in 1926 in Calcutta werd gepubliceerd. Volgens onderzoekers is de gelijkenis tussen dit boek en The lost horizon nogal opvallend.
Het idee van een verloren koninkrijk in de Himalaya bleek ook in Boeddhistische kringen nogal te leven en het kan zijn dat zo’n verhaal was doorgedrongen tot het hof van Akbar Sjah. De naam Shambala werd voor het eerst vermeld in een tekst die bekend staat als kalachakra tantra, dit betekent ‘Het wiel van de tijd dat onderwijst’. De leer van de kalachakra behoort tot het hoogste niveau van de Boeddhistische leer waarmee de discipelen de verlichting in een korte periode kunnen bereiken, maar niet als zij er tientallen jaren over doen. Shambala is een mystieke staat en geen geografische plaats. De tocht erheen wordt verbeeld als een reis over de bergen die er uitzien als lotus bloemen. Hieruit hebben sommigen afgeleid dat ook Shangri-La zo'n spiritueel stadium in iemands ontwikkeling kan zijn. Waarschijnlijk is Shangri-La dus geen koninkrijk in de Himalaya of een verloren paradijs, maar een koninkrijk binnenin ons of een innerlijk paradijs.
Shangri-La is de naam van het aardse paradijs uit het boek Lost Horizon. De Engelse romanschrijver James Hilton schreef dit boek in 1933 en het is verfilmd in 1937 en in 1973. Het gaat over vier Britten die een vliegtuigongeluk overleven en terechtkomen in een klooster aan de voet van de Tibetaanse berg Karakal. Het overweldigend mooie klooster draagt de naam Shangri-La. Shangri-La is synoniem geworden voor het aards paradijs, maar ook voor het beeld van een utopie in de Himalaya. Het verhaal van Shangri-La is gebaseerd op het idee van Shambhala, een mystieke stad volgens Tibetaans-boeddhistische traditie.
Het Shangri-La uit de Lost Horizon wordt gezien als een modern sprookje of fantasieverhaal dat zich afspeelt in het interbellum, de periode tussen de twee wereldoorlogen. Het Tibetaanse klooster met die naam ligt in een vallei die voor de buitenwereld onbereikbaar is. Alle grote wijsheid van de wereld was in dat klooster verzameld in de hoofden en harten van de mensen die daar waren samen gekomen.
Op alle mogelijke manieren voorzag het verhaal in een behoefte als antwoord op de tijdgeest van een westerse wereld die zichzelf bergafwaarts, richting zelfvernietiging, zag gaan. Carl Jung zei: ‘de geur van roet hing in de lucht.’ De gedachte aan een verloren paradijs, dat zich ergens, ver van de ogen der massa’s bevond, was daarom onweerstaanbaar.
Er werd gesuggereerd dat het Tibet zou zijn. Tibet was in de jaren dertig in de verbeelding van mensen die het woord maar hoorden, het voorbeeld van een onvoorstelbaar magische plek; een van de laatste onbetreden en onopgemerkte plaatsen op aarde. Een soort verboden rijk. Gezien alles wat er vanaf die tijd tot vandaag, en vooral na de Chinese bezetting met Tibet is gebeurd, heeft dat Shangri-La veel van zijn hemelse romantiek verloren. Shangri-La lijkt een acroniem voor Sri Lanka, maar dat heette tot 1972 Ceylon. Sommige overleveringen vertellen dat Adam en Eva daar terecht kwamen nadat ze uit het paradijs waren gezet. Dit wordt enigszins bevestigd door de voorgeschiedenis van het eiland. [ The pre-history of Sri Lanka goes back 125,000 years and possibly even as far back as 500,000 years. The era spans the Palaeolithic, Mesolithic and early Iron Ages. Among the Paleolithic human settlements discovered in Sri Lanka, Pahiyangala (named after the Chinese traveller monk Faxian), which dates back to 37,000 BP, Batadombalena (28,500 BP) and Belilena (12,000 BP) are the most important. In these caves, archaeologists have found the remains of anatomically modern humans which they have named Balangoda Man, and other evidence suggesting that they may have engaged in agriculture and kept domestic dogs for driving game.["Early Man and the Rise of Civilisation in Sri Lanka: the Archaeological Evidence"]..
De wens dat zich op deze wereld een Shangri La zou bevinden, zit zo diep in veel mensenzielen, dat er in commentaren op het boek vaak werd gesuggereerd dat er een ouder verhaal moest bestaan over een verloren paradijs waarop Hilton zijn verhaal had gebaseerd. Had Shangri La ooit bestaan? Waarom blijven verhalen over bijvoorbeeld Mesopotamië of 'het paradijs' ons steeds weer bezighouden en boeien?
Het verhaal over een verloren paradijs – een koninkrijk in de Himalaya – had vier eeuwen eerder al de aandacht van een aantal mensen getrokken. Alle verhalen over verloren of verborgen schatten hebben een schatkaart, ook verloren, of ergens verborgen. Zo’n kaart maakte deel uit van een dagboek van een missionaris, die aan het hof verbleef van Akbar Abu’l-Fath Djalâl ud-Dîn Mohammed, vanaf zijn veertiende levensjaar derde Timuridische keizer van India (1542-1605). Akbar was geboren in ballingschap en in een van de boeiendste eeuwen van de wereldgeschiedenis was hij een groot leider. Er wordt gezegd dat hij niet kon lezen en schrijven maar briljant was als militair leider en zelfs briljanter als bestuurder. Hij had contacten in alle lagen van de bevolking en spande zich in alle oprechtheid in voor de laagste klassen in India. Hij had geen of weinig vooroordelen en zijn onbevangenheid bleek uit zijn favoriete motto dat luidde ‘Vrede met allen’.
Wat nog meer de aandacht trok dan zijn geniale leiderschap, was zijn oprecht zoeken naar waarheid. Hij brak met de orthodoxe islam en verkondigde, ruim van opvatting, een Dîn-i ilahî, of Tawhîd-i ilahî, dat geloof in God, geloof in één God of Gods religie kan betekenen. Hij dacht hierin het gemeenschappelijk element van alle religies te verenigen. Maar ook wilde hij aangeven dat religie een zaak van God was en dat het teveel een aangelegenheid van theologische muggenzifters en letterknechten was geworden. Ook trachtte hij de slavernij af te schaffen. De eerste gelovigen waren intellectuelen, spiritueel bewogen personen, soefi’s en zoroastrianen, uit zijn eigen omgeving. Hij had hen leren kennen gedurende zijn zoektocht in al die religies. Vooral het Rooms Katholicisme had zijn aandacht. Hij nodigde Jezuïeten uit aan het hof om met hen de dialoog te voeren en ze zijn tot in de achttiende eeuw gebleven; onder hen was de beroemde Franciscus Xaverius. Hij trachtte het goede aan alle verschillende opvattingen en opinies te ontlenen met slechts één bedoeling. Het vaststellen van de waarheid. Vanuit het basale feit dat alle gelovigen van elk geloof, 'ik geloof' zeggen, en het leerstuk van onze menselijkheid, stelde hij eenvoudige gedragsregels vast.
Een Jezuïtische priester verzamelde alle wonderbaarlijke verhalen die hij aan Akbars hof hoorde en maakte daarna een tekening, een landkaart. Op zijn kaart was de ruimte van Tibet open gelaten als een witte ruimte. Op één plek na. Die noemde hij het meer van Manasa Sarovar en hij schreef erin: bewoond door christenen. De priester was een oude man en niet in staat om de hoge bergen over te trekken om die christenen te gaan bezoeken . Maar een veel jongere priester, Antonio Andrade, was zo gecharmeerd van het verhaal dat hij besloot de bergen in te trekken. De reis verliep aanvankelijk erg moeilijk en hij begon zichzelf en de bergen te verwensen. Maar hij vond uiteindelijk een welvarend koninkrijk, al bevonden zich daar geen christenen. Zijn reis werd vastgelegd in een boek, Finding Tibet, dat in 1926 in Calcutta werd gepubliceerd. Volgens onderzoekers is de gelijkenis tussen dit boek en The lost horizon nogal opvallend.
Het idee van een verloren koninkrijk in de Himalaya bleek ook in Boeddhistische kringen nogal te leven en het kan zijn dat zo’n verhaal was doorgedrongen tot het hof van Akbar Sjah. De naam Shambala werd voor het eerst vermeld in een tekst die bekend staat als kalachakra tantra, dit betekent ‘Het wiel van de tijd dat onderwijst’. De leer van de kalachakra behoort tot het hoogste niveau van de Boeddhistische leer waarmee de discipelen de verlichting in een korte periode kunnen bereiken, maar niet als zij er tientallen jaren over doen. Shambala is een mystieke staat en geen geografische plaats. De tocht erheen wordt verbeeld als een reis over de bergen die er uitzien als lotus bloemen. Hieruit hebben sommigen afgeleid dat ook Shangri-La zo'n spiritueel stadium in iemands ontwikkeling kan zijn. Waarschijnlijk is Shangri-La dus geen koninkrijk in de Himalaya of een verloren paradijs, maar een koninkrijk binnenin ons of een innerlijk paradijs.
Het Shangri La verhaal is een meesterlijk verhaal. Het wordt verteld door een neuroloog. Hij heeft van een auteur genaamd Rutherford, een oude vriend van de Britse diplomaat Hugh Conway, een manuscript gekregen met het verhaal dat Conway aan Rutherford heeft verteld. Conway is pas geleden teruggekeerd uit Tibet, en heeft Rutherford zijn verhaal op laten schrijven. Op een diner in de Tempelhof in Berlijn vertelt de neuroloog de aanwezigen het verhaal van Conway. In mei 1931 vliegt Conway met een vliegtuig van de Maharadja van Chandrapore van (toen nog) Brits-Indië naar Pesjawar. De andere inzittenden in het vliegtuig zijn Conways jonge vice-consultant Mallinson, de Britse zendelinge Miss Brinklow en de Amerikaan Barnard. Het vliegtuig stort door onbekende oorzaken neer in de bergen van Tibet en de piloot komt hierbij om het leven. Wel kan hij de vier overlevenden in het Chinees nog toeroepen dat ze een schuilplaats moeten zoeken in het nabijgelegen klooster van Shangri-La. De exacte locatie van Shangri-La is echter onbekend.
De vier ontmoeten al snel een postulant genaamd Chang. Hij neemt hen mee naar het klooster, dat in een verborgen vallei blijkt te liggen. Het klooster blijkt vrij modern te zijn en beschikt onder andere over een centrale verwarming, badkuipen uit Akron en een grote bibliotheek.
Mallinson wil graag wat dragers inhuren en zo snel mogelijk terugkeren naar de beschaafde wereld, maar Chang wijst dit verzoek af. De anderen zijn onder de indruk van het klooster en willen graag nog een tijdje blijven. Miss Brinklow wil blijven om hier zendingswerk te doen, Barnard omdat hij in werkelijkheid een gezochte misdadiger is genaamd Chalmers Bryant en Conway vanwege de rust en de bibliotheek. Conway krijgt een audiëntie bij de Dalai Lama, een ongekende eer voor de inwoners van de vallei. Hij hoort van de Lama dat het klooster in zijn huidige vorm ergens begin 19e eeuw was gebouwd door een Katholiek genaamd Perrault, afkomstig uit Luxemburg. Sindsdien zijn hier veel mensen die verdwaald waren in de bergen komen wonen. De vallei blijkt een groot geheim te bevatten. Zij die er wonen worden maar langzaam ouder en krijgen zo een onnatuurlijk lang leven. Als ze de vallei verlaten verouderen ze weer tot hun ware leeftijd. Voor de meeste inwoners zou dat de dood tot gevolg hebben daar ze al een hoge leeftijd hebben. De Dalai Lama onthult ten slotte dat hij zelf Perrault is.
Tijdens een tweede audiëntie maakt de Dalai Lama bekend dat hij stervende is. Hij wil dat Conway zijn opvolger wordt. Ondertussen maakt Mallinson plannen om de vallei te verlaten samen met Lo-Tsen, een jonge vrouw uit het klooster. Conway besluit met hem mee te gaan en wijst het aanbod van de Lama af. Uiteindelijk bereikt hij Engeland, waar hij Rutherford vertelt over zijn belevenissen.
Daarmee eindigt het verhaal van de neuroloog. Volgens hem is Conway inmiddels met de noorderzon vertrokken. Vermoedelijk probeert hij terug te keren naar Shangri-La.
De vier ontmoeten al snel een postulant genaamd Chang. Hij neemt hen mee naar het klooster, dat in een verborgen vallei blijkt te liggen. Het klooster blijkt vrij modern te zijn en beschikt onder andere over een centrale verwarming, badkuipen uit Akron en een grote bibliotheek.
Mallinson wil graag wat dragers inhuren en zo snel mogelijk terugkeren naar de beschaafde wereld, maar Chang wijst dit verzoek af. De anderen zijn onder de indruk van het klooster en willen graag nog een tijdje blijven. Miss Brinklow wil blijven om hier zendingswerk te doen, Barnard omdat hij in werkelijkheid een gezochte misdadiger is genaamd Chalmers Bryant en Conway vanwege de rust en de bibliotheek. Conway krijgt een audiëntie bij de Dalai Lama, een ongekende eer voor de inwoners van de vallei. Hij hoort van de Lama dat het klooster in zijn huidige vorm ergens begin 19e eeuw was gebouwd door een Katholiek genaamd Perrault, afkomstig uit Luxemburg. Sindsdien zijn hier veel mensen die verdwaald waren in de bergen komen wonen. De vallei blijkt een groot geheim te bevatten. Zij die er wonen worden maar langzaam ouder en krijgen zo een onnatuurlijk lang leven. Als ze de vallei verlaten verouderen ze weer tot hun ware leeftijd. Voor de meeste inwoners zou dat de dood tot gevolg hebben daar ze al een hoge leeftijd hebben. De Dalai Lama onthult ten slotte dat hij zelf Perrault is.
Tijdens een tweede audiëntie maakt de Dalai Lama bekend dat hij stervende is. Hij wil dat Conway zijn opvolger wordt. Ondertussen maakt Mallinson plannen om de vallei te verlaten samen met Lo-Tsen, een jonge vrouw uit het klooster. Conway besluit met hem mee te gaan en wijst het aanbod van de Lama af. Uiteindelijk bereikt hij Engeland, waar hij Rutherford vertelt over zijn belevenissen.
Daarmee eindigt het verhaal van de neuroloog. Volgens hem is Conway inmiddels met de noorderzon vertrokken. Vermoedelijk probeert hij terug te keren naar Shangri-La.
Een achterafpreekje waar u niet om heeft gevraagd
De lokstem van Shangri La is krachtig, welk verhaal je ook als authentiek beschouwt. Het is het onbegrip voor ‘het mystieke oosten’ die het vinden en toepassen van Shambala nog aantrekkelijker maakt. Verhalen die vrijheid van geest en mystieke ervaringen steeds beter beschrijven en je het gevoel geven dat 'jezelf bevrijden van materie en dogma’s' binnen bereik ligt. Waarbij het nodig is in te zien dat die bevrijding van de geest niet in een lokkend paradijs, verborgen in de Himalaya, de Pyreneeën, het Andesgebergte of Alaska hoeft plaats te vinden, als een vakantie in de folder van een reisbureau. We vrezen soms dat de slechte dingen – ‘het kwaad’ - ons zal breken, maar het is hetzelfde goed en kwaad dat bestond aan het begin der tijden. Alleen gaan de aanbiedingen met hun tijd mee. Ze zijn verfijnder en geperfectioneerd en krijgen ons wel aan het dromen. Hoop bestaat niet zonder vrees.
De voortschrijdende tijd wordt weerbarstiger in zijn beleving van kwaliteit van leven, het kost ons steeds meer moeite om dat begrip voor onszelf te definiëren. Het levensonthaal waar we recht op menen te hebben wordt voor mensen met een geweten steeds moelijker te genieten. Het weetje in je achterhoofd dat je de Shangri La’s van deze wereld luierend op een strand bezoekt met een pina-colada in je hand terwijl de bevolking die jou glimlachend bedient van een euro per dag moet leven, geeft een licht onbehagen. Met die zich verdikkende tijd om ons heen en steeds wranger genietingen wordt de noodzaak in een beter morgen te kunnen geloven steeds groter. Is onze volgende dag echt beter of stromen de dagen op elkaar lijkend en geestdodend voort? Zelfs als Shangri La uitsluitend in onze verbeelding bestaat, is dat ook precies de plaats waar verlangen naar onschuld en innerlijke vrede thuis hoort. Verbeelding kan heel sterk zijn en ons leiden. Shangri La kan een thuishaven zijn. We kunnen Shangri La thuis laten bestaan. De landkaart zijn we kwijt, maar we weten waar het ligt. Want het licht in ons hart schijnt op de weg naar huis..
