Kunnen wij om onszelf lachen?
Over de eersten en de laatsten

Hier klikken om te bewerken.
De vogelconferentie

De Simurg, de door geen vogel ooit geziene koning der vogels, laat midden in China een veer van buitengewone schoonheid vallen, waarop andere vogels besluiten de Simurg te gaan zoeken. Zij zijn de anarchie en corruptie onder de vogels beu en zoeken nieuw leiderschap. Ze weten van horen zeggen dat de vesting van de Simurg zich in het Kafgebergte bevindt, dat rond de aarde loopt. Zij trekken door de zeven valleien. De vallei van het zoeken en die van de liefde; die van kennis en de vallei van onthechting. Daarna volgen nog de vallei van eenheid, die van verwondering en verbijstering; en de zevende vallei, die van armoede en de annihilatie van het ego. Veel vogels die aan deze bedevaart zijn begonnen haken af of komen om. Uiteindelijk overleven dertig vogels – de betekenis van de naam Simurg – en vliegen zijn vesting binnen. Ze mogen zijn aangezicht aanschouwen en ze worden zich bewust van het feit dat zij zelf de Simurg zijn en dat hij hen allen is. Deze paradijsachtige uitbreiding van het identiteitsprincipe, zoals Borges het noemt, zou wel eens de toekomstige functie van Jeruzalem kunnen zijn. Een basis van vrede waar eenieder zichzelf kan zijn en zich in de ander kan herkennen…

Religie en humor
Mozes splijt de zee
Amerikaanse joden hebben eenmaal per jaar een relativeringsdag over
religie. In plaats van elk jaar zeuren over een officieel suikerfeest, zouden alle gelovigen
zo’n dag moeten invoeren, om te beginnen in Nederland.
Hieronder een voorbeeld van de met humor gezegende teksten die we dan kunnen uitwisselen.
Mozes leidt zijn volk naar de oevers van de Rode Zee. Hij vraagt aan zijn PR-medewerker:
‘Waar zijn de boten?’
De man antwoordt: ‘Boten? Ik weet van geen boten!’
Dan vraagt Mozes: ‘Wil jij soms dat ik met mijn staf op het water sla zodat de zee zich opent en dat
we over de bodem van de zee naar de overkant lopen?’
De PR-man enthousiast: ‘Als u dat doet, krijgt u van mij twee hele bladzijden in de Tora!’

'Wij openbaarden Mozes: 'Voer Mijn dienaren weg in de nacht en baan voor hen een droge weg door de zee. U hoeft niet te vrezen dat u zult worden ingehaald, noch moet u zich door het ontzagwekkende van de gebeurtenis laten overweldigen.' (20:77).
Elke grap heeft een achterliggende boodschap. Humor is altijd relativerend en
dat kan als bedreigend worden ervaren door aanhangers van religies en
ideologieën die van een absolute waarheid uitgaan. Moslimgelovigen dienen te
begrijpen dat zij naast andersdenkenden, andersgelovigen en andersgeaarden leven
en dat het gelijkwaardige mensen zijn. Zelfrelativering is een absolute noodzaak
om met anderen goed te kunnen samenleven. Jouw waarheid is voor jezelf, en dat
blijft voor jou zelf de waarheid, maar dring die nooit op aan anderen. Humor
bevordert verdraagzaamheid.
Om jezelf kunnen lachen bevordert medemenselijkheid
Moslims zijn snel in hun kuif gepikt, misschien omdat ze toch al voortdurend kritisch worden benaderd in de media, de politiek en in eigen werk- of leeromgeving. Veel humor zien ze als kleinering, of betutteling. Veel cartoons worden gewoon niet cultureel
geplaatst. Bijna alle allochtonen houden niet van grappen waarin mensen volkomen
belachelijk worden gemaakt en dus niet in hun waarde worden gelaten. Keiharde
confronterende humor wordt meestal niet gewaardeerd. De Deense cartoons waren
gewoon slecht getekend en ook op een heel laag humorniveau. Het waren
eenzijdige cartoons met als bedoeling te beledigen en alle moslims tot
terroristen te verklaren. De reacties van sommige moslims en moslimgroeperingen
waren buitenproportioneel, Maar hadden ook een andere bedoeling da aleen maar op
cartoons reageren. De cartoons waren politiek kruit geworden en werden
verschoten. Zinloos, humorloos verbaal en fysiek geweld waren het gevolg. De
cartoons en de reacties erop zorgden - na de Rushdie affaire - voor een verdere
uitvergroting van de schijnbare tegenstelling vrijheid van het woord en vrijheid
van religie, terwijl beiden intensief van elkaar gebruik hebben gemaakt in de
geschiedenis van het woord en de religie.
