In naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle. Bron van alle leven, openbaring, inspiratie, licht en creativiteit Wij hebben u de Koran niet geopenbaard om u ongelukkig te maken! (20:2).____________ Religie kent geen dwang.
Zo gauw het dwang is, is het geen religie. Algebra is dwang maar geen religie. Religie is de inspiratie, de extase en het mysterie van de ontzagwekkende menselijke reis door de grenzeloosheid en majesteit van onze eeuwigdurende kosmos.
Moraal is gebaseerd op de individuele waarde van elk en ieder mens. Hij of zij is afkomstig van God en keert tot Hem terug. (2:156) Het is onze spirituele reis die ons ertoe leidt weer tot het goddelijke te worden getranscendeerd. Geloof is veel groter dan het terroristische grauw kan begrijpen. Het begint ver voor er leven op aarde was bij de vraag aan alle zielen die eens als mens zouden leven: 'Alastoe birabbikum?' - 'Ben Ik niet uw Heer?' Waarop allen met 'Ja' antwoordden. Die subtiele immateriële verbintenis is geloof en dat kan en mag niet worden afgedwongen met wapens en geweld. Alle mensen die ooit hebben geleefd, nu leven en zullen leven zijn geboren uit Gods liefde, zijn allen gelijk en verdienen te mogen leven in veiligheid en vrede. Er valt op basis van religie, ras, geslacht of stand geen onderscheid te maken. Zij die dat wel doen falen als mens. إنَّ اللهَ خَلَقَ آدَمَ عَلَى صُورَتِهِ Allah schiep Adam naar Zijn evenbeeld. Als we naar Zijn evenbeeld zijn geschapen, beginnen we allemaal goed. Zonder godsdienstvrijheid geen religie Tijdens het laatste decennium van de 20e eeuw en de eerste decennia van de 21e eeuw, heeft religie over het algemeen een negatieve of omstreden plaats in het denken van veel Europeanen gekregen. De islam is daarbij duidelijk kampioen in zijn aantrekkingskracht voor negatieve aandacht. Het bastion van het weldenkende midden, waarin zich nog groepen evenwichtige mensen bevinden die begrijpen dat het net zo onzinnig is te zeggen dat IS, Al-Qaida en de Taliban representatief zouden voor ‘de islam’ als te zeggen dat de Spaanse Inquisitie, Apartheid, Auschwitz, Hiroshima of Abu Ghraib, representatief zouden zijn voor ‘het christendom’, begint af te brokkelen. Dat de rechten van de mens worden geformuleerd als vrijheden van de mens en de islam eerder overkomt als berover van vrijheid dan als bevrijder, speelt een centrale rol in de controverse. Al die vrijheden, die wij in dit deel van de wereld hebben verworven, dreigen ons door de islam te worden afgepakt, lijkt een van de nogal voorbarige suggesties. Het is dus van belang om aan de gedachten over vrijheid in de basisteksten van de islam, en in de geschiedenis van de moslims, aandacht te schenken. Niet als naïeve beweringen tegen het strenge tij van salafistische rechtsgeleerden en opportunistische arabisten, maar als houvast voor de ontwikkeling van een islamtheologie voor de toekomst van onze kinderen en kleinkinderen. Veel moslimdenkers hebben aandacht besteed aan het begrip vrijheid – huriyya, keuzevrijheid – ichtiyâr en de vrije wil – irada. Juristen plaatsen die begrippen in het perspectief van de rechtsterminologie, gebruik en misbruik van vrijheid; sûfi’s zoeken naar innerlijke vrijheid door zichzelf te bevrijden van hun banden met hun lagere zelf; theologen interesseren zich vooral voor de verhouding tussen de menselijke en de goddelijke wil en hoe de laatste de eerste in zijn vrijheid beperkt en de filosofen nemen de menselijke vrije wil als uitgangspunt voor hun beschouwingen. De discussie of Gods beschikking de menselijke vrijheid om te handelen beperkt of bepaalt, kun je in zekere zin als een voorloper beschouwen van de huidige discussie over de verhouding tussen aangeboren en aangeleerd. De gevolgen van het feit dat Allah alles dat Hij schiep, in een verhouding en proportioneel schiep[1], zien we terug in de specifieke kwaliteiten en hoedanigheden in alles wat leeft. Namelijk dat alles een specifieke tijd en plaats heeft; en dat die tijd wordt afgesloten met de dood.