De lokstem van Shangri La is krachtig, welk verhaal je ook als authentiek beschouwt. Het is het onbegrip voor ‘het mystieke oosten’ die het vinden en toepassen van Shambala nog aantrekkelijker maakt. Verhalen die vrijheid van geest en mystieke ervaringen steeds beter beschrijven en je het gevoel geven dat 'jezelf bevrijden van materie en dogma’s' binnen bereik ligt. Waarbij het nodig is in te zien dat die bevrijding van de geest niet in een lokkend paradijs, verborgen in de Himalaya, de Pyreneeën, het Andesgebergte of Alaska hoeft plaats te vinden, als een vakantie in de folder van een reisbureau. We vrezen soms dat de slechte dingen – ‘het kwaad’ - ons zal breken, maar het is hetzelfde goed en kwaad dat bestond aan het begin der tijden. Alleen gaan de aanbiedingen met hun tijd mee. Ze zijn verfijnder en geperfectioneerd en krijgen ons wel aan het dromen. Hoop bestaat niet zonder vrees.
De voortschrijdende tijd wordt weerbarstiger in zijn beleving van kwaliteit van leven, het kost ons steeds meer moeite om dat begrip voor onszelf te definiëren. Het levensonthaal waar we recht op menen te hebben wordt voor mensen met een geweten steeds moelijker te genieten. Het weetje in je achterhoofd dat je de Shangri La’s van deze wereld luierend op een strand bezoekt met een pina-colada in je hand terwijl de bevolking die jou glimlachend bedient van een euro per dag moet leven, geeft een licht onbehagen. Met die zich verdikkende tijd om ons heen en steeds wranger genietingen wordt de noodzaak in een beter morgen te kunnen geloven steeds groter. Is onze volgende dag echt beter of stromen de dagen op elkaar lijkend en geestdodend voort? Zelfs als Shangri La uitsluitend in onze verbeelding bestaat, is dat ook precies de plaats waar verlangen naar onschuld en innerlijke vrede thuis hoort. Verbeelding kan heel sterk zijn en ons leiden. Shangri La kan een thuishaven zijn. We kunnen Shangri La thuis laten bestaan. De landkaart zijn we kwijt, maar we weten waar het ligt. Want het licht in ons hart schijnt op de weg naar huis..
Op de Dag van de Overtuiging doen we de volgende meditatie:
We spreken over het individu en het universum
maar in elk individu bevindt zich al een universum.
Gary Goldschneider in The Secret Language of Birthdays.
De extase die beiden weken en maanden hebben beleefd, heeft verschillende oude vormen van hun leven getranscendeerd, dat wil zeggen ontmaskerd, bevrijd, opgeheven in een aan gene zijde van ('trans') de bekende wereld liggende toestand. Ze worden naamloos, alles omvattend, universeel. Hoe zouden ze nog de grenzen van de individualiteit kunnen aanvaarden?' De ziel verliest in God haar naam, zoals de rivier die in de zee stroomt. (Dorothee Sölle over de ontmoeting tussen Rumi en Sjams).
Iets over Sjams at-Tabrizî
Wie kan regelrecht tot het hart spreken? Wie kent je zoals alleen jij jezelf kent? Wie leest je als een opengeslagen boek? Een voortdurend onrust zaaiende figuur, die shocktherapie beoefent, en Rumi over zijn grenzen tilde. Ronddolend, de ogen brandend in het gelaat, rusteloos zijn geliefde zoekend: een verwante geest; één maar. Rumi’s studenten hadden hun meester verloren; hij was in afzondering met Sjams. De studenten kunnen dit niet verdragen en uit afgunst doden ze Sjams. Rumi is weer alleen, verlaten door de enige onvervangbare ziel die hem kende. Maar hij komt na rouw tot besef dat Sjams voor hem niet verloren is, of: “Hij die de zon van de waarheid zocht, ontdekte dat hij met hem was verenigd; met hem in zichzelf.” (Annemarie Schimmel).
Het gaat niet om kennis die verkregen kan worden door middel van het verstand, die is begrensd. Zeker wanneer het om godskennis gaat. Er is een tweede weg voor de mens om zichzelf en God te leren kennen, dat is de methode zonder middelen. De kern van die methode is de observatie van het innerlijk. Die weg is een andere en moeilijker weg. Je kan het echter ook de makkelijke weg noemen.
Een woordloos onderricht
van geest tot geest
buiten de tradities en het woord
rechtstreeks wijzend naar je oorspronkelijke geest
en zo je eigen licht bereiken.
De kennis die de mens door middel van deze methode verkrijgt, begrijp je als één geheel: intuïtief. Het ontvangen van openbaringen is voorbehouden aan profeten, maar intuïtief verkregen kennis lijkt hier enigszins op. Een vonk van inspiratie kan op uitvinders, kunstenaars en onderzoekers overspringen, waarbij niemand weet waar die vandaan komt.
De ervaring van de verandering van ervaring
Strenght of vision is important,
but also is the ability to see things as they really are.
In dit boek’, aldus Frederick Franck in zijn Zen Zien Zen Tekenen, Karnak 1993, praat ik over zen zoals ik dat begrijp - als begrijpen het juiste woord is - en zoals ik het beoefen.
Toen ik zo'n halve eeuw geleden voor het eerst met zen in aanraking kwam door de boeken van Daisetz T. Suzuki (1870-1968), de wijze die bijna op zijn eentje het Westen initieerde in de wereld van zen, voelde ik me overweldigd. Ik had het gevoel alsof ik met een parachute in een landschap neergelaten was waar ik nog nooit geweest was, maar waar ik ogenblikkelijk elke heuvel, elke boom, elk graspolletje herkende. Ik wist direct dat zen niet een soort intellectueel of filosofisch systeem was, dat het ook geen religie was, maar een religieuze benadering van het leven als zodanig, een benadering die een essentieel ingrediënt zou moeten zijn van elke religie, voorbij hun geloofssystemen, theologieën, mythen en denkbeelden. Ik voelde me op mijn gemak met de uitspraak dat zen niet 'onderwezen' kon worden maar uitsluitend van hart tot hart overgedragen kon worden Al met al is zen inderdaad: direct contact maken met de meest innerlijke manier waarop het leven zich van binnen voltrekt en zich tegelijkertijd buiten je afspeelt. Het is net zo zinloos om iets over zen te verkondigen, als het is over kunst te kletsen - zowel zen als kunst moeten ervaren worden, ze moeten in praktijk gebracht worden. Dan bereikt ons de wijze raad van Sen T'sang:
De Grote Weg is niet moeilijk,
vermijd gewoon te kiezen.
Confucius, de grondlegger van de Chinese geschiedschrijving, in zijn Ta Hsio:
‘De grote kennis is geworteld in het verhelderen van de wijze waarop de intelligentie toeneemt door het proces van recht in het eigen hart te kijken en te handelen naar de resultaten; zij is geworteld in het liefdevol beschouwen van de wijze waarop mensen zich ontplooien; zij is geworteld in het tot rust komen en ongedwongen zijn in volmaakte rechtvaardigheid.’
Elke keer, dat je een tekst als deze herleest, verandert de betekenis.
Neem bijvoorbeeld de vier regels uit de dichtbundel Mudra van Chögyam Trungpa, de Tibetaanse stichter van het Naropa Institute in Boulder (Colorado, USA), dat ook the Jack Kerouac School of Disembodied Poetics huisvest:
Knowledge of being is the perfect teacher
And he is with me everywhere I go;
Since he it is I am relying on,
Sever me from those who speak for sect or party.
Ah, the equanimity & magnanimity of Allah,
The Great Compassionate One!
The Road to Freedom!
The Zen Experience, (1986), van Thomas Hoover, door uitgeverij Het Spectrum als ZEN of de stille sprong van het inzicht - de historische ontwikkeling van zen via de levens en leerstellingen van de grote meesters uitgebracht, verduidelijkt de hierboven vermelde uitspraak van de derde patriarch Seng-Ts'an († 606):
'Het is niet moeilijk het juiste pad te gaan
als je ophoudt keuzes te maken.
Laat voorkeur en afkeer varen
dan is de weg helder en duidelijk.
Als je wilt weten hoe alles er werkelijk uitziet
moet je alle pro's en contra's loslaten.
Het conflict van verlangen en afkeer
is als een ziekte van de geest.
Als je de diepe zin der dingen niet ervaart
is de 'tegenwoordigheid van Geest' aangetast.'
Dingen zijn slechts dingen dankzij Geest
en Geest is slechts Geest dankzij dingen.
Beide zijn relatief
en in oorsprong Leegte.
In de Leegte zijn Geest en dingen een,
toch omvat ook elk alle verschijnselen."
Deze tekst, ontleend aan F.H.Blyth Zen and Zen Classics (Tokio, 1960) besluit:
'In deze wereld van werkelijkheid
bestaat geen zelf en ook geen ander.
Als aan dualiteit een eind komt,
zijn alle dingen één, niets valt daarbuiten.
'Tegenwoordigheid van geest' kent geen dualisme
geen scheiding tussen geloof en Geest
en niet tussen Geest en geloof.
Dit gaat woorden en gedachten te boven.
In deze bewustzijnstoestand
bestaat geen verleden, geen heden, geen toekomst.'
Snap dat het woord 'enthousiasme' is afgeleid van de Griekse woorden 'en' (= in) ' theos' (= god).
Beseffen dat we te ver gaan is ook een kunst.
We beginnen opnieuw.
Zoeken naar onschuld.
Wanneer hadden we het nog?
Wanneer verloren we het?
Ik denk aan die tijd van idealen
Aan die tijd waarin alles kon
Toen de wereld nog verdeeld was
In oost en west
Het was zo duidelijk wie goed was
En zo duidelijk wie slecht
Maar nu de waarheid aan het licht komt
Er bestaat geen goed of slecht
Dan weet ik wat het is
Dan dringt het tot me door
Het is niet de wereld
Maar ik die de onschuld verloor
Wanneer wanneer kwam dat moment
Wanneer vond dat plaats
Wanneer ben ik onderweg
Ik geloofde in waarheid
Ik geloofde in heldendom
Ik geloofde in vriendschap
En dacht dat eerlijkheid bestond
Maar natuurlijk ik leefde in dromen
Ik wou dat ik dat nog kon
Soms heel even als ik naar jou kijk
Zie ik dat het ooit bestond
Dan weet ik wat het is
Dan dringt het tot me door
Het zijn niet de anderen
Maar ik die de onschuld verloor
Wanneer wanneer kwam dat moment
Wanneer vond dat plaats
Wanneer ben ik onderweg
de onschuld kwijtgeraakt
Was het de mislukking
Na een succes
Of het verraad van een goede vriend
Waren het de nachten van slapeloosheid
Na de dag dat jij mij verliet
Was het de vlucht in roekeloosheid
En in alles wat verboden is
Nee, het was de aanblik op die morgen
In de spiegel, mijn gezicht
Toen toen wist ik wat het was
Toen drong het tot me door
Dat ik door de jaren heen
Zo onschuldig ben geweest
Zolang zolang bleek ik een kind
En het komt nog vaak terug
Maar over het algemeen
Verliest de onschuld haar geduld
Toen toen op dat moment
Was er geen weg terug
Want door de jaren heen
Verandert onschuld in schuld
Want door de jaren heen
Verandert onschuld in schuld
[Frank Boeijen - Onschuld].
Is dat zo? Verandert onschuld in schuld? Is kennis een gevaarlijke, schuldige materie? 'Alle kennis is pijn.' Parafraseert Umberto Eco. Is die quote te linken aan het onschuldige leven van een kind? Meestal nog gespaard van pijn en (de daarmee gepaard gaande) kennis? Volgens mij is onschuld niet noodzakelijk gelijk aan naïviteit, aangezien je dat laatste kan faken en oproepen door jezelf bewust dom en afzijdig te houden en door mensen en hun verhalen blindelings te geloven. Daar kies je voor, maar onschuldig ben je of niet.
Kinderen en andere onschuldige wezens zijn soms ook naïef, maar zal nieuwsgierigheid hun onschuld niet doden, wanneer zij die verzadigen? Of kan je kennis en onschuld in evenwicht houden? Verlies je je onschuld door in drugs, drank en wapens te gaan of door -minder extreem- je uitdagender te gaan kleden en bewust te worden van seks en lust?
We gaan ervan uit van wel.
In het wereldbeeld van het wereldnieuws is de onschuld zoek.
'Tout bonheur est une innocence.' troost Marguerite Yourcenar.
Het koranvers zegt: Hij openbaarde haar - de geïnspireerde ziel, wat slecht en wat goed voor haar is. (91:7) Het vers bevestigt het feit dat God de mens ingevingen schenkt die hem inspireren en kennis verschaffen. Om deze kennis te kunnen ontvangen dient het hart rein te zijn. Daarom heeft de profeet gezegd: “Alles heeft zijn politoer en de politoer van het hart is de godgedachtenis.” Dus geen inspiratie zonder transpiratie. Het is een traject om jezelf en God te leren kennen. Daarom is er gezegd: “Hij die zichzelf kent, kent zijn Heer.” Djalâluddin Rumi beantwoordt de vraag ‘Is geestelijke groei mogelijk?’ vanuit zijn graf in Konya als volgt:
Diep in de aarde
Leefde ik in domeinen van erts en steen
Daarna straalde mijn glimlach
door veelkleurige bloemen heen
Dolend met de wilde, rondzwervende uren
Over aarde en lucht en tijdzone heen,
In een nieuwe geboorte
dook en vloog ik,
en kroop en rende,
En alle geheimen van mijn essentie trokken samen
In een vorm waarin allen zichtbaar kwamen
En kijk, een Mens!
En dan mijn bestemming.
Achter de wolken, verder dan de horizon
In gebieden waar niemand veranderen of sterven kon
In engelvorm; en dan op weg
Voorbij de grens van nacht en dag,
Leven en dood, lichaam en geest,
Waar al dat is, ooit is geweest,
Als Een en Heel
En wat hij ons vraagt is:
Wat zoek je op het pad van je eigen verbeelding?
Waarom was je je gezicht met het bloed van je hart?
Van top tot teen, overal is waarheid,
O, jij die jezelf niet kent!
Wat zoek je,
Wat zoek je?
We spreken over het individu en het universum
maar in elk individu bevindt zich al een universum.
Gary Goldschneider in The Secret Language of Birthdays.
De extase die beiden weken en maanden hebben beleefd, heeft verschillende oude vormen van hun leven getranscendeerd, dat wil zeggen ontmaskerd, bevrijd, opgeheven in een aan gene zijde van ('trans') de bekende wereld liggende toestand. Ze worden naamloos, alles omvattend, universeel. Hoe zouden ze nog de grenzen van de individualiteit kunnen aanvaarden?' De ziel verliest in God haar naam, zoals de rivier die in de zee stroomt. (Dorothee Sölle over de ontmoeting tussen Rumi en Sjams).
Iets over Sjams at-Tabrizî
Wie kan regelrecht tot het hart spreken? Wie kent je zoals alleen jij jezelf kent? Wie leest je als een opengeslagen boek? Een voortdurend onrust zaaiende figuur, die shocktherapie beoefent, en Rumi over zijn grenzen tilde. Ronddolend, de ogen brandend in het gelaat, rusteloos zijn geliefde zoekend: een verwante geest; één maar. Rumi’s studenten hadden hun meester verloren; hij was in afzondering met Sjams. De studenten kunnen dit niet verdragen en uit afgunst doden ze Sjams. Rumi is weer alleen, verlaten door de enige onvervangbare ziel die hem kende. Maar hij komt na rouw tot besef dat Sjams voor hem niet verloren is, of: “Hij die de zon van de waarheid zocht, ontdekte dat hij met hem was verenigd; met hem in zichzelf.” (Annemarie Schimmel).
Het gaat niet om kennis die verkregen kan worden door middel van het verstand, die is begrensd. Zeker wanneer het om godskennis gaat. Er is een tweede weg voor de mens om zichzelf en God te leren kennen, dat is de methode zonder middelen. De kern van die methode is de observatie van het innerlijk. Die weg is een andere en moeilijker weg. Je kan het echter ook de makkelijke weg noemen.
Een woordloos onderricht
van geest tot geest
buiten de tradities en het woord
rechtstreeks wijzend naar je oorspronkelijke geest
en zo je eigen licht bereiken.
De kennis die de mens door middel van deze methode verkrijgt, begrijp je als één geheel: intuïtief. Het ontvangen van openbaringen is voorbehouden aan profeten, maar intuïtief verkregen kennis lijkt hier enigszins op. Een vonk van inspiratie kan op uitvinders, kunstenaars en onderzoekers overspringen, waarbij niemand weet waar die vandaan komt.
De ervaring van de verandering van ervaring
Strenght of vision is important,
but also is the ability to see things as they really are.
In dit boek’, aldus Frederick Franck in zijn Zen Zien Zen Tekenen, Karnak 1993, praat ik over zen zoals ik dat begrijp - als begrijpen het juiste woord is - en zoals ik het beoefen.
Toen ik zo'n halve eeuw geleden voor het eerst met zen in aanraking kwam door de boeken van Daisetz T. Suzuki (1870-1968), de wijze die bijna op zijn eentje het Westen initieerde in de wereld van zen, voelde ik me overweldigd. Ik had het gevoel alsof ik met een parachute in een landschap neergelaten was waar ik nog nooit geweest was, maar waar ik ogenblikkelijk elke heuvel, elke boom, elk graspolletje herkende. Ik wist direct dat zen niet een soort intellectueel of filosofisch systeem was, dat het ook geen religie was, maar een religieuze benadering van het leven als zodanig, een benadering die een essentieel ingrediënt zou moeten zijn van elke religie, voorbij hun geloofssystemen, theologieën, mythen en denkbeelden. Ik voelde me op mijn gemak met de uitspraak dat zen niet 'onderwezen' kon worden maar uitsluitend van hart tot hart overgedragen kon worden Al met al is zen inderdaad: direct contact maken met de meest innerlijke manier waarop het leven zich van binnen voltrekt en zich tegelijkertijd buiten je afspeelt. Het is net zo zinloos om iets over zen te verkondigen, als het is over kunst te kletsen - zowel zen als kunst moeten ervaren worden, ze moeten in praktijk gebracht worden. Dan bereikt ons de wijze raad van Sen T'sang:
De Grote Weg is niet moeilijk,
vermijd gewoon te kiezen.