‘If we can laugh together, we can live together …‘
Bestaat er een profetische boodschap zonder humor?
Dat lijkt onmogelijk.
dat kan als bedreigend worden ervaren door aanhangers van religies en
ideologieën die van een absolute waarheid uitgaan. Moslimgelovigen dienen te
begrijpen dat zij naast andersdenkenden, andersgelovigen en andersgeaarden leven
en dat het gelijkwaardige mensen zijn. Zelfrelativering is een absolute noodzaak
om met anderen goed te kunnen samenleven. Jouw waarheid is voor jezelf, en dat
blijft voor jou zelf de waarheid, maar dring die nooit op aan anderen. Humor
bevordert verdraagzaamheid.
Om jezelf kunnen lachen bevordert medemenselijkheid
Moslims zijn snel in hun kuif gepikt, misschien omdat ze toch al voortdurend kritisch worden benaderd in de media, de politiek en in eigen werk- of leeromgeving. Veel humor zien ze als kleinering, of betutteling. Veel cartoons worden gewoon niet cultureel
geplaatst. Bijna alle allochtonen houden niet van grappen waarin mensen volkomen
belachelijk worden gemaakt en dus niet in hun waarde worden gelaten. Keiharde
confronterende humor wordt meestal niet gewaardeerd. De Deense cartoons waren
gewoon slecht getekend en ook op een heel laag humorniveau. Het waren
eenzijdige cartoons met als bedoeling te beledigen en alle moslims tot
terroristen te verklaren. De reacties van sommige moslims en moslimgroeperingen
waren buitenproportioneel, Maar hadden ook een andere bedoeling da aleen maar op
cartoons reageren. De cartoons waren politiek kruit geworden en werden
verschoten. Zinloos, humorloos verbaal en fysiek geweld waren het gevolg. De
cartoons en de reacties erop zorgden - na de Rushdie affaire - voor een verdere
uitvergroting van de schijnbare tegenstelling vrijheid van het woord en vrijheid
van religie, terwijl beiden intensief van elkaar gebruik hebben gemaakt in de
geschiedenis van het woord en de religie.
‘If we can laugh together, we can live together …‘
Bestaat er een profetische boodschap zonder humor?
Dat lijkt onmogelijk.
Elkaar als gelijken ontmoeten op de relimarkt van deze wereld

Ray Hanania heeft met If we can laugh together, we can live together de slogan van de humorpagina's van deze website bepaald. Ook zei hij: Americans are the most educated people in the world, but the least educated about the world. Hij gaf daarmee twee kernproblemen aan van levensbeschouwing en wereldbeschouwing: zelden zitten we bij elkaar om relativerend te glimlachen over onze armzalige pogingen volgens een bepaald geloof te leven en over het algemeen weten we vrijwel niets over wat 'de ander' doet tikken.
Elkaar bekennen dat we in feite niets zeker weten van ons eigen en elkaars geloof gaat ons meestal te ver. En we leren elkaar kennen via institutionele reflexiviteit. Dat is een dure antropologenuitdrukking voor het feit dat we met 'de ander' niet direct in gesprek zijn, maar hem of haar denken te leren kennen via interessante documentaires, films en soap series. Aan de titels van boeken die nu worden gebruikt om basisschool leerlingen iets duidelijk te maken over 'waar anderen in geloven' zien we dat er een verandering op komst is. 'Wereldreligies, eenheid in diversiteit', wordt een vurig pleidooi genoemd om meer te gaan denken in wat ons verbindt in plaats van wat ons verdeelt. Een methode levensbeschouwelijk leren in het primair onderwijs wordt Geloof je het zelf?! genoemd. En Verhalen die ertoe doen suggereert een blauwdruk te zijn voor levensbeschouwelijke communicatie in het onderwijs. Onbescheiden kunnen we wijzen op de rol van humor in het bij en tot elkaar brengen van mensen.