[2] De manier waarop de mens zijn vrije wil gebruikt bepaalt zowel zijn bestemming in het hiernumaals als in het hiernamaals. De discussies die hierover in de eerste eeuwen van de islam ontstonden, werden door Hasan al-Basrî (d. 728), de leider der Qadarieten, voor dat moment afgesloten met de uitspraak: ‘Morele actie impliceert vrijheid. Goddelijke leiding komt van Allah, en dwaling van de mens.’ De fatalisten ontkennen de menselijke vrije wil en dat maakt menselijke verantwoordelijkheid een onzinnig begrip. Indien we gedwongen zijn te handelen, wordt de basis van alle ethiek onder ons vandaan gehaald en maakt geen enkel wet en rechtssysteem op deze wereld nog iets uit. De menselijke wil kan van de goddelijke wil afwijken en zelfs ertegenin gaan en dat wordt binnen de godsdienst zonde genoemd. Ook voor de islamitische wet telt dat iemand uit vrije wil moet hebben gehandeld. Als iemand handelt onder dwang, uit onwetendheid of krankzinnigheid, is hij niet verantwoordelijk. Moslimfilosofen zijn niet alleen geïnteresseerd in de dialectische relatie tussen menselijke vrijheid en verantwoordelijkheid maar ook in de verhouding tussen goddelijke macht en die vrijheid. Door de eeuwen heen is de standaardvraag geweest: ‘Als het leven van de mens door goddelijke beschikking is bepaald, hoe kan hij dan verantwoordelijk zijn voor zijn handelingen?’ Dan worden ook de volgende koranverzen onbegrijpelijk: ‘Allah verandert de toestand van een volk niet voordat zij zichzelf veranderen.’[3] ‘En de mens kan niet meer krijgen dan waar hij naar streeft.’[4] De mens is vrij om te kiezen voor Gods leiding of om die te verwerpen en hij is verantwoordelijk voor die keuze. Ieder mensenkind wordt met de neiging tot het goede geboren’, zegt de profeet Mohammed. Dat de mens in een staat van fitra wordt geboren, bevestigt het volgende koranvers: ‘Wend uw gezicht naar religie in oprechtheid, dat is Allah’s fitra – de natuurlijke neiging waarmee Hij de mens schiep.’[5] Afgezien van de verschillen in opinie tussen genuanceerde en zwart-witdenkers, zijn er talloze lezers die de koran een geïnspireerd en inspirerend boek vinden. Zij houden van zijn tekst voordat hij in handen viel van godgeleerden, rechtsgeleerden en arabisten. Ook houden ze van de vrijheidselementen zoals die in de koran staan voor onbedorven lezers. Hieronder probeer ik er nog een paar boven water te krijgen. Geen enkele religie kan uitgaan van dwang.[6] Niet om te gaan geloven en tot een religie over te gaan, noch om mensen tegen te houden die religie te verlaten of het geloof af te zweren. Die vrijheid is de kern van elk geloof zelf. Zonder die kern van vrijheid heeft geloof geen enkele waarde. Godsdienstvrijheid is een van God gegeven recht en kan door de mensen alleen maar worden bevestigd. In de Koran komen we het moment tegen waarop God aan Adam ‘de namen der dingen’ leerde en daarna aan de engelen vroeg de dingen te benoemen. Zij verklaarden buiten God geen kennis te hebben en Adam droeg de kennis van de namen aan hen over. Hierop gebood God de engelen zich voor Adam neer te werpen. Allen wierpen zich neer behalve Iblies.[7] Hij weigerde uit hoogmoed en verklaarde dat hij beter was dan Adam: ‘U hebt mij uit vuur en hem uit klei geschapen!’