Confucius, de grondlegger van de Chinese geschiedschrijving, in zijn Ta Hsio:
‘De grote kennis is geworteld in het verhelderen van de wijze waarop de intelligentie toeneemt door het proces van recht in het eigen hart te kijken en te handelen naar de resultaten; zij is geworteld in het liefdevol beschouwen van de wijze waarop mensen zich ontplooien; zij is geworteld in het tot rust komen en ongedwongen zijn in volmaakte rechtvaardigheid.’
Elke keer, dat je een tekst als deze herleest, verandert de betekenis.
Neem bijvoorbeeld de vier regels uit de dichtbundel Mudra van Chögyam Trungpa, de Tibetaanse stichter van het Naropa Institute in Boulder (Colorado, USA), dat ook the Jack Kerouac School of Disembodied Poetics huisvest:
Knowledge of being is the perfect teacher
And he is with me everywhere I go;
Since he it is I am relying on,
Sever me from those who speak for sect or party.
Ah, the equanimity & magnanimity of Allah,
The Great Compassionate One!
The Road to Freedom!
The Zen Experience, (1986), van Thomas Hoover, door uitgeverij Het Spectrum als ZEN of de stille sprong van het inzicht - de historische ontwikkeling van zen via de levens en leerstellingen van de grote meesters uitgebracht, verduidelijkt de hierboven vermelde uitspraak van de derde patriarch Seng-Ts'an († 606):
'Het is niet moeilijk het juiste pad te gaan
als je ophoudt keuzes te maken.
Laat voorkeur en afkeer varen
dan is de weg helder en duidelijk.
Als je wilt weten hoe alles er werkelijk uitziet
moet je alle pro's en contra's loslaten.
Het conflict van verlangen en afkeer
is als een ziekte van de geest.
Als je de diepe zin der dingen niet ervaart
is de 'tegenwoordigheid van Geest' aangetast.'
Dingen zijn slechts dingen dankzij Geest
en Geest is slechts Geest dankzij dingen.
Beide zijn relatief
en in oorsprong Leegte.
In de Leegte zijn Geest en dingen een,
toch omvat ook elk alle verschijnselen."
Deze tekst, ontleend aan F.H.Blyth Zen and Zen Classics (Tokio, 1960) besluit:
'In deze wereld van werkelijkheid
bestaat geen zelf en ook geen ander.
Als aan dualiteit een eind komt,
zijn alle dingen één, niets valt daarbuiten.
'Tegenwoordigheid van geest' kent geen dualisme
geen scheiding tussen geloof en Geest
en niet tussen Geest en geloof.
Dit gaat woorden en gedachten te boven.
In deze bewustzijnstoestand
bestaat geen verleden, geen heden, geen toekomst.'
Snap dat het woord 'enthousiasme' is afgeleid van de Griekse woorden 'en' (= in) ' theos' (= god).
Beseffen dat we te ver gaan is ook een kunst.
We beginnen opnieuw.
Zoeken naar onschuld.
Wanneer hadden we het nog?
Wanneer verloren we het?
Ik denk aan die tijd van idealen
Aan die tijd waarin alles kon
Toen de wereld nog verdeeld was
In oost en west
Het was zo duidelijk wie goed was
En zo duidelijk wie slecht
Maar nu de waarheid aan het licht komt
Er bestaat geen goed of slecht
Dan weet ik wat het is
Dan dringt het tot me door
Het is niet de wereld
Maar ik die de onschuld verloor
Wanneer wanneer kwam dat moment
Wanneer vond dat plaats
Wanneer ben ik onderweg
Ik geloofde in waarheid
Ik geloofde in heldendom
Ik geloofde in vriendschap
En dacht dat eerlijkheid bestond
Maar natuurlijk ik leefde in dromen
Ik wou dat ik dat nog kon
Soms heel even als ik naar jou kijk
Zie ik dat het ooit bestond
Dan weet ik wat het is
Dan dringt het tot me door
Het zijn niet de anderen
Maar ik die de onschuld verloor
Wanneer wanneer kwam dat moment
Wanneer vond dat plaats
Wanneer ben ik onderweg
de onschuld kwijtgeraakt
Was het de mislukking
Na een succes
Of het verraad van een goede vriend
Waren het de nachten van slapeloosheid
Na de dag dat jij mij verliet
Was het de vlucht in roekeloosheid
En in alles wat verboden is
Nee, het was de aanblik op die morgen
In de spiegel, mijn gezicht
Toen toen wist ik wat het was
Toen drong het tot me door
Dat ik door de jaren heen
Zo onschuldig ben geweest
Zolang zolang bleek ik een kind
En het komt nog vaak terug
Maar over het algemeen
Verliest de onschuld haar geduld
Toen toen op dat moment
Was er geen weg terug
Want door de jaren heen
Verandert onschuld in schuld
Want door de jaren heen
Verandert onschuld in schuld
[Frank Boeijen - Onschuld].
Is dat zo? Verandert onschuld in schuld? Is kennis een gevaarlijke, schuldige materie? 'Alle kennis is pijn.' Parafraseert Umberto Eco. Is die quote te linken aan het onschuldige leven van een kind? Meestal nog gespaard van pijn en (de daarmee gepaard gaande) kennis? Volgens mij is onschuld niet noodzakelijk gelijk aan naïviteit, aangezien je dat laatste kan faken en oproepen door jezelf bewust dom en afzijdig te houden en door mensen en hun verhalen blindelings te geloven. Daar kies je voor, maar onschuldig ben je of niet.
Kinderen en andere onschuldige wezens zijn soms ook naïef, maar zal nieuwsgierigheid hun onschuld niet doden, wanneer zij die verzadigen? Of kan je kennis en onschuld in evenwicht houden? Verlies je je onschuld door in drugs, drank en wapens te gaan of door -minder extreem- je uitdagender te gaan kleden en bewust te worden van seks en lust?
We gaan ervan uit van wel.
In het wereldbeeld van het wereldnieuws is de onschuld zoek.
'Tout bonheur est une innocence.' troost Marguerite Yourcenar.
Het koranvers zegt: Hij openbaarde haar - de geïnspireerde ziel, wat slecht en wat goed voor haar is. (91:7) Het vers bevestigt het feit dat God de mens ingevingen schenkt die hem inspireren en kennis verschaffen. Om deze kennis te kunnen ontvangen dient het hart rein te zijn. Daarom heeft de profeet gezegd: “Alles heeft zijn politoer en de politoer van het hart is de godgedachtenis.” Dus geen inspiratie zonder transpiratie. Het is een traject om jezelf en God te leren kennen. Daarom is er gezegd: “Hij die zichzelf kent, kent zijn Heer.” Djalâluddin Rumi beantwoordt de vraag ‘Is geestelijke groei mogelijk?’ vanuit zijn graf in Konya als volgt:
Diep in de aarde
Leefde ik in domeinen van erts en steen
Daarna straalde mijn glimlach
door veelkleurige bloemen heen
Dolend met de wilde, rondzwervende uren
Over aarde en lucht en tijdzone heen,
In een nieuwe geboorte
dook en vloog ik,
en kroop en rende,
En alle geheimen van mijn essentie trokken samen
In een vorm waarin allen zichtbaar kwamen
En kijk, een Mens!
En dan mijn bestemming.
Achter de wolken, verder dan de horizon
In gebieden waar niemand veranderen of sterven kon
In engelvorm; en dan op weg
Voorbij de grens van nacht en dag,
Leven en dood, lichaam en geest,
Waar al dat is, ooit is geweest,
Als Een en Heel
En wat hij ons vraagt is:
Wat zoek je op het pad van je eigen verbeelding?
Waarom was je je gezicht met het bloed van je hart?
Van top tot teen, overal is waarheid,
O, jij die jezelf niet kent!
Wat zoek je,
Wat zoek je?
Lessen van de Tsunami
De Andamans en Nicobars bestaan uit honderden kleine eilanden, slechts enkele honderden kilometers verwijderd van het episch centrum van de tsunami van 26 december 2004. De eilandengroep strekt zich over een lengte van 700 kilometer uit richting Bangladesh, in het Andamanbekken ten noordwesten van het Indonesische eiland Sumatra. Zij vormen een territoriale eenheid van India met de hoofdstad in Port Blair. De meeste van deze eilanden zijn onbewoond en de bevolking van de hele eilandengroep bestaat uit slechts 350,000 zielen. De meerderheid is afkomstig van het Indiase vasteland, maar er zijn ook stammen van "Mongoloïde" en "Negrito" oorsprong, zoals het vanuit New Delhi wordt genoemd. Na de tsunami zijn er 812 lichamen begraven en/of gecremeerd. Op Car Nicobar, waarschijnlijk het meest getroffen eiland, lagen 1000 lichamen overal verspreid. Twaalf van de vijftien dorpen zijn weggespoeld vertelde een Indiase generaal. De dorpen zijn spookdorpen. (Reuters, 3 Jan.). Van de 3.872 mensen die nog steeds zijn vermisd in India zijn er 3.754 van de eilanden. Van de 1500 mensen op het eiland Chowra overleefden er slechts 500.
Coming under Indian rule in the seventeenth century, the islands fell under the administration of the English East India Company in the eighteenth, passing ultimately into the hands of the modern Indian state. But the indigenous peoples have largely resisted assimilation while their numbers have declined. The Negritos in the Andamans include the Sentinelese, hunter-gatherers who, if they use fire at all, have only come to do so recently. Only about 200 remain, on the island of North Sentinel, protected by the Indian government which usually forbids even anthropologists from disturbing them. They are described by Indian authorities as "Paleolithic" and "hostile." According to Adam Goodheart, "no none knows what language the tribesmen speak, what god they worship, or how their society is governed."
I think of the words of the occasionally interesting Soviet-era poet Yevgeny Yevtushenko: "Not people die but worlds die in them." It is one thing to lose tens of thousands from cultures that will endure, another to lose an entire culture that has endured tens of thousands of years. Even if it is one whose speech, god and government are unknown to us. Indeed, should the waters kill a small isolated tribe, they kill a world, denying us forever knowledge of it. What greater tragedy can nature inflict? And should human neglect and incompetence contribute to the extinction, what greater outrage could we (or those who govern us) visit upon ourselves?
But the happy news, from Press Trust of India, is this. A team from the Anthropological Survey of India reports Jan. 3 that the "five aboriginal tribes inhabiting the Andaman and Nicobar Islands, our last missing link with early civilisation [sic], have emerged unscathed from the tsunamis because of their age old 'warning systems.'" ASI director V. R. Rao informs us that the "tribals get wind of impending danger from biological warning signals like the cry of birds and change in the behavioural patterns of marine animals. They must have run to the forests for safety. No casualties have been reported among these five tribes [Jarwas, Onges, Shompens, Sentinelese and Great Andamanese]." If this is true, as one hopes, it suggests that the diminishing number of humans enjoying what Marx called "primitive communism" require not officials, anthropologists, missionaries or alien humanitarians for their happiness or survival so much as the right to be left alone in their Stone Age classless societies. "No better than wild beasts," wrote Marco Polo, reflecting his civilized and Christian biases. Perhaps that's not so much of an insult. Stone Age humans in touch with nature, able to read its signs in birds and fish, may have much to teach those of us out of touch, and to abet the preservation of the whole species. But how to acquire their wisdom, without deluging them under ours?
De Andamans en Nicobars bestaan uit honderden kleine eilanden, slechts enkele honderden kilometers verwijderd van het episch centrum van de tsunami van 26 december 2004. De eilandengroep strekt zich over een lengte van 700 kilometer uit richting Bangladesh, in het Andamanbekken ten noordwesten van het Indonesische eiland Sumatra. Zij vormen een territoriale eenheid van India met de hoofdstad in Port Blair. De meeste van deze eilanden zijn onbewoond en de bevolking van de hele eilandengroep bestaat uit slechts 350,000 zielen. De meerderheid is afkomstig van het Indiase vasteland, maar er zijn ook stammen van "Mongoloïde" en "Negrito" oorsprong, zoals het vanuit New Delhi wordt genoemd. Na de tsunami zijn er 812 lichamen begraven en/of gecremeerd. Op Car Nicobar, waarschijnlijk het meest getroffen eiland, lagen 1000 lichamen overal verspreid. Twaalf van de vijftien dorpen zijn weggespoeld vertelde een Indiase generaal. De dorpen zijn spookdorpen. (Reuters, 3 Jan.). Van de 3.872 mensen die nog steeds zijn vermisd in India zijn er 3.754 van de eilanden. Van de 1500 mensen op het eiland Chowra overleefden er slechts 500.
Coming under Indian rule in the seventeenth century, the islands fell under the administration of the English East India Company in the eighteenth, passing ultimately into the hands of the modern Indian state. But the indigenous peoples have largely resisted assimilation while their numbers have declined. The Negritos in the Andamans include the Sentinelese, hunter-gatherers who, if they use fire at all, have only come to do so recently. Only about 200 remain, on the island of North Sentinel, protected by the Indian government which usually forbids even anthropologists from disturbing them. They are described by Indian authorities as "Paleolithic" and "hostile." According to Adam Goodheart, "no none knows what language the tribesmen speak, what god they worship, or how their society is governed."
I think of the words of the occasionally interesting Soviet-era poet Yevgeny Yevtushenko: "Not people die but worlds die in them." It is one thing to lose tens of thousands from cultures that will endure, another to lose an entire culture that has endured tens of thousands of years. Even if it is one whose speech, god and government are unknown to us. Indeed, should the waters kill a small isolated tribe, they kill a world, denying us forever knowledge of it. What greater tragedy can nature inflict? And should human neglect and incompetence contribute to the extinction, what greater outrage could we (or those who govern us) visit upon ourselves?
But the happy news, from Press Trust of India, is this. A team from the Anthropological Survey of India reports Jan. 3 that the "five aboriginal tribes inhabiting the Andaman and Nicobar Islands, our last missing link with early civilisation [sic], have emerged unscathed from the tsunamis because of their age old 'warning systems.'" ASI director V. R. Rao informs us that the "tribals get wind of impending danger from biological warning signals like the cry of birds and change in the behavioural patterns of marine animals. They must have run to the forests for safety. No casualties have been reported among these five tribes [Jarwas, Onges, Shompens, Sentinelese and Great Andamanese]." If this is true, as one hopes, it suggests that the diminishing number of humans enjoying what Marx called "primitive communism" require not officials, anthropologists, missionaries or alien humanitarians for their happiness or survival so much as the right to be left alone in their Stone Age classless societies. "No better than wild beasts," wrote Marco Polo, reflecting his civilized and Christian biases. Perhaps that's not so much of an insult. Stone Age humans in touch with nature, able to read its signs in birds and fish, may have much to teach those of us out of touch, and to abet the preservation of the whole species. But how to acquire their wisdom, without deluging them under ours?
Walden was de naam van een kolonie, of commune, die de psychiater en schrijver Frederik van Eeden (1860–1932) in 1898 op het landgoed Cruysbergen in Bussum oprichtte. De kolonie was onder meer gebaseerd op gemeenschappelijk grondbezit. Het idee voor Walden ontleende Van Eeden aan het populaire boek Walden or Life in the Woods (1854) van Henry David Thoreau (1817-1862).
Aanvankelijk werd Walden, de leefgemeenschap van Van Eeden, of 'kolonie' zoals dat toen genoemd werd, vooral bevolkt door artistiek ingestelde jongeren uit de meer welgestelde klassen, die droomden van een idyllisch herderlijk bestaan op het platteland. Ook woonden er neurotische patiënten die bij de psychiater Van Eeden een arbeidstherapie volgden. Later kwamen er meer arbeiders naar Walden die zelfstandig, dat wil zeggen zonder door bazen op hun vingers gekeken of door opzichters gecommandeerd te worden, hun levensonderhoud wilden verdienen. Deze verschuiving hing voor een deel samen met de ontwikkeling van Van Eedens denkbeelden over binnenlandse kolonisatie. Hij begon met Walden om voor zichzelf en een paar anderen de gelegenheid te scheppen een beter leven te leiden. Dit beperkte doel bevredigde Van Eeden echter al snel niet meer. Walden mocht geen geïsoleerde vrijplaats blijven voor de happy few, maar moest een sociaal-economische omwenteling op gang brengen die heilzaam was voor iedereen.