Ray Hanania was de eerste die besefte dat hij op het scherp van de snede moest opereren
om de beeldvorming over 'Arabieren'in de Verenigde Staten nog enigszins te kunnen relativeren.
Hij is geen moslim, maar een christen Palestijn. Op de kaft van zijn boek - een steen in de vijver
van Amerikaanse zelfgenoegzaamheid en patriotisme - stond: 'Ik ben blij er als een terrorist uit te zien.'
De ondertitel: 'Als een Arabier opgroeien in Amerika. Humor en realiteit in de etnische Amerikaanse levenservaring.' Op de kaft staat ook zijn ID.
Hij zet zijn hele identiteit in opdat mensen elkaar weer als mens leren onderscheiden.
Hij richt zich echter ook op de onderwerpen die moslims in Amerika
bezighouden, omdat Amerikanen hem als moslim zien. Dat is hun vergissing, maar
Ray neemt dat gewoon mee in zijn act. Hoewel hij christen is, is hij ‘Muslim by
culture’. In Nederland ken ik geen christen uit moslimgebied die hem dat na zou
zeggen. Als Palestijnse vredesactivist gebruikt hij humor om Palestijnen, joden,
Arabisch en Israëlisch publiek te helpen de menselijkheid te blijven herkennen
die achter de tragische krantenkoppen over het Midden Oosten verscholen zit.
Zijn vrouw en zoon zijn joods en hij zegt het joodse geloof te begrijpen. Een
van zijn bekende uitspraken is dat humor de weg is om Palestijnen en Israëli’s
samen te brengen en het extremisme te bestrijden dat in beide gemeenschappen
groeit. Hij heeft een Arabisch-joodse humoristische act, waarin hij politieke en
sociale satire aanwendt om vrede en begrip te promoten. Rabbi David Steinberg
zegt over die act: ‘Het is niet genoeg om een jood en een Arabier op het podium
te hebben. We moeten de muren afbreken die Palestijnen en joden verdeeld houden.
Daarom is Ray Hanania’s humor zo belangrijk. Hij brengt Palestijnen en joden tot
elkaar.’
Hij durfde het aan een tour door de Verenigde Staten, The Axis of Evil Comedy
Tour te noemen en werkt daarin samen met Ahmed Ahmed, Aron Kader, Maz
Jobrani, Sam Tripoli. Dit zijn de beste stand ups wanneer het gaat om
Amerikaanse en midden oosterse humor. In Nederland zou hij worden gearresteerd
omdat hij terrorisme niet serieus neemt. Hij is de enige journalist met een
serieuze column op de website van een Israëlische krant, Yedioth Ahronoth’s
www.YnetNews.com. Daarnaast is hij de auteur van een van de eerste
‘humorprofielen’ van wat hij noemt growing up Arab in America, voor een
blad in Chicago, onder de naam Ya Habibi – O Schat.
Elkaar bekennen dat we in feite niets zeker weten van ons eigen en elkaars geloof gaat ons meestal te ver. En we leren elkaar kennen via institutionele reflexiviteit. Dat is een dure antropologenuitdrukking voor het feit dat we met 'de ander' niet direct in gesprek zijn, maar hem of haar denken te leren kennen via interessante documentaires, films en soap series. Aan de titels van boeken die nu worden gebruikt om basisschool leerlingen iets duidelijk te maken over 'waar anderen in geloven' zien we dat er een verandering op komst is. 'Wereldreligies, eenheid in diversiteit', wordt een vurig pleidooi genoemd om meer te gaan denken in wat ons verbindt in plaats van wat ons verdeelt. Een methode levensbeschouwelijk leren in het primair onderwijs wordt Geloof je het zelf?! genoemd. En Verhalen die ertoe doen suggereert een blauwdruk te zijn voor levensbeschouwelijke communicatie in het onderwijs. Onbescheiden kunnen we wijzen op de rol van humor in het bij en tot elkaar brengen van mensen.
Ray Hanania was de eerste die besefte dat hij op het scherp van de snede moest opereren
om de beeldvorming over 'Arabieren'in de Verenigde Staten nog enigszins te kunnen relativeren.