[8] Het is een duidelijke zaak; Iblies gehoorzaamt niet aan Gods gebod om voor Adam te knielen. Hier hoort de kanttekening bij dat in de leer een onderscheid wordt gemaakt tussen Gods gebod en Zijn wil. Het hele idee van het gebod is erop gebaseerd dat je zo’n gebod kunt uitvoeren of kunt negeren. De vrije wil stelt ons in staat grote hoogten te bereiken op basis van onze keuzen en beslissingen of ten diepste te vallen. Iblies wordt door God weliswaar uit het paradijs verdreven, maar hij was nog niet verstoten of hij begon al om gunsten te smeken.[9] ‘Indien U mij tot de Jongste Dag uitstel verleent zullen Adam en zijn nakomelingen mij blind volgen. Ik zal voor hen de dingen op aarde schoonschijnend maken en hen allen doen dwalen.[10] Dan zal ik ze benaderen van hun voor- en van hun achterzijde en van hun linker- en van hun rechterzijde, opdat u de meeste van hun niet dankbaar zult vinden’.[11] Dit merkwaardige eerste bedrijf van het menselijk drama en de krachten van goed en kwaad, laat zien dat er op dit elementaire gebied de grootst mogelijke vrijheid bestaat. Iblies had de vrijheid Allah’s gebod al dan niet te gehoorzamen. Hij deed het niet en bleef vervolgens nog met de Schepper onderhandelen. De koran heeft het over het premordiale moment waarop God aan de zielen vraagt: ‘Ben Ik niet uw Schepper? en zij antwoordden: ‘Ja, wij getuigen dat U dat bent.’’[12] Het eerste mensenpaar wordt precies op dat punt vrijwel direct beproefd. ‘O, Adam’, wordt gezegd, ‘verblijf met je vrouw in dit paradijs en eet wat je wilt.’ Hen werd echter verboden het fruit van een bepaalde boom te eten, anders zouden ze hun eigen ziel corrumperen.[13] Maar Satan fluisterde hen in: ‘O Adam! Zal ik jullie naar de boom van het eeuwige leven leiden en naar een koninkrijk dat nooit zal vergaan?’ De boom is misschien een metafoor voor de grenzen die de mens zichzelf moet stellen om niet tegen zijn eigen natuur te handelen. De verleiding bestaat, het eeuwige hier op aarde te zoeken en het hiernamaals te ontkennen. Adam en Eva overtreden gezamenlijk Allah’s verbod en laten daarmee voor het eerst in de mensengeschiedenis hun uitoefening van de vrije wil zien. De overeenkomsten tussen de rebellie van Iblies en Adam zijn treffend.[14] Beide getuigen van het feit dat de waarde van geloof wordt bepaald door de vrijheid dat geloof te belijden en Allah’s geboden al dan niet te gehoorzamen. Dat is de kant van de mens. De koran legt de zin van het bestaan ondermeer uit als het doorstaan van de proef van het bestaan. Elke test of examen heeft uitsluitend waarde indien degene die zo’n test ondergaat de vrijheid heeft om keuzen te maken.[15] Volgens de koran gaat die vrijheid zo ver dat men kan kiezen te geloven of niet te geloven: ‘Zeg: ‘Het is de waarheid van uw Heer: laat daarom geloven wie wil en niet geloven die niet wil.’[16] Religieuze verscheidenheid wordt door de islam gezien als iets natuurlijks, samenhangend met de vrije wil en dus de mogelijkheid van de mens om te kiezen. God had alle mensen het volgen van één waarheid als een natuurwet kunnen opleggen, maar heeft dat niet gedaan: ‘En indien Allah had gewild zou Hij u allen tot één volk hebben gemaakt, maar Hij wenst u op de proef te stellen met hetgeen Hij u heeft gegeven.’[17] Ook wordt in de koran gezegd: ‘Indien uw Schepper had gewild, zouden allen die op aarde leven allen hetzelfde geloof hebben gehad. Wilt u de mensen dan dwingen gelovigen te worden?’[18] Als God in Zijn alomvattende wijsheid de mensheid niet gedwongen heeft tot één bepaald principe, zouden wij het als mensen dan onderling moeten doen? In zijn afscheidswoorden heeft de profeet Mohammed als het ware de hele mensheid opgeroepen met deze woorden: ‘O mensen! Weet dat uw Heer één is! Allen bent u uit Adam en Adam is uit stof.’ Bij andere gelegenheden zei hij: ‘Wie de mensen geen mededogen toont zal van Allah geen mededogen ontvangen. Wie onder U de minderheden tot vijand heeft, zal mij tot vijand hebben. Eenieder die een andersgelovige (jood of christen) onderdrukt en met overmatige lasten bezwaart, zal mij als eiser tegenover zich vinden.’[19] Ongeacht de naam van zijn geloof kan ieder mens die volgens een openbaring leeft, volgens de koran de hemel bereiken: ‘Voorzeker, de gelovigen, de joden, de christenen en de sabianen – wie van hen ook in Allah en de laatste Dag geloven en goede werken verrichten, zullen hun verdienste bij hun Heer ontvangen en er zal geen vrees over hen komen noch zullen zij treuren.’[20] Op het buitengewoon gevoelige terrein van geloof en ongeloof mogen mensen zich geen oordeel over elkaar aanmeten. Ook moslims mogen dat niet. Niet onderling en niet over anderen. De enige die mag oordelen is God zelf: ‘Is Allah niet de Rechter aller rechters?’[21] Al vroeg in de openbaring van de koran wordt gesteld: ‘Daarom voor u uw religie en voor mij mijn religie.’[22] Ook de profeet Mohammed heeft geen taak te oordelen: ‘Vermaant hen daarom, want u bent slechts een vermaner. U bent geen waker over hen.’[23] ‘Wie daarom Gods leiding volgt, volgt haar ten eigen bate. En zeg tegen hem die dwaalt: ‘Ik ben slechts een waarschuwer.’[24] Gedurende veertien eeuwen islam is alle theologie en leer voor de geloofspraktijk steeds opnieuw geformuleerd op basis van selecties van teksten die men al dan niet een canonieke waarde toekende. Het is heel goed mogelijk een theologie van de toekomst te ontwikkelen, waarin het onderwerp godsdienstvrijheid een elementair onderdeel van de leer vormt. Moslims dienen de universele waarden van de islam te benadrukken, zodat ze voor de niet-moslim omgeving herkenbaar worden. Op basis van waarden als
[1] 48:21 [2] 3:145. [3] 13:11. [4] 53:39. [5] 30:30. [6] 2:256. [7] In de koran komen we Iblies (Diabolos) voor het eerst tegen in gezelschap van de engelen. De traditionele exegese is er altijd van uitgegaan dat Iblies een djin was, een geest uit vuur geschapen, die tussen de engelen verkeerde vanwege zijn hoge kennisniveau. Het was geen gevallen engel zoals in andere bronnen wordt verondersteld. (18:50) Engelen kunnen uitsluitend doen wat hen door God wordt gezegd (16:49-50), maar Iblies vaart op eigen kompas. De koran omschrijft Iblies niet als een ‘anti-god’, want God heeft geen tegenpool, maar misschien als anti-mens of anti-engel. In de traditionele betekenisgeving is dit hele verhaal een metafoor voor de strijd tussen goed en kwaad. [8] 2:30-39. [9]7:16; 15:39; 17:62; 38:82 [10]15:26-49 [11]7:11; 20:116; 17:61-66; 15:29-30; 18:50; 2:34 [12]7:172. [13]2:35; 7:19 [14]7:22; 20:12. [15] 18:7 [16] 18:29. [17] 5:48. [18] 10-99. [19] Abu Yusuf, Kitab’ul-Charâdj. [20] 2:62. [21] 95:8. [22] 109:6 [23] 88:21-22. [24] 27:92. [25] 17:70 [26] Prof. dr. Anton Houtepen (1940) was tot 2005 hoogleraar oecumenica en interculturele theologie bij de Faculteit Godgeleerdheid van de Universiteit Utrecht en directeur van het Interuniversitair Instituut voor Missiologie en Oecumenica te Utrecht. Voor kinderen is er een echte spirituele omgeving, maar alleen vóór ze zijn geboren. Zo gauw zij op de wereld komen worden ze blootgesteld aan een omgeving die eerder materieel, organisch en fysiek is, dan spiritueel. Dat begint al vanaf de vroegste stadia van familieleven. Goed bedoelende ouders zijn over het algemeen vooral betrokken bij de psychische natuur van het kind en begrijpen de behoeften van de spirituele natuur vaak niet.