Na een aanloopperiode van twee jaar waarin zowel bewoners als reglementen elkaar snel opvolgden werd Walden in 1901 een collectieve coöperatie, dat wil zeggen een woon- en werkgemeenschap die uitging van de leefregel: 'geven naar krachten en nemen naar behoefte'. In 1903 gaven de bewoners deze organisatievorm echter weer op en werd Walden tot het faillissement in 1907 een vereniging van productieve associaties. Hieronder verstond men de wisselende groep bedrijfjes die op Walden gevestigd waren, plus de bewoners van de zogenoemde hutten die op het landgoed gebouwd waren. Walden telde een bakkersgroep met bezorgers, suiker- en chocoladebewerkers; tuinbouwers die hun waren in de omringende villawijken en in de stad uitventten; een timmermanswerkplaats; en een pension in het 'groote huis', de villa die op het landgoed stond. Iedere groep bepaalde onderling wie werd toegelaten als aspirant-kolonist en regelde beleidskwesties die deze specifieke groep aangingen onderling, bijvoorbeeld of nachtarbeid gewenst was. De vereniging had een boekhouder in dienst die ook de financiële administratie van de groepen voerde. Van Eeden was voor de buitenwereld het gezicht van Walden maar hij stond eigenlijk min of meer buiten het werkverband. Hij droeg niet veel bij aan de productie en zonderde zich graag af om te schrijven en studeren. Hij was op Walden niet geliefd en hij kreeg te maken met veel tegenwerking. De zaak werd op de spits gedreven in 1906 toen de algemene vergadering Van Eeden ontsloeg als lid, officieel omdat hij niet deelnam aan de productie, in werkelijkheid omdat vooral de goeddraaiende bakkersgroep zijn inmenging wilde voorkomen. Zij vreesden hun winsten met de verlies lijdende tuingroep te moeten delen. De bakkersgroep verliet de coöperatie en pogingen om nieuwe mensen aan te trekken mislukten. Door dit conflict was Van Eeden genoodzaakt het project Walden in 1907 te beëindigen.
(Bron: M. Mooijweer - De Amerikaanse droom van Frederik van Eeden. De Bataafsche leeuw, Amsterdam. 1996.)
Aanvankelijk werd Walden, de leefgemeenschap van Van Eeden, of 'kolonie' zoals dat toen genoemd werd, vooral bevolkt door artistiek ingestelde jongeren uit de meer welgestelde klassen, die droomden van een idyllisch herderlijk bestaan op het platteland. Ook woonden er neurotische patiënten die bij de psychiater Van Eeden een arbeidstherapie volgden. Later kwamen er meer arbeiders naar Walden die zelfstandig, dat wil zeggen zonder door bazen op hun vingers gekeken of door opzichters gecommandeerd te worden, hun levensonderhoud wilden verdienen. Deze verschuiving hing voor een deel samen met de ontwikkeling van Van Eedens denkbeelden over binnenlandse kolonisatie. Hij begon met Walden om voor zichzelf en een paar anderen de gelegenheid te scheppen een beter leven te leiden. Dit beperkte doel bevredigde Van Eeden echter al snel niet meer. Walden mocht geen geïsoleerde vrijplaats blijven voor de happy few, maar moest een sociaal-economische omwenteling op gang brengen die heilzaam was voor iedereen.
Na een aanloopperiode van twee jaar waarin zowel bewoners als reglementen elkaar snel opvolgden werd Walden in 1901 een collectieve coöperatie, dat wil zeggen een woon- en werkgemeenschap die uitging van de leefregel: 'geven naar krachten en nemen naar behoefte'. In 1903 gaven de bewoners deze organisatievorm echter weer op en werd Walden tot het faillissement in 1907 een vereniging van productieve associaties. Hieronder verstond men de wisselende groep bedrijfjes die op Walden gevestigd waren, plus de bewoners van de zogenoemde hutten die op het landgoed gebouwd waren. Walden telde een bakkersgroep met bezorgers, suiker- en chocoladebewerkers; tuinbouwers die hun waren in de omringende villawijken en in de stad uitventten; een timmermanswerkplaats; en een pension in het 'groote huis', de villa die op het landgoed stond. Iedere groep bepaalde onderling wie werd toegelaten als aspirant-kolonist en regelde beleidskwesties die deze specifieke groep aangingen onderling, bijvoorbeeld of nachtarbeid gewenst was. De vereniging had een boekhouder in dienst die ook de financiële administratie van de groepen voerde. Van Eeden was voor de buitenwereld het gezicht van Walden maar hij stond eigenlijk min of meer buiten het werkverband. Hij droeg niet veel bij aan de productie en zonderde zich graag af om te schrijven en studeren. Hij was op Walden niet geliefd en hij kreeg te maken met veel tegenwerking. De zaak werd op de spits gedreven in 1906 toen de algemene vergadering Van Eeden ontsloeg als lid, officieel omdat hij niet deelnam aan de productie, in werkelijkheid omdat vooral de goeddraaiende bakkersgroep zijn inmenging wilde voorkomen. Zij vreesden hun winsten met de verlies lijdende tuingroep te moeten delen. De bakkersgroep verliet de coöperatie en pogingen om nieuwe mensen aan te trekken mislukten. Door dit conflict was Van Eeden genoodzaakt het project Walden in 1907 te beëindigen.
(Bron: M. Mooijweer - De Amerikaanse droom van Frederik van Eeden. De Bataafsche leeuw, Amsterdam. 1996.)
Walden or Life in the Woods, of kortweg Walden, is een boek van de
Amerikaanse schrijver Henry David Thoreau. Thoreau publiceerde dit boek in 1854, na er negen jaar aan te hebben gewerkt.
Walden beschrijft een poging die Thoreau deed om een tijdlang eenvoudig te leven in een zelfgebouwd huisje in een bos vlak bij een meer. Het boek is vernoemd naar de naam van dit meer: Walden Pond. In werkelijkheid duurde deze periode in Thoreaus leven twee jaar en twee maanden, maar in het boek zijn de gebeurtenissen verteld alsof ze in één jaar hebben plaatsgevonden.
Walden heeft duidelijk autobiografische aspecten, maar het is vooral bekend geworden om zijn filosofische, spirituele en maatschappij-kritische boodschap die aansluit bij het transcendentalisme. In het boek levert Thoreau (gedeeltelijk impliciet) kritiek op een aantal waarden in de Amerikaanse maatschappij; met name op de waardering van persoonlijk bezit en hard werken. Hij stelt daar zijn eigen manier van leven tegenover als alternatief.
Amerikaanse schrijver Henry David Thoreau. Thoreau publiceerde dit boek in 1854, na er negen jaar aan te hebben gewerkt.
Walden beschrijft een poging die Thoreau deed om een tijdlang eenvoudig te leven in een zelfgebouwd huisje in een bos vlak bij een meer. Het boek is vernoemd naar de naam van dit meer: Walden Pond. In werkelijkheid duurde deze periode in Thoreaus leven twee jaar en twee maanden, maar in het boek zijn de gebeurtenissen verteld alsof ze in één jaar hebben plaatsgevonden.
Walden heeft duidelijk autobiografische aspecten, maar het is vooral bekend geworden om zijn filosofische, spirituele en maatschappij-kritische boodschap die aansluit bij het transcendentalisme. In het boek levert Thoreau (gedeeltelijk impliciet) kritiek op een aantal waarden in de Amerikaanse maatschappij; met name op de waardering van persoonlijk bezit en hard werken. Hij stelt daar zijn eigen manier van leven tegenover als alternatief.
"
Een ziel is nog steeds niet meetbaar
Deze kaft herinner ik mij en daarmee komen ook mijn leeservaringen met dit boek weer naar boven. Nederland was trots op zijn eerste echte eigen science fictionverhaal, maar dat hele science fiction verhaal speelde bij de schrijver volgens mij slechts op de achtergrond en voor mij was het helemaal achtergrondmuziek. Of muzak. De herkenning die voor mij een band met dit boek veroorzaakte was de hoofdpersoon die op de bodem van zijn bootje alsmaar boeken lag te lezen. Het was een periode waarin mijn moeder mij soms furieus 'lettervreter' noemde en eraan toevoegde dat ik alle boeken las behalve mijn schoolboeken.
Het boek ontleent zijn motto van een wereld die aan vlijt ten onder gaat aan het boek Prediker: alles is ijdelheid. In Prediker 4:6 staat: 'Beter is een hand vol rust, dan beide vuisten vol zwoegen en najagen van wind.' Het grootste deel van het verhaal gaat het er voor Alec om zich te kunnen onttrekken aan de drukte, de onrust. Welke plek is daarvoor meer geschikt dan de bodem van een bootje waar de eeuwige golfbeweging van het water en de kabbelende geluiden van het water in contact met de boot, voor een tijdloos lied zorgen?
De hoofdpersoon, Alec. J(ames) Weatherwood, streeft vooral intellectuele rust na. Hij heeft meestal baantjes die veel gelegenheid geven tot het lezen van boeken. Alleen door de opmerkingen van anderen merk je dat hij toch wel bijzondere boeken leest. Zijn leven doet denken aan een gedicht van de Vlaamse dichter Richard Minne (1891-1965).
Doe dommer dan ge zijt,
Maar mijd u voor de klippen;
Leef buiten ruimte en tijd
Doch spoed u lijk de kippen.
Werk zonder mate of plan,
Maar spied door alle luiken;
Veracht de burgerman,
Doch ledig zijne kruiken.
Zoals gezegd speelt Alecs retraite in het oog van de storm zich af binnen de context van een wetenschappelijk experiment. Het prachtige natuurgebied van Oaklake waar hij bivakkeert wordt opgekocht en er worden laboratoria op neergezet. Prof. Victor Alexander Pousekovsky, een ex-Rus, is hier bezig met onderzoek dat gericht is op het overdragen van materie. Het begint met dode materie, maar de uiteindelijke wens is het overdragen van levende materie. In de loop van het verhaal zien we dat er honden, en op een gegeven moment een orang oetang, worden overgedragen vanuit een ander onderzoekscentrum naar Oaklake. Het duurt even voordat het voor Alec duidelijk wordt dat hij bijzonder in de belangstelling staat van de Prof. als er aan een test met een mens wordt gedacht. Alec is toch maar een nutteloos mens die zijn talenten verspilt. Wanneer de Professor toe is aan zijn doorbraak: het overdragen van een mens, weet Alec hem te overtuigen dat de Prof. zelf de enige juiste figuur hiervoor is. De proef 'lukt', maar toch is er iets mis. Zijn ziel (een onmeetbaar iets) komt niet over en zorgt voor storingen op de radio. Helen, de dochter van de Professor, herinnert zich een antistof die ze in het verleden heeft gevonden en die nu blijkbaar de overhand heeft. De proef moet over na toediening van een drug met compensatiemiddelen. Hierna is de proef pas echt geslaagd.
Het verhaal bevat parallellen met Brave new world van Aldous Huxley (1932) en 1984 van George Orwell (1949), waarin ook aspecten als technische dreiging, controle en sociale indeling in werkklassen worden beschreven. Ook is er veel technisch optimisme: voor elk technisch probleem wordt in een mum van tijd een oplossing bedacht. Wat er in science fictionverhalen gebeurt is net als de technische snufjes in de ITC wereld, ook in een mum van tijd weer achterhaald. De 'science' die door Max Dendermonde fictief wordt neergezet doet nu denken aan de schoenendoos waarmee ik mijn eerste tijdmachine maakte met een voorbeeld uit de Donald Duck. Het is charmant maar ook een beetje lachwekkend voor trekkies die gewend zijn dat mensen worden opgebiept, dus razendsnel tot idee worden afgebroken en ergens anders weer gematerialiseerd, om dat als moeizaam hoofdproject te zien ontwikkelen door een soort professor Lupardi van Kaptein Rob, of Professor Joachim Sickbock uit de Bommelsage. Hoewel die ook tot de vergeten helden van het stripverhaal zullen behoren.
Het eigenlijke verhaal gaat over een hoofdpersoon die zich aan het gestreste rennen en vliegen, de prestatie en competitiesfeer waarin zijn generatiegenoten leven, weet te onttrekken en op de bodem van zijn bootje liggend het ultieme leven meemaakt en dus van ganser harte kan zeggen: de wereld gaat aan vlijt ten onder! Maar dat levensgevoel blijkt moeilijk overdraagbaar. De professor slaagt erin menselijke materie af te breken en ergens anders op te bouwen, maar Alec slaagt er niet in om zijn eigen 'buiten tijd en ruimte staan' in begrijpelijke brokjes af te breken en in Helens geest weer op te bouwen. Hij doet lang over het schrijven van een cursus voor de vrouw waarvan hij houdt, maar weet haar niet uit de conditionering van wetenschappelijke prestatiedrang en aanzien te bevrijden. Hoe kan je ervoor zorgen dat leven in jezelf zijn voldoening krijgt. Dat je anoniem goed doet en dat niemand hoeft te applaudisseren? Dat je soms goed kan doen door niet te doen? Dat de kernfysicus die voor de beslissing stond om het vrijkomen van kernenergie door middel van kernsplitsing uitsluitend voor vreedzame doeleinden te gaan toepassen, over die bom had gezegd: no, forget it!
Oliver Reiser schrijft een grappig scheppingsverhaal in: The Integration of Human Knowledge, page 116:'Given the fundamental archetypal forms of the physical world at the lowest level, - hydrogen atoms being the first integrated manifestations in the world of matter, - nature progressively builds level upon level, from atoms ---> molecules ---> crystals ---> viruses ---> genes ---> unicellular organisms ---> multicellular organisms --- > man. Here, for the moment, nature pauses to gather new energies for the next advance. What the next emergent simplicity is likely to be is a matter for investigation. There is no reason, however, why we should not seek to envisage the outlines of the coming world organism and perhaps in the process help to bring it into being.'
De oneliner: de wereld gaat aan vlijt ten onder, is niet op de kaft van een boek begraven, maar leeft voort! Hieronder drie voorbeelden van 'onthaast projecten', waarvan er twee in de Tweede Kamer zijn 'gelanceerd'.
De wereld gaat aan vlijt ten onder
In 1994 deed de toenmalige minister Margreet de Boer een landelijke oproep om te onthaasten. Iedereen had het erover maar hoe dan? Willen en doen komen elkaar hier tegen. Laten we ons niet vaak bepalen door de kloktijd? De oude Grieken hadden naast een woord voor kloktijd, chronos, ook een woord voor de juiste tijd, of het juiste moment. Dat heet kairos. Durven afwachten, niets doen, dingen laten rijpen, meer kairos, minder chronos; daar is de zomer misschien wel heel geschikt voor.
Onthaasten zou je ook vertragen voor volwassenen kunnen noemen. Als je overal meer tijd voor neemt zou dat stiekem best tot betere resultaten van je handelen kunnen zorgen. Van een altijd gespannen boog komt immers ook geen pijl. Maar simpelweg meer tijd voor dingen nemen kan ook voor meer stress zorgen, juist als je al het gevoel hebt altijd tijd tekort te komen.
Kennelijk moet er intern ‘iets’ gebeuren. En dat ‘interne’ geef je de ruimte door regelmatig uiterlijk gezien niets te doen. Dat zou kunnen in een formele meditatiezit maar ook gewoon zitten of liggen. Als het lichaam stiller is geworden blijkt ineens duidelijker aan het licht te komen wat er aan interne drukte allemaal gaande is. Gebeurtenissen, ervaringen, verhalen, gedachten; we blijven ons er vaak mee bemoeien. Dát los kunnen laten, dát is het ultieme niets-doen. Loslaten is namelijk iets wat je kunt leren en oefenen. Zodat het steeds gemakkelijker gaat. Dat komt omdat je in feite je hersens traint. Modern hersenonderzoek toont steeds meer aan dat ons brein neuroplastisch is, dat wil zeggen veranderbaar! Pas als je dapper onder ogen durft te zien wat je voortjaagt (schuldgevoel, perfectionisme, ambitie, ego, minderwaardigheidsgevoel, verveling, plezier) komt er ook ruimte voor niet-doen. Dan valt er weer iets te kiezen, zodat in ieder geval jij niet aan vlijt ten onder gaat! [Ina Fischer 2014].
Onderwerp: aanbod Nationale Denktank
December 2013 leerde ik de Nationale Denktank kennen: een groep talentvolle jonge mensen die met innovatieve en creatieve projecten de Nederlandse samenleving willen verbeteren. Dat jaar richtten zij zich op gezondheidspromotie. In hun onderzoek kwamen zij een mindfulness initiatief voor Britse parlementariërs tegen en namen zich voor het project naar Nederland te halen. Graag breng ik op verzoek van de Nationale Denktank onderstaande onder jullie aandacht.
In een partnerschap met o.a. de universiteit van Oxford en het Radboud UMC biedt de Nationale Denktank aan Kamerleden en hun staf de mogelijkheid om kosteloos deel te nemen aan een achtweekse, besloten mindfulnesstraining.
In Groot-Brittannië deden, onder begeleiding van trainers van de universiteit van Oxford, al meer dan 80 parlementariërs een achtweekse mindfulnesstraining. Hun positieve ervaringen zijn in lijn met wetenschappelijk onderzoek, dat aantoont dat deze vorm van aandachtstraining leidt tot een significante verhoging van concentratievermogen, stressbestendigheid en ervaren kwaliteit van leven.
De Nederlandse trainingen worden verzorgd door prof. dr. Anne Speckens van het Radboud UMC en Rob Brandsma, directeur van het Centrum voor Mindfulness Amsterdam. Deze twee gerenommeerde mindfulnesstrainers werken samen met het Oxford Mindfulness Centre.