Hij is geen moslim, maar een christen Palestijn. Op de kaft van zijn boek - een steen in de vijver
van Amerikaanse zelfgenoegzaamheid en patriotisme - stond: 'Ik ben blij er als een terrorist uit te zien.'
De ondertitel: 'Als een Arabier opgroeien in Amerika. Humor en realiteit in de etnische Amerikaanse levenservaring.' Op de kaft staat ook zijn ID.
Hij zet zijn hele identiteit in opdat mensen elkaar weer als mens leren onderscheiden.
Hij richt zich echter ook op de onderwerpen die moslims in Amerika
bezighouden, omdat Amerikanen hem als moslim zien. Dat is hun vergissing, maar
Ray neemt dat gewoon mee in zijn act. Hoewel hij christen is, is hij ‘Muslim by
culture’. In Nederland ken ik geen christen uit moslimgebied die hem dat na zou
zeggen. Als Palestijnse vredesactivist gebruikt hij humor om Palestijnen, joden,
Arabisch en Israëlisch publiek te helpen de menselijkheid te blijven herkennen
die achter de tragische krantenkoppen over het Midden Oosten verscholen zit.
Zijn vrouw en zoon zijn joods en hij zegt het joodse geloof te begrijpen. Een
van zijn bekende uitspraken is dat humor de weg is om Palestijnen en Israëli’s
samen te brengen en het extremisme te bestrijden dat in beide gemeenschappen
groeit. Hij heeft een Arabisch-joodse humoristische act, waarin hij politieke en
sociale satire aanwendt om vrede en begrip te promoten. Rabbi David Steinberg
zegt over die act: ‘Het is niet genoeg om een jood en een Arabier op het podium
te hebben. We moeten de muren afbreken die Palestijnen en joden verdeeld houden.
Daarom is Ray Hanania’s humor zo belangrijk. Hij brengt Palestijnen en joden tot
elkaar.’
Hij durfde het aan een tour door de Verenigde Staten, The Axis of Evil Comedy
Tour te noemen en werkt daarin samen met Ahmed Ahmed, Aron Kader, Maz
Jobrani, Sam Tripoli. Dit zijn de beste stand ups wanneer het gaat om
Amerikaanse en midden oosterse humor. In Nederland zou hij worden gearresteerd
omdat hij terrorisme niet serieus neemt. Hij is de enige journalist met een
serieuze column op de website van een Israëlische krant, Yedioth Ahronoth’s
www.YnetNews.com. Daarnaast is hij de auteur van een van de eerste
‘humorprofielen’ van wat hij noemt growing up Arab in America, voor een
blad in Chicago, onder de naam Ya Habibi – O Schat.
Islam & humor

Vaste vraag na de cartoonrellen: valt er nog wel wat te lachen met die moslims?
Chagrijnen zijn het, die moslims. Je gaat je afvragen of moslimhumor een oxymoron is. Toch geniet de grote zwijgende meerderheid van moslims bijna met elke ademtocht van
de nuancerende en relativerende werking van veel soorten humor. Zijn de
humorlozen een andere menssoort? Verlies van humor betekent immers, zoals een priester zei, het verlies van de volheid van je menszijn.
Hier klikken om te bewerken.

Eén aan Gods kant is een meerderheid.
Hoe leuk waren de grote profeten Abraham, Mozes, Jezus en Mohammed tijdens hun leven? Volgens Theodor Lessing,een jood die door de nazi’s in 1933 is gedood, hebben Mozes en Jezus nooit gelachen. Waaróm hadden ze trouwens moeten lachen, en als ze al hebben gelachen waarom zou dat dan opgetekend zijn? Is hun boodschap zonder humor? Een boodschap zonder humor lijkt onmogelijk. In De naam van de roos van Umberto Eco ging het om het verborgen houden van een handschrift waarin de gunstige werking van lachen werd beschreven. Monniken die ernaar zochten werden op geheimzinnige wijze om het leven gebracht. In de gelijknamige film wist Sean Connery als middeleeuwse detective, de daders te ontmaskeren. Echter ten koste van een unieke theologische bibliotheek die in vlammen opging. Maar wat is een bibliotheek zonder humor?