In de Koran worden belangrijke materiële ontwikkelingsstadia genoemd: uittreksel uit klei; levenskiem; klonter; bloedvorming; fijngekauwd vlees; beenderen; spierweefsel; waarna de stadia van ontwikkeling tot een geheel nieuwe levensvorm volgen.6 Maar er dient hierbij 'iets vooruit gezonden te worden' (wa qaddimoe li anfoesikoem), wat we kunnen vertalen met: 'van tevoren iets goed doen voor (de toekomst van) uzelf'. Dit heeft onder andere als betekenis dat de mensheid blijft voortbestaan door voortplanting en dat de ultieme toekomst van de mens het hiernamaals is. Dus als we iets 'vooruit zenden' is het daarvoor. Voor 'de daad' dienen zowel man als vrouw een smeekbede te verrichten, zoals: In naam van Allah. O Allah, maak dat het een goed nageslacht wordt, indien U heeft besloten dat er enig nageslacht uit mijn lendenen voortkomt..7 De mens vormt daarmee onderdeel van het scheppingsproces en is een natuurlijke creatie.8 Maar hij is van de rest van de schepping onderscheiden omdat Allah hem niet alleen vormt, maar ook van Zijn eigen geest (roeh) inblaast.9 Als doel van de schepping wordt aangegeven dat het niet zo maar een spel is van God maar dat Hij alles en iedereen schiep om Hem te aanbidden; eigenlijk om Hem te leren kennen.10 En dat een deel van de schepping ter wille van de mens is geschapen.11 God wil Zichzelf, Zijn bestaan, niet bewijzen; Hij herinnert slechts aan het feit dat Hij er is.12 Ongelovigen worden op tekenen in de schepping gewezen die aan Zijn bestaan herinneren13 en Hij doet daarbij soms een beroep op het gezond verstand.14 Soms ook brengt de tekst een emotie teweeg die mensen met zichzelf confronteert.15 Maar de Koran herinnert de mens er ook aan dat hij in alle eerlijkheid, in het binnenste van zijn hart God niet kan ontkennen. Misschien zegt hij, als het economisch en sociaal-maatschappelijk goed met hem gaat, dat hij God niet nodig heeft. Of iemand ontkent Hem omdat je dan bij leukere mensen mag horen of uit intellectuele irritatie. Maar zo gauw spanningen zich opstapelen of de mens wordt overvallen door een ramp, dan heeft hij de neiging voor een onbenoembaar groot 'iets' neer te vallen dat hij genade noemt en om zijn leven te smeken16. Wat is er dan dat in het kind de spirituele behoefte bevredigt, zich vast te houden aan zijn eigen spirituele wereld? Dat is zonder twijfel de moeder en dan de familie. Het gezins of familieleven kan de spirituele behoeften van het kind voor een vrij lange tijd bevredigen. Er is een periode in het leven van een kind waarin bijna al zijn spirituele behoeften kunnen worden bevredigd door de familieomgeving. Maar op voorwaarde dat de familie aan die behoeften beantwoordt. Soms bestaat de familieomgeving uit een biologisch behoeftepatroon, voeding zonder opvoeding: de wet van honger en geld. Als ouders falen we meestal omdat we of buiten proportie het belang van de psychische behoeften overdrijven of onderschatten. Want is dat het geval, dan zal het kind misschien opgroeien met een onmatige psychische honger, een behoefte aan ervaringen, opwinding en experimenteren, om al die psychische behoeften te kunnen bevredigen. Vaak worden al die psychische behoeften psychische geboden, noodzakelijkheden, emotionele begeerten, emotionele driften, die allemaal moeten worden bevredigd. Voor sommigen wordt de behoefte aan aandacht en waardering een must, voor anderen de begeerte naar zelfbevestiging en applaus. Een van de mooiste antwoorden op de vraag of we het ooit 'goed doen' geeft Henri Bergson in Essays over bewustzijn en verandering: ‘Heeft de spanning van de duur van een bewust wezen niet precies de lengte van zijn vermogen om te handelen, de hoeveelheid vrije en scheppende activiteit die hij in de wereld kan brengen?’ Is dat geen voortreffelijke gedachte? Want dat plaatst elk mens – hoe anoniem ook opgaand in de massa – als uniek creatief wezen binnen de voldoening van precies dat wat hij kan en mag doen, met en in zijn of haar leven. Want het is dat besef: alsof het bewustzijn een kracht is die de materie binnendringt om zich er meester van te maken en voor eigen profijt aan te wenden. Het werkt met twee complementaire methoden, enerzijds via een explosieve actie die in een ogenblik en in de gewenste richting een hoeveelheid energie vrijmaakt die de materie sinds lang heeft opgehoopt, en anderzijds via een samentrekkende beweging die op dat unieke moment een ontelbare hoeveelheid kleine gebeurtenissen die de materie verwezenlijkt, samenbrengt en die in één woord de onmetelijkheid van een geschiedenis samenvat. Dit leidt ons naar de gedachte dat we niet alleen scheppende wezens zijn wanneer wij meesterwerken in een museum hebben hangen of adembenemend viool spelen, maar we zijn onze eigen kunstwerken: Je bent wat je van jezelf maakt, creëert.. Materie en bewustzijn, die twee bestaansvormen zijn van een zelfde bron afkomstig. Bewustzijn is actie die zichzelf onophoudelijk schept en rijker wordt, terwijl materie actie is, die uiteen valt en uitgeput raakt. Maar: bewustzijn noch materie kunnen worden verklaard uit zichzelf. Wij maken ‘een tocht van scheppend bewustzijn door de materie..’ 6 23:12-15/32:8 7 Smeekbede van de profeet, Buchari, Muslim, etc. 8 6:2; 7:12 9 15:29; 38:72; 32:9 10 51:59 11 31:20; 14:32-33; 23:22; 22:56 12 31:26; 39:38; 43:9; 29:61 13 7:185; 57:54; 13:3 14 7: |
From Pure Joy springs all creation; by Joy it is sustained,
towards Joy it proceeds and to Joy it returns. |
|
|
Wat we nodig hebben is meer reflectie...