Pia Dijkstra Lid Tweede Kamer D66
Wat u hier nou weer mee moet? Niets..
Weten dat het bestaat en dat zachte krachten bij de harde worden geïntroduceerd is voldoende. Zoals de dichter Tollens zei
Het water dat oorlog en vrede overleeft,
van het begin tot aan het einde der tijden,
heeft geen weet van wat mensen beweegt:
hun licht in het duister doen schijnen.
Een ziel is nog steeds niet meetbaar
Deze kaft herinner ik mij en daarmee komen ook mijn leeservaringen met dit boek weer naar boven. Nederland was trots op zijn eerste echte eigen science fictionverhaal, maar dat hele science fiction verhaal speelde bij de schrijver volgens mij slechts op de achtergrond en voor mij was het helemaal achtergrondmuziek. Of muzak. De herkenning die voor mij een band met dit boek veroorzaakte was de hoofdpersoon die op de bodem van zijn bootje alsmaar boeken lag te lezen. Het was een periode waarin mijn moeder mij soms furieus 'lettervreter' noemde en eraan toevoegde dat ik alle boeken las behalve mijn schoolboeken.
Het boek ontleent zijn motto van een wereld die aan vlijt ten onder gaat aan het boek Prediker: alles is ijdelheid. In Prediker 4:6 staat: 'Beter is een hand vol rust, dan beide vuisten vol zwoegen en najagen van wind.' Het grootste deel van het verhaal gaat het er voor Alec om zich te kunnen onttrekken aan de drukte, de onrust. Welke plek is daarvoor meer geschikt dan de bodem van een bootje waar de eeuwige golfbeweging van het water en de kabbelende geluiden van het water in contact met de boot, voor een tijdloos lied zorgen?
De hoofdpersoon, Alec. J(ames) Weatherwood, streeft vooral intellectuele rust na. Hij heeft meestal baantjes die veel gelegenheid geven tot het lezen van boeken. Alleen door de opmerkingen van anderen merk je dat hij toch wel bijzondere boeken leest. Zijn leven doet denken aan een gedicht van de Vlaamse dichter Richard Minne (1891-1965).
Doe dommer dan ge zijt,
Maar mijd u voor de klippen;
Leef buiten ruimte en tijd
Doch spoed u lijk de kippen.
Werk zonder mate of plan,
Maar spied door alle luiken;
Veracht de burgerman,
Doch ledig zijne kruiken.
Zoals gezegd speelt Alecs retraite in het oog van de storm zich af binnen de context van een wetenschappelijk experiment. Het prachtige natuurgebied van Oaklake waar hij bivakkeert wordt opgekocht en er worden laboratoria op neergezet. Prof. Victor Alexander Pousekovsky, een ex-Rus, is hier bezig met onderzoek dat gericht is op het overdragen van materie. Het begint met dode materie, maar de uiteindelijke wens is het overdragen van levende materie. In de loop van het verhaal zien we dat er honden, en op een gegeven moment een orang oetang, worden overgedragen vanuit een ander onderzoekscentrum naar Oaklake. Het duurt even voordat het voor Alec duidelijk wordt dat hij bijzonder in de belangstelling staat van de Prof. als er aan een test met een mens wordt gedacht. Alec is toch maar een nutteloos mens die zijn talenten verspilt. Wanneer de Professor toe is aan zijn doorbraak: het overdragen van een mens, weet Alec hem te overtuigen dat de Prof. zelf de enige juiste figuur hiervoor is. De proef 'lukt', maar toch is er iets mis. Zijn ziel (een onmeetbaar iets) komt niet over en zorgt voor storingen op de radio. Helen, de dochter van de Professor, herinnert zich een antistof die ze in het verleden heeft gevonden en die nu blijkbaar de overhand heeft. De proef moet over na toediening van een drug met compensatiemiddelen. Hierna is de proef pas echt geslaagd.
Het verhaal bevat parallellen met Brave new world van Aldous Huxley (1932) en 1984 van George Orwell (1949), waarin ook aspecten als technische dreiging, controle en sociale indeling in werkklassen worden beschreven. Ook is er veel technisch optimisme: voor elk technisch probleem wordt in een mum van tijd een oplossing bedacht. Wat er in science fictionverhalen gebeurt is net als de technische snufjes in de ITC wereld, ook in een mum van tijd weer achterhaald. De 'science' die door Max Dendermonde fictief wordt neergezet doet nu denken aan de schoenendoos waarmee ik mijn eerste tijdmachine maakte met een voorbeeld uit de Donald Duck. Het is charmant maar ook een beetje lachwekkend voor trekkies die gewend zijn dat mensen worden opgebiept, dus razendsnel tot idee worden afgebroken en ergens anders weer gematerialiseerd, om dat als moeizaam hoofdproject te zien ontwikkelen door een soort professor Lupardi van Kaptein Rob, of Professor Joachim Sickbock uit de Bommelsage. Hoewel die ook tot de vergeten helden van het stripverhaal zullen behoren.
Het eigenlijke verhaal gaat over een hoofdpersoon die zich aan het gestreste rennen en vliegen, de prestatie en competitiesfeer waarin zijn generatiegenoten leven, weet te onttrekken en op de bodem van zijn bootje liggend het ultieme leven meemaakt en dus van ganser harte kan zeggen: de wereld gaat aan vlijt ten onder! Maar dat levensgevoel blijkt moeilijk overdraagbaar. De professor slaagt erin menselijke materie af te breken en ergens anders op te bouwen, maar Alec slaagt er niet in om zijn eigen 'buiten tijd en ruimte staan' in begrijpelijke brokjes af te breken en in Helens geest weer op te bouwen. Hij doet lang over het schrijven van een cursus voor de vrouw waarvan hij houdt, maar weet haar niet uit de conditionering van wetenschappelijke prestatiedrang en aanzien te bevrijden. Hoe kan je ervoor zorgen dat leven in jezelf zijn voldoening krijgt. Dat je anoniem goed doet en dat niemand hoeft te applaudisseren? Dat je soms goed kan doen door niet te doen? Dat de kernfysicus die voor de beslissing stond om het vrijkomen van kernenergie door middel van kernsplitsing uitsluitend voor vreedzame doeleinden te gaan toepassen, over die bom had gezegd: no, forget it!
Oliver Reiser schrijft een grappig scheppingsverhaal in: The Integration of Human Knowledge, page 116:'Given the fundamental archetypal forms of the physical world at the lowest level, - hydrogen atoms being the first integrated manifestations in the world of matter, - nature progressively builds level upon level, from atoms ---> molecules ---> crystals ---> viruses ---> genes ---> unicellular organisms ---> multicellular organisms --- > man. Here, for the moment, nature pauses to gather new energies for the next advance. What the next emergent simplicity is likely to be is a matter for investigation. There is no reason, however, why we should not seek to envisage the outlines of the coming world organism and perhaps in the process help to bring it into being.'
De oneliner: de wereld gaat aan vlijt ten onder, is niet op de kaft van een boek begraven, maar leeft voort! Hieronder drie voorbeelden van 'onthaast projecten', waarvan er twee in de Tweede Kamer zijn 'gelanceerd'.
De wereld gaat aan vlijt ten onder
In 1994 deed de toenmalige minister Margreet de Boer een landelijke oproep om te onthaasten. Iedereen had het erover maar hoe dan? Willen en doen komen elkaar hier tegen. Laten we ons niet vaak bepalen door de kloktijd? De oude Grieken hadden naast een woord voor kloktijd, chronos, ook een woord voor de juiste tijd, of het juiste moment. Dat heet kairos. Durven afwachten, niets doen, dingen laten rijpen, meer kairos, minder chronos; daar is de zomer misschien wel heel geschikt voor.
Onthaasten zou je ook vertragen voor volwassenen kunnen noemen. Als je overal meer tijd voor neemt zou dat stiekem best tot betere resultaten van je handelen kunnen zorgen. Van een altijd gespannen boog komt immers ook geen pijl. Maar simpelweg meer tijd voor dingen nemen kan ook voor meer stress zorgen, juist als je al het gevoel hebt altijd tijd tekort te komen.
Kennelijk moet er intern ‘iets’ gebeuren. En dat ‘interne’ geef je de ruimte door regelmatig uiterlijk gezien niets te doen. Dat zou kunnen in een formele meditatiezit maar ook gewoon zitten of liggen. Als het lichaam stiller is geworden blijkt ineens duidelijker aan het licht te komen wat er aan interne drukte allemaal gaande is. Gebeurtenissen, ervaringen, verhalen, gedachten; we blijven ons er vaak mee bemoeien. Dát los kunnen laten, dát is het ultieme niets-doen. Loslaten is namelijk iets wat je kunt leren en oefenen. Zodat het steeds gemakkelijker gaat. Dat komt omdat je in feite je hersens traint. Modern hersenonderzoek toont steeds meer aan dat ons brein neuroplastisch is, dat wil zeggen veranderbaar! Pas als je dapper onder ogen durft te zien wat je voortjaagt (schuldgevoel, perfectionisme, ambitie, ego, minderwaardigheidsgevoel, verveling, plezier) komt er ook ruimte voor niet-doen. Dan valt er weer iets te kiezen, zodat in ieder geval jij niet aan vlijt ten onder gaat! [Ina Fischer 2014].
Onderwerp: aanbod Nationale Denktank
December 2013 leerde ik de Nationale Denktank kennen: een groep talentvolle jonge mensen die met innovatieve en creatieve projecten de Nederlandse samenleving willen verbeteren. Dat jaar richtten zij zich op gezondheidspromotie. In hun onderzoek kwamen zij een mindfulness initiatief voor Britse parlementariërs tegen en namen zich voor het project naar Nederland te halen. Graag breng ik op verzoek van de Nationale Denktank onderstaande onder jullie aandacht.
In een partnerschap met o.a. de universiteit van Oxford en het Radboud UMC biedt de Nationale Denktank aan Kamerleden en hun staf de mogelijkheid om kosteloos deel te nemen aan een achtweekse, besloten mindfulnesstraining.
In Groot-Brittannië deden, onder begeleiding van trainers van de universiteit van Oxford, al meer dan 80 parlementariërs een achtweekse mindfulnesstraining. Hun positieve ervaringen zijn in lijn met wetenschappelijk onderzoek, dat aantoont dat deze vorm van aandachtstraining leidt tot een significante verhoging van concentratievermogen, stressbestendigheid en ervaren kwaliteit van leven.
De Nederlandse trainingen worden verzorgd door prof. dr. Anne Speckens van het Radboud UMC en Rob Brandsma, directeur van het Centrum voor Mindfulness Amsterdam. Deze twee gerenommeerde mindfulnesstrainers werken samen met het Oxford Mindfulness Centre.
Pia Dijkstra Lid Tweede Kamer D66
Wat u hier nou weer mee moet? Niets..
Weten dat het bestaat en dat zachte krachten bij de harde worden geïntroduceerd is voldoende. Zoals de dichter Tollens zei
Het water dat oorlog en vrede overleeft,
van het begin tot aan het einde der tijden,
heeft geen weet van wat mensen beweegt:
hun licht in het duister doen schijnen.
De waarheid is een land
zonder paden
zei Krishnamurti. Moeten we onze omgeving veranderen om zelf te kunnen veranderen? Moeten we een hek om een land zetten om een ideaal te kunnen verwezenlijken? Moeten we in een bootje gaan liggen en lekker naar het water luisteren? Of aan het strand liggen en naar de zee luisteren? Dat doen duizenden mensen als het heet genoeg is, maar niemand komt verlicht terug.. Alhoewel? Dat weten we niet. Uit kleine gesprekken blijkt vaak veel verlichting bij mensen. Grote gesprekken beginnen we liever niet aan.
Zeker niet het Grote Gesprek over
God:
"Ich habe keine Stimme
Gehört seit Ewigkeit.
Ich
Überschweige alles.
Mit
Mir spricht niemand. Wovon
Wollte auch einer
Mit mir reden?"
Fritz Usinger
AGE IS MIND OVER MATTER. IF YOU DON'T MIND, IT DOESN'T MATTER
Heb lief en alles zal tot u komen
De uitspraak is van Shri Ramakrisjna Paramahamsa (18.2.1836-16.8.1886)
Het is een leidende gedachte, de weg van het hart. Het is een overtuiging, het is een waarheid - als een Heilige Koe - en het is een uitkomst.
&
"Uw vreugde is Onze vreugde.
Wanneer de betoverende bloem van een liefkozing op aarde bloeit,
wordt er een nieuwe ster in de Oneindigheid geboren.
Ontelbaar zijn de sterren.
De melkweg van het geluk verbindt alle werelden."
Bladeren uit de tuin van Morya: De Oproep, 334.
&
John Ferguson's Encyclopedie van de mystiek en de mysterie godsdiensten (Het Wereldvenster, Baarn 1979) meldt over Ramakrisjna:
"Negentiende-eeuwse hindoemysticus die het hindoeïsme deed herleven. Ramakrisjna was een vreugdevol asceet. Hij genoot bijna geen opvoeding en leefde in een Kali-tempel in Calcutta een leven van grote eenvoud en toewijding. Zijn meditaties waren zonder onderscheid gericht op de openbaring van God in godsdienstige en profetische figuren van velerlei religies, zowel de Grote Moeder als Krisjna of Jezus of Mohammed; hij onderwees derhalve de essentiële eenheid aller religies. Zijn meditaties leidden hem soms in een toestand van trance die eenmaal, met slechts korte tussenpozen als zijn vrienden hem dwongen te eten, zes maanden duurde. Hij gaf eenvoudig en direct onderricht, en maakte gebruik van gelijkenissen; zijn bekendste discipel was Swami Vivekananda."
Het Grote Gesprek: God:
"Ich habe keine Stimme
Gehört seit Ewigkeit.
Ich
Überschweige alles.
Mit
Mir spricht niemand.
Wovon
Wollte auch einer
Mit mir reden?"
Fritz Usinger
zonder paden
zei Krishnamurti. Moeten we onze omgeving veranderen om zelf te kunnen veranderen? Moeten we een hek om een land zetten om een ideaal te kunnen verwezenlijken? Moeten we in een bootje gaan liggen en lekker naar het water luisteren? Of aan het strand liggen en naar de zee luisteren? Dat doen duizenden mensen als het heet genoeg is, maar niemand komt verlicht terug.. Alhoewel? Dat weten we niet. Uit kleine gesprekken blijkt vaak veel verlichting bij mensen. Grote gesprekken beginnen we liever niet aan.
Zeker niet het Grote Gesprek over
God:
"Ich habe keine Stimme
Gehört seit Ewigkeit.
Ich
Überschweige alles.
Mit
Mir spricht niemand. Wovon
Wollte auch einer
Mit mir reden?"
Fritz Usinger
AGE IS MIND OVER MATTER. IF YOU DON'T MIND, IT DOESN'T MATTER
Heb lief en alles zal tot u komen
De uitspraak is van Shri Ramakrisjna Paramahamsa (18.2.1836-16.8.1886)
Het is een leidende gedachte, de weg van het hart. Het is een overtuiging, het is een waarheid - als een Heilige Koe - en het is een uitkomst.
&
"Uw vreugde is Onze vreugde.
Wanneer de betoverende bloem van een liefkozing op aarde bloeit,
wordt er een nieuwe ster in de Oneindigheid geboren.
Ontelbaar zijn de sterren.
De melkweg van het geluk verbindt alle werelden."
Bladeren uit de tuin van Morya: De Oproep, 334.
&
John Ferguson's Encyclopedie van de mystiek en de mysterie godsdiensten (Het Wereldvenster, Baarn 1979) meldt over Ramakrisjna:
"Negentiende-eeuwse hindoemysticus die het hindoeïsme deed herleven. Ramakrisjna was een vreugdevol asceet. Hij genoot bijna geen opvoeding en leefde in een Kali-tempel in Calcutta een leven van grote eenvoud en toewijding. Zijn meditaties waren zonder onderscheid gericht op de openbaring van God in godsdienstige en profetische figuren van velerlei religies, zowel de Grote Moeder als Krisjna of Jezus of Mohammed; hij onderwees derhalve de essentiële eenheid aller religies. Zijn meditaties leidden hem soms in een toestand van trance die eenmaal, met slechts korte tussenpozen als zijn vrienden hem dwongen te eten, zes maanden duurde. Hij gaf eenvoudig en direct onderricht, en maakte gebruik van gelijkenissen; zijn bekendste discipel was Swami Vivekananda."
Het Grote Gesprek: God:
"Ich habe keine Stimme
Gehört seit Ewigkeit.
Ich
Überschweige alles.
Mit
Mir spricht niemand.
Wovon
Wollte auch einer
Mit mir reden?"
Fritz Usinger
Bevrijding
Een metaalbewerker zat onschuldig in de gevangenis. Hij was een soefi en hij probeerde zijn lot in een groter geheel te zien. Hij dacht: “Laat ik er het beste van maken en mijn tijd in deze cel zo goed mogelijk besteden”. Hij vroeg zijn bewakers of hij een gebedskleedje van zijn vrouw mocht ontvangen. Na de gebruikelijke spelletjes, kreeg hij uiteindelijk toestemming een kleedje te ontvangen dat was geweven door zijn vrouw. Elke dag verrichtte de man zijn gebeden op dat kleedje, zichzelf voorover buigend en met zijn gezicht de grond rakend, in de richting van Mekka.