Mevlana Djalâl’ud-Dîn Rûmî over de Masnawî
‘Dit is de Masnawî. Om God te bereiken en de verborgenheden van geloof te leren kennen, heb ik mijzelf ingespannen lengte te geven aan een lofdicht in rijmende coupletten, dat vreemde verhalen bevat en zeldzame uitspraken, uitstekende vertogen en waardevolle aanwijzingen voor het spirituele pad van de gnostici. De Masnawî is poëzie, gecomponeerd in rijmende coupletten, waarbij elk couplet een verschillend rijm heeft, maar het geheel in één metrum. Wa huwa uSûlu uSûlu uSûlu'd-dîn... was kashshâf al-Qur'ân – en het vormt de oorsprong van de oorsprong van de grondbeginselen van religie; het verstaan van de Koran.' |
Het heeft natuurlijk betekenis dat Rumi zijn meesterwerk met
‘Bisjnew’ of ‘luister’ laat beginnen. Hebben we niet twee oren en één
mond? Over het algemeen zou je het tegenovergestelde denken. Hiermee heeft
Rumi al veel gezegd. In feite zegt hij: voorwaarde voor mystieke beleving
is niet spreken
maar luisteren. Kijk naar zowel mijn fundamentalistische als mijn ascetische vrienden: voordat ze leerling zijn geworden zijn ze al geestelijk leider. Gisteren zaten ze op school vandaag zijn ze leraar. Zegt Allah niet tegen Mozes: ‘Ik heb u uitverkoren. Luister dus naar wat er wordt geopenbaard.’ (20:13). Kenmerk van de geestelijke leiding in het woord is, dat het hart erdoor wordt beïnvloed. Daarom staat er: ‘En wanneer de Koran wordt gereciteerd, luister er dan naar en wees stil, opdat u barmhartigheid moge ervaren.’ (7:204). |
'Het licht van de Masnawî’, zegt Mevlana Rûmî, ‘kunnen we vergelijken met een nis waarin een kandelaar schijnt, met een schijnsel helderder dan de dageraad. Er bevinden zich fonteinen
en bladerdaken in dat paradijs van het hart, en ook een bron die door de reizigers Salsabîl wordt genoemd. |
Volgens de mystici die bepaalde stations op het geestelijk pad hebben aangedaan en de daarbij horende zegeningen hebben ontvangen, is de Masnawî het beste station en een uitstekende spirituele rustplaats.
Daar eten en drinken de ‘goeden’ – zij die voortdurend werken aan de verbetering van hun goede eigenschappen en het disciplineren |
van hun slechte eigenschappen,
en de ‘vrijen’ – zij die zich hebben bevrijd van de onderdrukking van het kwaad – voelen zich daar blij en gelukkig. Het is een kuur voor de harten, en een zuivering voor wereldse zorgen. De Masnawî is een reden voor de verruiming van de voorziening en een verbetering van het karakter. |
Mevlana Djalâl’ud-Dîn Rûmî schrijft in deel zes van de Masnawî:
‘Elke winkel heeft andere artikelen in de verkoop, wat heel goed kan gaan. De specialisatie van de Masnawî is ‘niet bestaan’. Dat wil zeggen: De Masnawî is de winkel voor spirituele armoede. Met andere woorden: de absentie van de nafs of ego. Vandaar dat een moslim mysticus een faqîr wordt genoemd. Een arme, maar arm waaraan? Aan nafs of ego. Dit verwijst naar de afwezigheid van uiterlijk vertoon, arrogantie, zelfaanbidding, of geheel in beslag genomen worden door jezelf. ‘Allah weet wat u verbergt en wat u openbaar maakt.’ (16:19). Dat wil zeggen: wat bij u is gaat voorbij en wat bij Allah is, is blijvend. Dit besef van armoede werkt bevrijdend en bevrijdt ons juist van de zorg dat we het allemaal zelf moeten doen. Want de Koran zegt: ‘O mensen, u bent arm voor Allah en Allah is de Rijke, de Prijzenswaardige. Wij zijn afhankelijk en Hij is onafhankelijk. (35:15). En het is goed onze afhankelijkheid te belijden want dat betekent dat wij tegelijkertijd onze aanhankelijkheid belijden, waardoor we Hem in ons hart kunnen sluiten. ‘In de winkel van de leerbewerker kun je prachtige stukken leer vinden; als je hout tegenkomt, moet het een pasvorm zijn. In de stoffenwinkel kom je fluweel en zijde tegen; als je er een stuk staal ziet liggen, moet dat de meetstok wezen. Onze Masnawî is een winkel van Eenheid; indien je daar iets anders dan de Ene tegenkomt, moet het een afgod zijn.’ Hiermee geeft Rûmî aan dat de lezer van de Masnawî misschien dingen kan tegenkomen, waarvan hij zich afvraagt wat die daar doen, maar dat de essentie van de Masnawî puur mystiek is en is gericht op asrâr-i tawhîd – het mysterie van de goddelijke eenheid.
http://www.npo.nl/mo-doc-masnawi-van-rumi/06-07-2014/VPWON_1227425
De complete Masnawi van Rumi is te bestellen door € 47.50 (waarvan € 5.00 verzendkosten) over te maken naar rekeningnummer
NL75 INGB 0004 0521 06
t.n.v: Vereniging Turks Huis Westerpark.
Postbus 58070, Sextantweg 6 C, 1040 HB Amsterdam
Tel. 020 - 684 57 12
‘Elke winkel heeft andere artikelen in de verkoop, wat heel goed kan gaan. De specialisatie van de Masnawî is ‘niet bestaan’. Dat wil zeggen: De Masnawî is de winkel voor spirituele armoede. Met andere woorden: de absentie van de nafs of ego. Vandaar dat een moslim mysticus een faqîr wordt genoemd. Een arme, maar arm waaraan? Aan nafs of ego. Dit verwijst naar de afwezigheid van uiterlijk vertoon, arrogantie, zelfaanbidding, of geheel in beslag genomen worden door jezelf. ‘Allah weet wat u verbergt en wat u openbaar maakt.’ (16:19). Dat wil zeggen: wat bij u is gaat voorbij en wat bij Allah is, is blijvend. Dit besef van armoede werkt bevrijdend en bevrijdt ons juist van de zorg dat we het allemaal zelf moeten doen. Want de Koran zegt: ‘O mensen, u bent arm voor Allah en Allah is de Rijke, de Prijzenswaardige. Wij zijn afhankelijk en Hij is onafhankelijk. (35:15). En het is goed onze afhankelijkheid te belijden want dat betekent dat wij tegelijkertijd onze aanhankelijkheid belijden, waardoor we Hem in ons hart kunnen sluiten. ‘In de winkel van de leerbewerker kun je prachtige stukken leer vinden; als je hout tegenkomt, moet het een pasvorm zijn. In de stoffenwinkel kom je fluweel en zijde tegen; als je er een stuk staal ziet liggen, moet dat de meetstok wezen. Onze Masnawî is een winkel van Eenheid; indien je daar iets anders dan de Ene tegenkomt, moet het een afgod zijn.’ Hiermee geeft Rûmî aan dat de lezer van de Masnawî misschien dingen kan tegenkomen, waarvan hij zich afvraagt wat die daar doen, maar dat de essentie van de Masnawî puur mystiek is en is gericht op asrâr-i tawhîd – het mysterie van de goddelijke eenheid.
http://www.npo.nl/mo-doc-masnawi-van-rumi/06-07-2014/VPWON_1227425
De complete Masnawi van Rumi is te bestellen door € 47.50 (waarvan € 5.00 verzendkosten) over te maken naar rekeningnummer
NL75 INGB 0004 0521 06
t.n.v: Vereniging Turks Huis Westerpark.