Na een tijdje zei hij tegen zijn bewakers: “Jullie zijn
arm, net als ik en jullie ontvangen ook een slavenloon. Maar ik ben metaalbewerker. Als jullie mij wat tin en gereedschappen brengen, kan ik wat sieraden maken die jullie kunnen verkopen op de markt. Daar kunnen we allemaal van profiteren.” De bewakers zagen hier wel iets in en al snel maakten zowel de bewakers als de metaalbewerker aardige winst. Maar toen op een dag de bewakers hun gebruikelijke ronde deden en nog even gezellig hun zaken met de metaalbewerker wilden bespreken, stond de deur van diens cel open. De man was er vandoor…
Vele jaren later kwam aan het licht dat de man onschuldig was. Hij ontmoette toevallig een van de mannen die hem hadden gearresteerd en gevangen gezet. De man brandde van nieuwsgierigheid en vroeg de metaalbewerker hoe hij had kunnen ontsnappen. De metaalbewerker antwoordde:
'Het is en kwestie van patroon en patroon in 'het patroon. Mijn vrouw had de man ontdekt die de gevangenissloten had ontworpen. Het was verre familie van haar en zij wurmde het ontwerp uit hem. Zij is weefster en zij weefde het ontwerp kundig in het kleedje, precies op de plek waar ik vijf maal per dag mijn hoofd op de grond drukte. Je weet dat ik metaalbewerker ben en voor mij zag het patroon er uit als de binnenkant van een slot. Daarom bedacht ik het plan van die sieraden, om het materiaal voor een sleutel op te sparen en ik ontvluchtte.'
Een zakenman ging regelmatig naar India om goederen in te kopen. In zijn huis hield hij een papegaai in een kooi. Toen hij op het punt stond weer eens naar India te vertrekken, zei hij tegen de papegaai: 'Ik ga naar India, kan ik nog een boodschap doorgeven aan je familie daar?'
'Vertel ze maar dat ik hier in een kooi woon.' zei de papegaai.
De zakenman kwam terug van zijn zakenreis en zei tegen de papegaai: 'Het spijt me dat ik het moet zeggen maar toen ik tegen je familieleden in de jungle vertelde dat jij in een kooi leefde, was het teveel voor één van hen. Hij viel van zijn tak; ongetwijfeld gestorven van verdriet.' Hij was nog niet uitgesproken of zijn eigen papegaai viel van zijn stokje op de bodem van de kooi. Treurig pakte de zakenman de vogel en legde hem in de tuin om hem te begraven. Toen kwam de vogel overeind. Hij had de boodschap begrepen en vloog weg, buiten bereik..'
Stel je voor je loopt in een onbekende stad. De zon schijnt fel en je zoekt schaduw in een galerij. Lange groene palmen zwemmen over zalmroze muren in een blauwzwarte schemering. Je voelt je door een puntig toelopende poort geleid
die een deur vormt naar de oude mystiek.
Na een tijdje zei hij tegen zijn bewakers: “Jullie zijn
arm, net als ik en jullie ontvangen ook een slavenloon. Maar ik ben metaalbewerker. Als jullie mij wat tin en gereedschappen brengen, kan ik wat sieraden maken die jullie kunnen verkopen op de markt. Daar kunnen we allemaal van profiteren.” De bewakers zagen hier wel iets in en al snel maakten zowel de bewakers als de metaalbewerker aardige winst. Maar toen op een dag de bewakers hun gebruikelijke ronde deden en nog even gezellig hun zaken met de metaalbewerker wilden bespreken, stond de deur van diens cel open. De man was er vandoor…
Vele jaren later kwam aan het licht dat de man onschuldig was. Hij ontmoette toevallig een van de mannen die hem hadden gearresteerd en gevangen gezet. De man brandde van nieuwsgierigheid en vroeg de metaalbewerker hoe hij had kunnen ontsnappen. De metaalbewerker antwoordde:
'Het is en kwestie van patroon en patroon in 'het patroon. Mijn vrouw had de man ontdekt die de gevangenissloten had ontworpen. Het was verre familie van haar en zij wurmde het ontwerp uit hem. Zij is weefster en zij weefde het ontwerp kundig in het kleedje, precies op de plek waar ik vijf maal per dag mijn hoofd op de grond drukte. Je weet dat ik metaalbewerker ben en voor mij zag het patroon er uit als de binnenkant van een slot. Daarom bedacht ik het plan van die sieraden, om het materiaal voor een sleutel op te sparen en ik ontvluchtte.'
Een zakenman ging regelmatig naar India om goederen in te kopen. In zijn huis hield hij een papegaai in een kooi. Toen hij op het punt stond weer eens naar India te vertrekken, zei hij tegen de papegaai: 'Ik ga naar India, kan ik nog een boodschap doorgeven aan je familie daar?'
'Vertel ze maar dat ik hier in een kooi woon.' zei de papegaai.
De zakenman kwam terug van zijn zakenreis en zei tegen de papegaai: 'Het spijt me dat ik het moet zeggen maar toen ik tegen je familieleden in de jungle vertelde dat jij in een kooi leefde, was het teveel voor één van hen. Hij viel van zijn tak; ongetwijfeld gestorven van verdriet.' Hij was nog niet uitgesproken of zijn eigen papegaai viel van zijn stokje op de bodem van de kooi. Treurig pakte de zakenman de vogel en legde hem in de tuin om hem te begraven. Toen kwam de vogel overeind. Hij had de boodschap begrepen en vloog weg, buiten bereik..'
Stel je voor je loopt in een onbekende stad. De zon schijnt fel en je zoekt schaduw in een galerij. Lange groene palmen zwemmen over zalmroze muren in een blauwzwarte schemering. Je voelt je door een puntig toelopende poort geleid
die een deur vormt naar de oude mystiek.
Het interesseert me totaal niet
wie je bent,
wat je hebt,
wat je gelooft,
hoe je bezig bent,
hoeveel vertrouwen je hebt
of hoeveel hoop je hebt.
Het enige wat mij interesseert,
is wat je wil worden.
Ben je tevreden met je huidige situatie of wil je je een betere levenswijze eigen maken? Jij bent degene die moet beslissen.
Voel je je gelukkig met al het speelgoed dat de wereld je aanreikt? Misschien weet je veel, maar maak je gebruik van je kennis?
Misschien heb je veel bezittingen, maar wat is het doel daarvan? Misschien bezit
je al de kennis en middelen die je maar wenst, maar word je daardoor geholpen in
de strijd van het leven?
Met deze uitdagende woorden begint Zahurul Hassan Sharib, die tijdens zijn leven (1914-1996) vanaf 1970 het hoofd was van de Gudri Shahi Soefi orde, zijn boek Innerlijke vrede.
Wie is de zoeker?
Soms vertellen we in een voorstellingsrondje wie we zijn.
Meestal vertellen we dan wat we hebben en niet wie we zijn.
Scholing, diploma’s, ervaring, huisje, boompje.. Soms vertellen we iets over onze‘psychische toestand’: (te)bescheiden of brutaal, licht neurotisch of psychotisch, etc. Ik heb overtuigingen, ideeën, maten en gewichten, lichaam,
geest, een opleiding en kinderen of niet, ik ben ze niet.
Een stapje verder is:
‘Ik hou van Bach, Yunus Emre en Ida Gerhardt.’ Dat kan waar zijn en vertelt dan iets over mezelf. De tekst wordt aan Socrates
of een nog vroegere anonieme Griek toegeschreven en veel geciteerd: Ken uzelf.
De profeet zei: Hij die zichzelf kent, kent zijn Rabb. De kern van spiritualiteit of mystiek is ontdekken wie en wat men in diepste wezen is. Dat doe ik dan maar online. De ijdelheid gebiedt mij dan te schrijven over wie ik graag zou willen zijn en niet wie ik ben.
Dat is het risico van het woord.
Het filosofischwoordenboek.nl, benoemt levensbeschouwing als "Opvatting over het leven": de waarde ervan en het wezen ervan.
Levensbeschouwing is een visie op het leven, maar het is ook aanschouwing van de werkelijkheid vanuit je ziel.
Nadenken over wat het leven betekent, wat de waarde ervan is en hoe het geleefd moet worden.
Dit is naast lief hebben de tweede natuur van vrijwel ieder mens.
Met deze website beken ik dat schoonheid,
wijsheid en mystiek levensbehoeften zijn.
Stadia op weg naar zelfrealisatie.
Je mag het ook verzoening met jezelf noemen.
Of aankomen bij jezelf.
Meestal vertellen we dan wat we hebben en niet wie we zijn.
Scholing, diploma’s, ervaring, huisje, boompje.. Soms vertellen we iets over onze‘psychische toestand’: (te)bescheiden of brutaal, licht neurotisch of psychotisch, etc. Ik heb overtuigingen, ideeën, maten en gewichten, lichaam,
geest, een opleiding en kinderen of niet, ik ben ze niet.
Een stapje verder is:
‘Ik hou van Bach, Yunus Emre en Ida Gerhardt.’ Dat kan waar zijn en vertelt dan iets over mezelf. De tekst wordt aan Socrates
of een nog vroegere anonieme Griek toegeschreven en veel geciteerd: Ken uzelf.
De profeet zei: Hij die zichzelf kent, kent zijn Rabb. De kern van spiritualiteit of mystiek is ontdekken wie en wat men in diepste wezen is. Dat doe ik dan maar online. De ijdelheid gebiedt mij dan te schrijven over wie ik graag zou willen zijn en niet wie ik ben.
Dat is het risico van het woord.
Het filosofischwoordenboek.nl, benoemt levensbeschouwing als "Opvatting over het leven": de waarde ervan en het wezen ervan.
Levensbeschouwing is een visie op het leven, maar het is ook aanschouwing van de werkelijkheid vanuit je ziel.
Nadenken over wat het leven betekent, wat de waarde ervan is en hoe het geleefd moet worden.
Dit is naast lief hebben de tweede natuur van vrijwel ieder mens.
Met deze website beken ik dat schoonheid,
wijsheid en mystiek levensbehoeften zijn.
Stadia op weg naar zelfrealisatie.
Je mag het ook verzoening met jezelf noemen.
Of aankomen bij jezelf.
De facetten van ‘geluk’
Het ultieme doel van de politiek in Bhutan is dus ‘geluk’ creëren voor de Bhutanezen. Dit is niet het individuele hedonistische geluk, maar een meervoudig begrip dat vele aspecten van het leven bundelt. Bhutan verzamelt data op basis van een groot aantal variabelen, waarvan er veel hun oorsprong hebben in de staatsreligie, het boeddhisme. Het BNG-model is gebaseerd op vier pijlers: goed bestuur, duurzame sociaaleconomische ontwikkeling, behoud van cultuur en behoud van natuur. Later werd dit toegespitst op negen domeinen: psychologisch welzijn, gezondheid, onderwijs, tijdgebruik, culturele diversiteit en weerbaarheid, goed bestuur, vitaliteit van de gemeenschap, ecologische diversiteit en kracht en levensstandaard. Op basis hiervan worden bevolkingsenquêtes gehouden en een periodieke index opgesteld om te bepalen hoe het ervoor staat en wat er moet gebeuren om de inwoners van Bhutan gelukkiger te maken. In de grondwet is zelfs vastgelegd dat overheidsprogramma's niet beoordeeld worden op wat ze aan economische winst opleveren maar wat ze bijdragen aan geluk. Dit is een zeer ideële benadering, met creatieve en unieke uitwerkingen, zoals bijvoorbeeld het aanleggen van kostbare ondergrondse hoogspanningskabels om vliegongelukken van vogels te voorkomen. Ook wordt serieus werk gemaakt van het uitbannen van plastic zakken en sigaretten. En worden alle taxi’s elektrisch. Radicaal en vernieuwend In een recent *interview legt Thinley uit: “Het Bruto Nationaal Product zegt niets over de kwaliteit van een samenleving. Het is een kwantificering van de goederen en diensten die op een bepaalde plaats geproduceerd worden. Binnen het beleid in Bhutan is dit slechts een van de indicatoren, waarmee we de kwaliteit van de samenleving beschrijven. Het BNG is een holistisch, duurzaam en inclusief ontwikkelingsparadigma.” Deze visie is op zich niet wereldschokkend, maar je overheidsbeleid erop afstemmen is natuurlijk wel radicaal en vernieuwend. BNG als exportartikel Midden jaren ’90 kreeg de wereld in de gaten dat Bhutan een heel nieuw, interessant maatschappelijk concept aan het ontwikkelen was. De Verenigde Naties wilden er wel meer over weten, zo vlak voor de eeuwwisseling was er duidelijk behoefte aan nieuwe perspectieven. Thinley hierover: “De millennium-doelen geven al uitdrukking aan de nieuwe richting. Ik verwacht dat we binnenkort geluk en welzijn in een nieuw ontwikkelingsperspectief gaan betrekken. Je ziet dat idee langzaam groeien.” De vraag die Thinley vaak gesteld is: kun je een concept als het Bruto Nationaal Geluk van bovenaf aan een samenleving opleggen? Thinley is hier heel beslist: “Nee. Elk land is anders. Je moet rekening houden met de specifieke situatie per land. Belangrijk is dat je weet wat de mensen willen. De koning heeft in het begin wel zo’n drie jaar intensieve gesprekken gevoerd met burgers en ze gevraagd wat ze echt belangrijk vonden. Dat was gelukkig zijn en van daaruit zijn we gaan werken aan de omstandigheden om dat te laten lukken.” 'Van de hoofdpersoon uit Jerzy Kosinki's derde roman kan met recht gezegd worden dat hij 'aanwezig' is, meer niet. Zijn leven bestaat uit kijken. Hij kan lezen noch schrijven. Als Chauncey Gardiner is hij binnen enkele dagen door geheel Amerika bekend en speelt hij een buitengewoon belangrijke politieke rol. Maar niemand kan iets van zijn verleden te weten komen. Hij was tuinman, heette Chance, ging nooit op straat en keek voortdurend TV. Als hij genoodzaakt wordt zijn tuin van Eden te verlaten en de wereld in te gaan, raakt hij bij toeval verzeild in de hoogste kringen. Daar worden zijn woorden als openbaringen beschouwd. In feite is de natuurmens Chance echter een ledepop, wiens gedrag gedicteerd wordt door TV-beelden. Hij staat niet in direct contact met de werkelijkheid, kan voor niets en niemand gevoel of liefde opbrengen.