Postbus 58070, Sextantweg 6 C, 1040 HB Amsterdam
Tel. 020 - 684 57 12
Niet economische welvaart, maar geluk als leidraad. In Bhutan, een klein land in de Himalaya, richt de overheid zich niet op economische groei, maar op het welzijn van de burgers: het Bruto Nationaal Geluk (BNG).
Obsessie
Oud-premier van Bhutan Jigmy Y. Thinley was begin oktober 2014 in Nederland om de geluksfilosofie van Bhutan te promoten. Hoewel de Nederlanders tot de gelukkigste volken ter wereld behoren, valt er volgens Thinley nog heel wat te verbeteren: "Materialisme is een obsessie en zorgt uiteindelijk niet voor duurzaam geluk."
In alle beschouwingen over 'geluk' wordt er zelden of nooit een definitie van gegeven, noch een aantal opinies naast elkaar gezet van wat mensen omschrijven als 'geluk'. Waarom krijgt Bhutan een zesje voor haar Bruto Nationaal Product: Geluk, en Nederland een dikke 8?
Sinds het begin van de vorige eeuw is Bhutan een koninkrijk, geregeerd door de Wangchuk dynastie in een feodale setting. De vierde koning, Jigme Singye Wangchuk, heeft er, tegen de zin van de bevolking, een constitutionele monarchie met parlementaire democratie van gemaakt. 2008 was een belangrijk jaar: een grondwet, vrije verkiezingen met meer partijen, viering 100 jaar koninkrijk en het kroningsfeest van de vijfde monarch. Dat had allemaal in 2007 plaats moeten vinden, ware het niet dat de hofastroloog bepaalde dat 2007 een ongunstig jaar was.
Het land moderniseert snel. Rond de eeuwwisseling werd televisie toegestaan, internet en mobiele telefonie ingevoerd, en wordt het wegennet snel uitgebreid. De eerste weg van de Indiase grens naar de hoofdstad Thimphu werd pas in 1962 geopend. Oudere Bhutanezen kunnen zich nog levendig de eerste auto herinneren. Ondanks de snelle veranderingen zoekt de overheid naar een zorgvuldig evenwicht tussen het nieuwe en het oude, tussen materialisme en spiritualiteit. Beleidsuitgangspunt is het verhogen van het Bruto Nationaal Geluk, i.p.v het maximaliseren van het bruto nationaal product.
Bhutan is ongeveer zo groot als Nederland, maar daarmee houdt elke vergelijking ook onmiddellijk op. De zuidgrens ligt exact daar waar de Bramaputravlakte overgaat in de Himalaya (“waar de steen die van de berg afrolt, blijft liggen”), de Noordgrens, nog geen 150 km verderop, wordt bepaald door de 7500 meter hoge toppen van de Himalaya. Het zuiden was een dichte onbegaanbare jungle, waar niemand woonde. De enige verbinding met de buitenwereld was via Tibet en Sikkim. Toen malaria effectief bestreden kon worden, werd het zuiden ontgonnen en vestigden zich er ethnische Nepalezen die er nu nog wonen. Zij zijn overwegend Hindu’s. De rest van de bevolking is Boeddhistisch. De staatsgodsdient is Drukpa Kagyupa, maar in grote delen van het land, vooral het oosten, wordt de oudere Nyingma-traditie aangehangen. Nog steeds wordt 5% van de mannen monnik. Er zijn meer dan 2000 kloosters en tempels in het land.
Er bestaat een groot contrast tussen de moderne stad en de dorpen, veelal nog dagen lopen van de dichtstbijzijnde weg. Daar, in afgelegen dalen, gaat het leven gewoon zijn gang zoals dat al duizenden jaren lang het geval is. Iedereen verbouwt zijn eigen voedsel, en worden veel producten uit het bos gehaald. De geldeconomie heeft pas de laatste jaren deze gebieden bereikt.
Zie verder: De Zoeker.
Attentie: dit is een niet-commerciële website.
Indien er beeldmateriaal of tekst is die u verwijderd wilt zien, stuur een e-mail en ik verwijder het.
Attention please: this is a non-commercial website.
If there are any text's or images here that you wish to be removed, just email me and I will do so immediately.
Indien er beeldmateriaal of tekst is die u verwijderd wilt zien, stuur een e-mail en ik verwijder het.
Attention please: this is a non-commercial website.
If there are any text's or images here that you wish to be removed, just email me and I will do so immediately.