Het lijkt of Kosinski deze vorm van bestaan als een toekomstmogelijkheid ziet. Zijn roman is als een indrukwekkende waarschuwing op te vatten voor zulke onmenselijkheid. Aanwezig is een belangrijk boek.' T. van Deel Chance is een man van middelbare leeftijd die als tuinman werkt voor een rijke man in Washington D.C. De wat simpele Chance heeft zijn hele leven in het huis gewoond en heeft geen notie van de wereld buiten zijn beschermde omgeving. Alles wat hij weet van de buitenwereld is afkomstig van de televisie. Overal in het huis staan televisietoestellen. Als de eigenaar van het huis en tuin sterft, staat Chance op straat. Gekleed in zijn ouderwetse kleding, met hoed en paraplu loopt hij de buitenwereld in, met een afstandsbediening. Als Chance na een lange wandeling bij een winkel komt die televisies verkoopt ziet hij zichzelf op een van de tv-schermen. Een camera boven de winkel filmt hem en geeft de beelden door aan het gesloten tv-circuit van de winkel. Gefascineerd kijkt Chance naar zichzelf op het scherm en merkt niet dat een auto dichterbij komt. Hij wordt aangereden door een auto van de rijke zakenman Ben Rand. Eve Rand, de vrouw van Ben, laat Chance naar het huis van de Rands brengen om bij te komen. Al snel ontstaan de eerste misverstanden. Als Chance zijn naam noemt: 'Chance the Gardener' (Chance, de tuinman) wordt dit door Eve en Ben verstaan als 'Chauncey Gardiner'. Als Chance vervolgens vertelt dat hij uit zijn huis is gegooid door een advocaat, denkt Ben dat 'Chauncey' een rijke zakenman is met financiële problemen die is opgelicht door zijn advocaten. Rand besluit zich over Chance te ontfermen, zeker als deze zich ontpopt tot een ware filosoof die allerlei wijze en allegorische uitspraken doet over het zakenleven en economie. In werkelijkheid praat de naïeve Chance maar wat over zijn tuin, maar Ben ziet alles als diepe wijsheid. Ben introduceert Chance bij de president van de VS en ook de laatste ziet Chance als een groot en wijs man. Chance wordt een mediagrootheid en verschijnt in allerlei praatprogramma's. De beschermheer van Chance, Ben Rand, is echter stervende en hij besluit om Chance op te nemen in zijn testament. Als Rand niet lang daarna sterft, spreekt de president op zijn begrafenis. De aanwezige directeuren van het Randconcern discussiëren ondertussen over de mogelijke opvolger van de president en iedereen is het er over eens dat het Chance zal zijn. De voormalige tuinman loopt intussen over het landgoed van Rand. De aanwezigen zien plotseling dat Chance over het water van een klein meer lijkt te lopen. De televisieclips die te zien zijn op de verschillende televisietoestellen in het huis waar Chance aanvankelijk woont zijn een belangrijk element in de film. Ze vormen het raam naar de geest van Chance, een man die nog nooit is geconfronteerd met de buitenwereld. De clips werden geselecteerd door Diane Schroeder. Het laatste shot van de film laat Chance zien die over water loopt. Ashby zelf kwam op het idee toen hij met een collega de film besprak. 'Het filmen verloopt prima', zei Ashby, 'alsof je op de wolken loopt'. Deze uitspraak maakte iets in hem wakker. Hij zou Chance afbeelden als een man die over water loopt. De film en het boek danken de titel aan het feit dat Chance geen papieren heeft om te bewijzen dat hij überhaupt bestaat en wie hij is. Hij 'is er'. Ook als hij een hoge en machtige positie krijgt heeft hij daar niets anders voor gedaan dan 'er te zijn'. Being There is een Amerikaanse film uit 1979 van regisseur Hal Ashby met in de hoofdrollen Peter Sellers, Melvyn Douglas en Shirley MacLaine.De film is gebaseerd op de gelijknamige roman uit 1971 van Jerzy Kosinski, die samen met Robert C. Jones ook verantwoordelijk was voor het scenario. Na de publicatie van Being There ontving de auteur, Jerzy Kosinski, een telegram van het hoofdpersonage Chance de Tuinman: 'Beschikbaar in of buiten mijn tuin.' Kosinski draaide het vermelde telefoonnummer en kreeg Peter Sellers aan de lijn. Sellers sleepte de rol in de wacht en zette een onvergetelijke vertolking neer, bekroond met een Golden Globe en een Oscarnominatie voor Beste Mannelijke Hoofdrol. Chance leidt een afgeschermd leventje in een herenhuis in Washington D.C. Wat de doodbrave tuinman van de buitenwereld weet, heeft hij van de tv opgestoken. Als hij per toeval in die buitenwereld belandt, worden zijn door de televisie geïnspireerde gemeenplaatsen voor diepzinnige wijsheden aangezien. Al snel beweegt hij zich in de hoogste politieke en commerciële kringen' met alle gevolgen van dien. Being There is een heerlijke moderne satire, met Sellers in de rol van zijn leven. |
Niet economische welvaart, maar geluk als leidraad. In Bhutan, een klein land in de Himalaya, richt de overheid zich niet op economische groei, maar op het welzijn van de burgers: het Bruto Nationaal Geluk (BNG). Een van de best bewaarde geheimen van deze wereld is Bhutan, het land van de ‘Donderende Draak’, een verborgen koninkrijkje in de Himalaya. Het zou al lang een toeristische trekpleister van formaat zijn geweest als koning Wangchuk daar niet eigenhandig een stokje voor had gestoken. BNG: bedacht door verlicht vorst Waar de rest van de wereld het Bruto Nationaal Product (BNP) als maatstaf heeft, gebruikt Bhutan al decennia lang het BNG. Het idee achter het BNG is dat economische groei niet het doel in zichzelf is, maar een middel om andere doelen te bereiken zoals vrede, veiligheid, groter welbevinden en 4de geluk. Het BNG is begin jaren ‘70 bedacht door een verlicht vorst, de koning van Bhutan genaamd Jigme Singye Wangchuck. Hij vond gangbare indicatoren voor economische ontwikkeling te materialistisch en wilde bij de ontwikkeling van Bhutan zaken als cultuur en welzijn betrekken. Om dit meetbaar te maken, bedacht hij de ‘Gross National Happiness-index’, ofwel het BNG. Dat model werd in de jaren erna stap voor stap ingevuld, waarbij Jigmi Thinley in diverse functies nauw betrokken was, uiteindelijk ook als eerste democratisch gekozen premier van Bhutan (van 2008 tot 2013). Hij heeft voor zijn volk een weg naar de toekomst uitgestippeld die tot duurzame ontwikkeling moet leiden met behoud van de eeuwenoude cultuur. Het Bruto Nationale Geluk is er belangrijker dan het Bruto Nationale Product. In 2007 vierde het land 100 jaar koninkrijk met de nieuwe koning Jigme Khesar Namgyel Wangchuk. Het vajrayana (tantrisch boeddhisme) is de staatsgodsdienst van Bhutan. Samen met het mahayana wordt het door ongeveer twee derde van de bevolking beleden. De andere grote godsdienst is het hindoeïsme dat door ongeveer een derde van de bevolking wordt beleden. Hoewel Bhutan een staatsreligie heeft, worden andere religies geaccepteerd en niet vervolgd. Het publiekelijk belijden van een niet-boeddhistische religie wordt echter niet geaccepteerd: kerkdiensten moeten achter gesloten deuren gehouden worden en de bouw van niet-boeddhistische religieuze centra wordt bemoeilijkt. In artikel 3 van de Bhutaanse grondwet staat dat de koning van Bhutan alle religies beschermt. In de 17e eeuw waren jezuïeten in het land actief met onderwijs, hulp en kerstening. Het is niet gelukt om het christendom in Bhutan te verspreiden. Tegenwoordig zijn er een kleine 7.000 christenen, minder dan één procent van de totale bevolking. De officiële taal is het Dzongkha, maar in verschillende delen van het land worden ook andere talen en dialecten gesproken, sommige met slechts een paar sprekers. Bhutan is zeer bergachtig en afgesloten van de zee. Het land ligt in het oostelijk gedeelte van de Himalaya. In het noorden van Bhutan reiken de bergtoppen tot boven de 7000 meter. Als hoogste berg van Bhutan wordt vaak Kula Kangri (7553 meter) genoemd, maar er wordt ook beweerd dat deze berg in Tibet staat. Iets zuidelijker staat Gangkhar Puensum, de hoogste onbeklommen berg ter wereld. De hoogte van Gangkhar Puensum wordt geschat op 7570 meter, dus dan is Kula Kangri niet de hoogste berg van Bhutan. Het controleren van de hoogte is problematisch, aangezien het beklimmen van bergen in Bhutan sinds 2003 uit religieuze overwegingen verboden is. Het beklimmen van bergen van 6000 meter en hoger werd al in 1994 verboden. Het zuidelijke gedeelte van het land ligt lager en heeft een aantal vruchtbare, dicht beboste valleien waarin rivieren stromen die in de Brahmaputra in India uitmonden. Obsessie Oud-premier van Bhutan Jigmy Y. Thinley was begin oktober 2014 in Nederland om de geluksfilosofie van Bhutan te promoten. Hoewel de Nederlanders tot de gelukkigste volken ter wereld behoren, valt er volgens Thinley nog heel wat te verbeteren: "Materialisme is een obsessie en zorgt uiteindelijk niet voor duurzaam geluk." In Bhutan focust de overheid zich op alles behalve economische groei. Het BNG-model steunt op vier pijlers: goed bestuur, duurzame sociaaleconomische ontwikkeling, behoud van cultuur en behoud van natuur. Later nog toegespitst op negen domeinen: psychologisch welzijn, gezondheid, onderwijs, tijdgebruik, culturele diversiteit en weerbaarheid, goed bestuur, vitaliteit van de gemeenschap, ecologische diversiteit en kracht en levensstandaard. Op basis hiervan zijn er in Bhutan bevolkingsenquêtes en is er een periodieke index opgesteld die bepaalt hoe het ervoor staat en waar het de inwoners van Bhutan voor hun geluk nog aan ontbreekt. In de grondwet is vastgelegd dat overheidsprogramma's niet beoordeeld worden op wat ze aan economische winst opleveren maar wat ze bijdragen aan geluk. De visie leidt in Bhutan ook tot unieke uitwerkingen, zoals bijvoorbeeld het aanleggen van kostbare ondergrondse hoogspanningskabels die vliegongelukken van vogels voorkomen. Maar niet iedereen is gelukkig in Bhutan. Ram Chhetri is een Bhutanese vluchteling die in de jaren '90 het land heeft verlaten. Hij behoort tot de Nepalees Hindoeïstische minderheid en moest op de vlucht slaan na steun aan de oppositie. Zijn ouders wonen nog wel in Bhutan: "Ja, er zijn mensen in Bhutan die gelukkig zijn. Mensen uit de steden, familie van de koning (...). Maar de minderheden in de dorpen hebben een verschrikkelijk leven." Volgens emeritus hoogleraar 'sociale condities voor menselijk geluk' Ruut Veenhoven is het zeker niet allemaal pais en vree in Bhutan. Het land scoort maar een mager zesje op zijn eigen Geluksindex. Toch vindt Veenhoven dat een hele prestatie: "voor een land dat net uit de middeleeuwen komt, is dat bepaald niet slecht." Nederland scoort een kleine 8 volgens het Bruto Nationaal Geluk. Vlak onder Denemarken, dat een 8,3 haalt. Oud-premier Thinley spreekt morgen in Leusden tijdens het seminar 'Iedereen Happy' van Instituut de Baak. Vragen of opmerkingen? Mail: [email protected] Trefwoorden economie, geluk, bhutan, Bruto Nationaal Geluk, Bhutan Jigmy Y. Thinley |
Stil staan bij..
Hieronder staat een reeks van 'stil staan bij' momenten
Het is heel goed mogelijk om alle momenten van schoonheid, wijsheid en mystiek op de momenten dat ze ons overkomen tot ons door te laten dringen.
Vaak gaan die kostbare momenten aan ons voorbij omdat we haast hebben, ergens op tijd moeten zijn, of omdat zelfs op de deur naar onze innerlijke stilteruimte het bordje 'bezet' staat.
Dan is het beter om bewust op zoek te zijn naar die momenten en ze te koesteren.
Om tot de conclusie te komen dat ons hele leven uit een serie van zulke momenten bestaat.
The Cosmic Web
Dark matter outweighs visible matter more than 6 to 1,
making it a crucial yet invisible galaxy component.
To visualize dark
matter’s influence, artists visualized a 240-million-light-year-wide zone of
space and depicted the universe’s structure from the Big Bang (left) to the
present (right).
Orange strings of dark matter coalesce along the edges of
10-million-light-year-wide cosmic voids, giving rise to the filamentous web of
galaxies seen in space today. The image won first place in informational
graphics.
Image: Miguel A. Aragon Calvo/Julieta Aguilera/Mark
SubbaRao/AAAS/Science [high-resolution]
Na The Universe is a Green Dragon - A Cosmic Creation Story, kwam
Ontwakend Heelal van Brian Swimme uit - dialoog over schepping en
heelal. In 1987 met een voorwoord van Allerd Stikker bij Bres verschenen.
Wie zijn we en waar zijn we? De aarde en de schoonheid van haar verhaal..
What is our cosmic story? In the last 100 years, science has provided more information on life than in all of recorded history. But what are we to do with that information? Cosmologist Brian Swimme explains why we need a new cosmic story that explains what we now know about the universe, and how that story can provide a pathway into the future of a vibrant life. For more information, visit www.global-mindshift.org
De vreze des Heren is het beginsel der wijsheid.
Augustinus de bekende filosoof, theoloog en kerkvader (354-430), zei:
‘Bij wijsheid hoort het doorgronden met het intellect van wat eeuwig is;
bij kennis het rationeel begrijpen van wat tijdelijk is.’
De Zwitserse filosoof en dichter Henri Frédéric Amiel (1821-1881), zei:
‘Te weten hoe je oud kunt worden is het meesterwerk van wijsheid,
en één van de moeilijkste hoofdstukken van de grote kunst van het
leven. De Engelse filosoof en staatsman Francis Bacon (1561-1626), zei:
‘Een zorgvuldige vraag is de halve wijsheid.’
De Amerikaanse humorist Josh Billings (1815-1885)
deed de volgende twee gedenkwaardige uitspraken over wijsheid:
‘De ervaring doet onze wijsheid toenemen maar niet onze dwaasheden afnemen.’
En: ‘Ongelovigheid is de wijsheid van een dwaas.’
De bekende theosofe Helena Petrovna Blavatsky zei over wijsheid: ‘Wees nederig, als u tot wijsheid wilt komen en wees nog nederiger als u wijsheid hebt bedwongen.’
S.Ibn Gabirol heeft gezegd:
‘Op weg naar de wijsheid is de eerste stap stilte; de tweede luisteren; de derde onthouden; de vierde oefenen; de vijfde onderwijzen aan anderen.’
Een Perzisch spreekwoord luidt:
‘Een wijs man is een hoed voor 100 kaalhoofdigen en een stok voor 100 blinden.’
De grote Libanese dichter Kahlil Gibran heeft gezegd:
‘Wijsheid is poëzie die zingt in de geest.’
R.Frost zei: ‘Alles wat ik over het leven heb geleerd, kan ik samenvatten in drie woorden: het gaat verder.’
Een Oekraïens spreekwoord luidt:
‘De ochtend is verstandiger dan de avond ervoor.’
John Patrick zei: ‘Pijn doet een mens nadenken, gedachten maken een mens wijs, wijsheid maakt het leven draaglijk.’
Viviane van Avalon heeft gezegd:
‘Te weten dat je onwetend bent is het begin van alle wijsheid.’ Ook is er gezegd dat zelfkennis het begin van alle wijsheid is. Men moet eerst zichzelf kennen om verdere kennis te kunnen verwerven.
De profeet Mohammed heeft gezegd: ‘Het begin van wijsheid is godbewustzijn.’
Hij schenkt wijsheid aan wie Hij wil en aan wie wijsheid is geschonken
is inderdaad overvloedig het goede gegeven. [Koran 2:269].
Hierboven staan de mededelingen, hieronder wordt een belangrijke vraag gesteld
Over de veelweters en betweters die als een interimmanagement deze wereld op economisch en ecologisch gebied lijken te runnen, kan ik maar één geruststellende mededeling bedenken: interim betekent altijd tijdelijk. Zei ik nou: altijd tijdelijk?
We weten dat ons leven een reis door ruimte en tijd is
We maken gebruik van richtingaanwijzers als we een reisdoel hebben
Onderweg komen we iedereen en alles tegen
Open en verborgen verleiders, gevaren, veelbelovende risico's,
heerlijke uitdagingen, beloften van verlichting,
en steeds stellen we onszelf weer die vraag: wat is wijsheid
De wijsheidzoeker
Van de wieg tot het graf is het zoeken naar wijsheid.
Soms worden wijsheid en kennis uitwisselbaar gebruikt.
Maar het traject basisschool, middelbare school, universiteit,
levert niet automatisch wijsheid op.
Misschien de overweging:
'Ik vrees voortdurend dat ik te wijs zal worden om vroom te blijven.'
Heeft u daar ook zo'n last van? .. net als de Koretser Rabbi..
Moedgevender is: 'Wijsheid is een voorraad waarvan niets verloren gaat.'
Alleen: hoe onderscheid ik wijsheid van dwaasheid?
Kan dwaasheid ook wijsheid zijn? Zit er wijsheid in dwaasheid?
'Want de wijsheid van de wereld is dwaasheid voor God.' (1 Cor. 3:19).
De Bijbel constateert net als de Koran dat geslepen onderhandelaars
in maatcostuums, geen wijzen zijn: 'De Heer weet, dat de overleggingen
der wijzen vruchteloos zijn.' (Cor. 3:20).
De Koran zegt: 'In veel van de beraadslagingen steekt niets goeds,
in tegenstelling tot diegenen die tot liefdadigheid of goedheid,
of het stichten van vrede onder de mensen aansporen.' (4:114).
De associatie met onoprecht vredesoverleg en over de schouder
meekijkende wapenindustrie en consumentisme, ligt voor de hand.
De belangrijke mensen van deze wereld - die met voorrang worden vervoerd
en met bodygards worden beschermd - zijn in hun heb- en zelfzucht de eigenlijke dwazen.
Waar vinden we een 'wijze'?
Van de wieg tot het graf is het zoeken naar wijsheid.
Soms worden wijsheid en kennis uitwisselbaar gebruikt.
Maar het traject basisschool, middelbare school, universiteit,
levert niet automatisch wijsheid op.
Misschien de overweging:
'Ik vrees voortdurend dat ik te wijs zal worden om vroom te blijven.'
Heeft u daar ook zo'n last van? .. net als de Koretser Rabbi..
Moedgevender is: 'Wijsheid is een voorraad waarvan niets verloren gaat.'
Alleen: hoe onderscheid ik wijsheid van dwaasheid?
Kan dwaasheid ook wijsheid zijn? Zit er wijsheid in dwaasheid?
'Want de wijsheid van de wereld is dwaasheid voor God.' (1 Cor. 3:19).
De Bijbel constateert net als de Koran dat geslepen onderhandelaars
in maatcostuums, geen wijzen zijn: 'De Heer weet, dat de overleggingen
der wijzen vruchteloos zijn.' (Cor. 3:20).
De Koran zegt: 'In veel van de beraadslagingen steekt niets goeds,
in tegenstelling tot diegenen die tot liefdadigheid of goedheid,
of het stichten van vrede onder de mensen aansporen.' (4:114).
De associatie met onoprecht vredesoverleg en over de schouder
meekijkende wapenindustrie en consumentisme, ligt voor de hand.
De belangrijke mensen van deze wereld - die met voorrang worden vervoerd
en met bodygards worden beschermd - zijn in hun heb- en zelfzucht de eigenlijke dwazen.
Waar vinden we een 'wijze'?
Gezegend is de wijze die kent de wegen van heel het heelal
En evenzo gelukkig is de dwaas die aan zijn wijsheid niet twijfelt.
Maar moge een mens er niet tussen vallen,
gekweld door twijfels over goed en kwaad,
ontstaan door de
werkingen van een brein behept,
met maar een beetje kennis.
Dichter: Vallana, India, geboren tussen 900 en 1100
Gedicht:
naamloos
Locatie: Haagweg 14/Potgieterlaan, Leiden
Sinds: Juni 1997 (nummer 48)
Wijsheid zit meer in de liefde dan in intelligentie
Door wetenschap bereikt men veel,
doch slechts de liefde voert tot volmaaktheid.
(Rabindranath Tagore)
Wat iemands geloof of religie ook is en of iemand nu in
reïncarnatie gelooft of niet, er is niemand die niet aardigheid en medeleven waardeert. Mensen willen van nature blijheid en niet lijden. Vanuit dit gevoel probeert iedereen dus blijheid te verwerven en het lijden kwijt te raken, iets waarop iedereen recht heeft. Op deze manier is iedereen gelijk, of je nu rijk of
arm bent, een opleiding hebt genoten of niet, oosters of westers bent, gelovig of niet, en of je nu binnen deze geloven Boeddhist, Christen, Jood, Moslim of van een ander geloof bent. In de basis vanuit het gezichtspunt van menselijke waarden zijn we allemaal gelijk. In het Boeddhisme hebben we de relatieve
waarheid en de absolute waarheid. Vanuit het gezichtspunt van de absolute waarheid, is alles wat we voelen en ervaren in ons dagelijkse leven een illusie.
Van al de verschillende soorten illusie is het gevoel van discriminatie tussen onszelf en anderen de ergste vorm, daar het niets dan een gevoel van onbehaaglijkheid aan beide zijden teweeg brengt.
Als we mediteren over de ultieme waarheid en deze kunnen realiseren, zal dit onze onzuivere gedachten
wegnemen en aldus het gevoel van discriminatie wegnemen. Dit zal ons helpen om ware liefde voor elkaar te voelen. Het zoeken naar de ultieme waarheid is daarom van vitaal belang. Ik ben ervan overtuigd dat we met zijn allen een nieuwe spiritualiteit moeten vinden. Dit nieuwe concept dient daarna op zodanige wijze in de verschillende religies verwerkt te worden dat alle mensen van goede
wil zich er in kunnen vinden. We moeten dit concept met de hulp van de wetenschap promoten. Het zal ons leiden tot waar we naar zoeken. De Dalai Lama (vertaald uit het Engels door E. Keijzers)
doch slechts de liefde voert tot volmaaktheid.
(Rabindranath Tagore)
Wat iemands geloof of religie ook is en of iemand nu in
reïncarnatie gelooft of niet, er is niemand die niet aardigheid en medeleven waardeert. Mensen willen van nature blijheid en niet lijden. Vanuit dit gevoel probeert iedereen dus blijheid te verwerven en het lijden kwijt te raken, iets waarop iedereen recht heeft. Op deze manier is iedereen gelijk, of je nu rijk of
arm bent, een opleiding hebt genoten of niet, oosters of westers bent, gelovig of niet, en of je nu binnen deze geloven Boeddhist, Christen, Jood, Moslim of van een ander geloof bent. In de basis vanuit het gezichtspunt van menselijke waarden zijn we allemaal gelijk. In het Boeddhisme hebben we de relatieve
waarheid en de absolute waarheid. Vanuit het gezichtspunt van de absolute waarheid, is alles wat we voelen en ervaren in ons dagelijkse leven een illusie.
Van al de verschillende soorten illusie is het gevoel van discriminatie tussen onszelf en anderen de ergste vorm, daar het niets dan een gevoel van onbehaaglijkheid aan beide zijden teweeg brengt.
Als we mediteren over de ultieme waarheid en deze kunnen realiseren, zal dit onze onzuivere gedachten
wegnemen en aldus het gevoel van discriminatie wegnemen. Dit zal ons helpen om ware liefde voor elkaar te voelen. Het zoeken naar de ultieme waarheid is daarom van vitaal belang. Ik ben ervan overtuigd dat we met zijn allen een nieuwe spiritualiteit moeten vinden. Dit nieuwe concept dient daarna op zodanige wijze in de verschillende religies verwerkt te worden dat alle mensen van goede
wil zich er in kunnen vinden. We moeten dit concept met de hulp van de wetenschap promoten. Het zal ons leiden tot waar we naar zoeken. De Dalai Lama (vertaald uit het Engels door E. Keijzers)
Hoe
onze werken en woorden getuigenis afleggen van ons innerlijk licht en
geestelijke toestand
Werk en woord zijn getuigen van ons innerlijk.
Begrijp uit het waarneembare hoe iemand er van binnen uitziet..
O dokter, daar uw visie en onderzoek niet het innerlijk betreft,
is het beter dat u uw diagnose op urine en ontlasting baseert.
Onze werken en woorden zijn als de urine van de patiënt, voor de
huisarts drager van een symptoom waaraan hij ziekte herkent.
De dokter van de geest, de volkomen spirituele gids
gaat de ziel van de patiënt en de kern van zijn geloof binnen;
hij heeft het niet nodig te observeren hoe mooi of lelijk iemands
gedrag of woorden zijn - terughoudendheid is gepast: hij kijkt in de harten!
Vraag zo’n getuigenis alleen van hen
die als een rivier de weg naar de oceaan weten te vinden.
In de vrijvanangst oceaan
ben ik als zout opgelost.
In mij is geloof noch ongeloof,
geloofszekerheid noch twijfel overgebleven.
Innerlijk is in mij een ster verschenen.
Zo’n ster waarin de zeven hemelen oplossen en verdwijnen..
Deze liefde is een koning,
zonder uiterlijkheden of kroning.
Die waarheid tref je aan in de Koran.
Verborgen in zijn verzen en mysteries.
Elke minnaar
wordt door een pijl van amor gevonden.
Hij huilt en slikt bloed,
maar verbergt zijn wonden.
Kom dicht bij mij, in schoonheid..
Je was een droppel sperma
dat bloed werd, daarna groeide
tot zulk een schoonheid…
O mens, kom dicht bij mij
opdat ik je beter dan dat
kan maken.
De gedichten van Rumi bevatten de essentie van de roos van geestelijke kennis: niet slechts de geur van de bloem, de weelde van de bladeren, de kracht van de stengel en de voeding door de wortels – maar ook de harde noodzakelijkheid van de doorns. Rumi lezen ‘is als het wandelen in een mijnenveld: het blaast hoofd, hart en ziel op’.
Rumi is zo’n groot meester omdat hij weet dat we steeds weer in de goot terecht komen. Hij pakt ons bij onze kraag en zet ons weer op onze voeten en stelt ons in staat steeds weer helemaal opnieuw te beginnen. Hij schenkt ons zowel de spirituele sauna van rozengeur en wierook, maar spreekt tegelijkertijd ons diepe begrip voor onze eigen groei aan. De ontmoeting tussen Sjams en Djalâl ud-Dîn vindt steeds opnieuw plaats. Iemand die de rol van gids op zich neemt op dit pad, heeft altijd de taak ook duidelijk te maken dat spiritualiteit de mystieke vernietiging van ‘het zelf’betekent. Een hoogopgeleid man die voor het eerst kennis maakte met de erminologie en beleving van het soefisme, zei dat hij zich voelde als een blinde die probeert het kleurenspectrum te begrijpen. Hoe kan je nou in godsnaam de ontbinding van het Zijn tot het niet-Zijn.. verwezenlijken? Zijn gids nam hem bij de hand en zei dat je dat kan doen door godgedachtenis (Zikr), oefening in soberheid (Riyazat) en je verleden achter je te laten (Inkisar)’. Daarna beval hij hem één boek aan om hem te helpen bij zijn geestelijk zoeken: Rumi’s Divan-i Kebir. Dat is natuurlijk een veel te grote taak. Daarom gaf hij hem een boeketje Rumi, zoiets als dit boekje, maar dan een Güldeste met alleen teksten uit de Divân.[1]
De poëzie van Rumi wordt soms gelezen als een handboek of wegwijzer voor hen die ‘vernietiging’ van het zelf tot het Zelf willen bereiken – vanaf het ontmoeten van een leraar, via begrip van het lijden, oefening binnen een traditie, begrip van liefde, het ontwikkelen van liefde in de eigen natuur, het verplaatsen van het brandpunt van de persoonlijke ego naar de individualiteit, door volledige kennis van de goddelijke aard van de geest die huist in de tempel van het lichaam/denken, door het besef dat ernaar streven nutteloos is, want baraka (genade, zegening of de gave van het goddelijke) is al wat nodig is. We kunnen God nooit vinden – God zal ons vinden. We kunnen ophouden ons voor Hem te verbergen achter struiken van ego-belangen, kunnen ons naakt uitkleden (zoals een minnaar die op zijn geliefde wacht) en in weelderige stilte met nauwelijks bedwongen ongeduld zitten wachten, tot we op natuurlijke wijze ‘rijp’ zijn en God ons van onze levenstak plukt.
Tenslotte komt de uiteindelijke verwezenlijking voor de zoeker: ‘Het doel van de dichter-minnaar-magiër in het Soefisme is echter niet louter een geheel en al opgaan in de glans van de waarheid die hij leert. Hij wordt erdoor omgevormd en heeft, als gevolg daarvan een maatschappelijke functie – om aan de stroom van leven de richting terug te geven die de mensheid nodig heeft om zichzelf tot vervulling te brengen’[2]
[1] Korte beschrijving van de ontmoeting tussen Hasan Shushud en Nevit O. Ergin
[2] Shah. I. (1964). The Sufis, blz. 364– 365.
Werk en woord zijn getuigen van ons innerlijk.
Begrijp uit het waarneembare hoe iemand er van binnen uitziet..
O dokter, daar uw visie en onderzoek niet het innerlijk betreft,
is het beter dat u uw diagnose op urine en ontlasting baseert.
Onze werken en woorden zijn als de urine van de patiënt, voor de
huisarts drager van een symptoom waaraan hij ziekte herkent.
De dokter van de geest, de volkomen spirituele gids
gaat de ziel van de patiënt en de kern van zijn geloof binnen;
hij heeft het niet nodig te observeren hoe mooi of lelijk iemands
gedrag of woorden zijn - terughoudendheid is gepast: hij kijkt in de harten!
Vraag zo’n getuigenis alleen van hen
die als een rivier de weg naar de oceaan weten te vinden.
In de vrijvanangst oceaan
ben ik als zout opgelost.
In mij is geloof noch ongeloof,
geloofszekerheid noch twijfel overgebleven.
Innerlijk is in mij een ster verschenen.
Zo’n ster waarin de zeven hemelen oplossen en verdwijnen..
Deze liefde is een koning,
zonder uiterlijkheden of kroning.
Die waarheid tref je aan in de Koran.
Verborgen in zijn verzen en mysteries.
Elke minnaar
wordt door een pijl van amor gevonden.
Hij huilt en slikt bloed,
maar verbergt zijn wonden.
Kom dicht bij mij, in schoonheid..
Je was een droppel sperma
dat bloed werd, daarna groeide
tot zulk een schoonheid…
O mens, kom dicht bij mij
opdat ik je beter dan dat
kan maken.
De gedichten van Rumi bevatten de essentie van de roos van geestelijke kennis: niet slechts de geur van de bloem, de weelde van de bladeren, de kracht van de stengel en de voeding door de wortels – maar ook de harde noodzakelijkheid van de doorns. Rumi lezen ‘is als het wandelen in een mijnenveld: het blaast hoofd, hart en ziel op’.
Rumi is zo’n groot meester omdat hij weet dat we steeds weer in de goot terecht komen. Hij pakt ons bij onze kraag en zet ons weer op onze voeten en stelt ons in staat steeds weer helemaal opnieuw te beginnen. Hij schenkt ons zowel de spirituele sauna van rozengeur en wierook, maar spreekt tegelijkertijd ons diepe begrip voor onze eigen groei aan. De ontmoeting tussen Sjams en Djalâl ud-Dîn vindt steeds opnieuw plaats. Iemand die de rol van gids op zich neemt op dit pad, heeft altijd de taak ook duidelijk te maken dat spiritualiteit de mystieke vernietiging van ‘het zelf’betekent. Een hoogopgeleid man die voor het eerst kennis maakte met de erminologie en beleving van het soefisme, zei dat hij zich voelde als een blinde die probeert het kleurenspectrum te begrijpen. Hoe kan je nou in godsnaam de ontbinding van het Zijn tot het niet-Zijn.. verwezenlijken? Zijn gids nam hem bij de hand en zei dat je dat kan doen door godgedachtenis (Zikr), oefening in soberheid (Riyazat) en je verleden achter je te laten (Inkisar)’. Daarna beval hij hem één boek aan om hem te helpen bij zijn geestelijk zoeken: Rumi’s Divan-i Kebir. Dat is natuurlijk een veel te grote taak. Daarom gaf hij hem een boeketje Rumi, zoiets als dit boekje, maar dan een Güldeste met alleen teksten uit de Divân.[1]
De poëzie van Rumi wordt soms gelezen als een handboek of wegwijzer voor hen die ‘vernietiging’ van het zelf tot het Zelf willen bereiken – vanaf het ontmoeten van een leraar, via begrip van het lijden, oefening binnen een traditie, begrip van liefde, het ontwikkelen van liefde in de eigen natuur, het verplaatsen van het brandpunt van de persoonlijke ego naar de individualiteit, door volledige kennis van de goddelijke aard van de geest die huist in de tempel van het lichaam/denken, door het besef dat ernaar streven nutteloos is, want baraka (genade, zegening of de gave van het goddelijke) is al wat nodig is. We kunnen God nooit vinden – God zal ons vinden. We kunnen ophouden ons voor Hem te verbergen achter struiken van ego-belangen, kunnen ons naakt uitkleden (zoals een minnaar die op zijn geliefde wacht) en in weelderige stilte met nauwelijks bedwongen ongeduld zitten wachten, tot we op natuurlijke wijze ‘rijp’ zijn en God ons van onze levenstak plukt.
Tenslotte komt de uiteindelijke verwezenlijking voor de zoeker: ‘Het doel van de dichter-minnaar-magiër in het Soefisme is echter niet louter een geheel en al opgaan in de glans van de waarheid die hij leert. Hij wordt erdoor omgevormd en heeft, als gevolg daarvan een maatschappelijke functie – om aan de stroom van leven de richting terug te geven die de mensheid nodig heeft om zichzelf tot vervulling te brengen’[2]
[1] Korte beschrijving van de ontmoeting tussen Hasan Shushud en Nevit O. Ergin
[2] Shah. I. (1964). The Sufis, blz. 364– 365.
Is optimisme een deel van wijsheid?
Onrust en opwinding
scheppen de slechtste voorwaarden
voor de activiteit van het denken.
Kom daarom eerst tot rust
als je een belangrijk probleem moet oplossen.
Word stil vanbinnen,
en probeer je zo hoog mogelijk te verheffen,
want boven bevindt zich het licht.
Als je voelt dat je erin bent geslaagd
een soort top te bereiken,
stel dan de vraag die je bezighoudt en wacht af.
Het zal misschien slechts een vage gewaarwording zijn,
die moeilijk te interpreteren is,
maar het is al een aanwijzing.
Geef het dus niet op.
Begin zo vaak als nodig opnieuw,
stel de vraag nog eens;
na enige tijd zul je vanbinnen het gevoel krijgen
van een duidelijkheid, een zekerheid,
en op dat moment zul je ongetwijfeld weten hoe je moet handelen.
Je moet echter weten dat de helderheid,
de nauwkeurigheid van de antwoorden die je ontvangt, afhangt van je spirituele ontwikkeling.
Jou is verteld dat werk een vloek is, en arbeid een last.
Maar ik vertel je dat jij meewerkt aan de droom van de aarde over haar voltooiing,
dat jij de taak vervult die voor je klaar lag.
Door te werken heb je het leven oprecht lief.
Door het leven jouw arbeid te schenken word je ingewijd in haar intiemste geheim.
- Kahlil Gibran
Heb de wijsheid lief!
Het heeft absoluut geen zin deskundig te zijn in alle andere dingen,
maar geen weet te hebben van de goedheid.
Het heeft absoluut geen voordeel al het andere in de wereld te bezitten,
maar niet de goedheid, (Plato, Rep. 505 a-b).
De ware filosoof heeft de wijsheid waarlijk lief
en is geboren om te streven naar het zuivere Zijn
zonder gehecht te zijn aan de veelheid van alle uiterlijke dingen
die voor waar worden aangezien.
Zijn liefde blijft steeds intens en constant tot hij eenheid realiseert met het Zijnde zelf, met het deel van zijn Ziel dat er aan verwant is.
Als hij daarmee is verenigd, worden het intellect en de waarheid geboren; hij verdient de ware kennis en leeft een waar leven, voor altijd bevrijd van de pijn van de geboorte.' (Plato Rep. 490 a-b).
Terwijl ik de trap op loop vergeet ik wat ik boven ging doen dus blijf ik maar beneden
"En Allah schept u
daarna doet Hij u sterven
en er zijn sommigen onder u
die een hoge ouderdom bereiken,
waardoor ze na kennis te hebben vergaard,
niets meer weten.." (16:70).