Mustansir Mir zegt in zijn doorwrochte artikel in 'The Muslim World' - Humor in the Qur'ân - dat de judeo-christelijke-islamitische heilige schriften, of geopenbaarde boeken, een serieuze aangelegenheid zijn en dat je ze ook zo moet lezen. Toch zijn er redenen om aan te nemen dat humor niet geheel vreemd is aan de geest van de schrift. De God van de geopenbaarde boeken lacht niet als de bewoners van de Olympus. Niemand hoeft daarom te verwachten in Zijn boeken bulderend gelach aan te treffen: hoogstens zeldzame momenten van een gniffel en een glimlach.. Juist daarom zijn ze waardevol.
Het is nooit goed of het deugt niet...

Die Vrijdag ging Nasroeddin Hodja voor de afwisseling eens met zijn zoon naar een ander dorp om daar in de moskee tijdens de vrijdagsdienst te prediken. Hij liet zijn zoon op de ezel rijden.
Een voorbijganger zei:
“Kijk nou eens naar de jeugd van tegenwoordig! Dat joch laat die geleerde en bejaarde man lopen terwijl hijzelf prinsheerlijk op die ezel zit...”
Zijn zoon zei:
“Papa, ik heb toch gezegd dat je het jezelf niet moeilijk moet maken. Wees niet eigenwijs, ga nou op die ezel zitten.”
De hodja besteeg de ezel en samen gingen ze verder.
Na een tijdje kwamen ze iemand tegen die zei:
“Kijk dat nou! Die schriftgeleerden van tegenwoordig; denken dat ze God op aarde zijn! Het is toch zonde van dat jonge kind, dat loopt te zweten naast die ezel?”
Hodja liet de ezel stoppen en zijn zoontje kwam achter hem op de ezel zitten. Toen ze nog maar een paar stappen hadden afgelegd kwamen ze al weer een paar commentatoren tegen:
“Dat is toch niet normaal zeg! Twee personen op dat ene ezeltje. En die ene moet ook nog een hodja voorstellen. Wat een dierenbeulen!“
De hodja werd een beetje boos en ze stapten allebei af. Terwijl de ezel voor hen uitging liepen ze verder. Na enige tijd kwamen ze een groepje mensen tegen. Die merkten op:
“Allah! Allah! Dat is dom! Ze laten hun ezel voor zich uithuppelen en lopen er zelf in het stof achteraan te zweten. Wat een rare mensen heb je op deze wereld!”
Hodja merkte op:
“Heb je het gehoord mijn zoon? Het is nooit goed of het deugt niet! Doe maar gewoon wat je denkt dat goed is, wat anderen ook zeggen. De mond van het volk is geen juten zak dat je hem dicht kan stikken.”
Er wordt gezegd dat Nasroeddin Hodja de ezel toen maar op zijn rug nam. De meningen van mensen over wat je allemaal fout doet moet je dus maar als een juk dragen. Het is niet anders...
Nasroeddin wordt vaak afgebeeld terwijl hij omgekeerd op zijn ezel zit. Aan zijn leerlingen heeft hij
uitgelegd waarom hij dit deed:
“Als ik met mijn gezicht naar voren zou rijden, waren jullie achter mij. Maar als jullie voor mij zouden lopen, zou ik tegen jullie ruggen aankijken. Daarom denk ik dat dit de beste manier van rijden is, en daar komt nog bij dat het veel beleefder is.”
Een andere verklaring wordt door hem gegeven als de voorbijgangers hem voor de zoveelste maal vragen waarom hij omgekeerd op zijn ezel zit:
“Dan ben ik er tenminste zeker van dat ik met mijn gezicht in de goede richting zit, want mijn ezel doet altijd het tegenovergestelde van wat ik zeg!”
Toen hij eens mee zou reizen met een karavaan, werd hem een paard aangeboden. Het was nou eenmaal zijn gewoonte om andersom op zijn rijdier te zitten, dus ook zijn paard besteeg hij op deze ongebruikelijke manier. Toen hij de verbaasde gezichten van de omstanders zag, dacht hij:
“De aanval is de beste verdediging”, en zei:
“Wat is dit! Jullie hebben me een links paard gegeven!”
In de koran worden mensen aangemoedigd na te denken, te herdenken, te gedenken, te peinzen, te denken en te beschouwen. “Gedenk Mij”zegt God (2:152), dan zal Ik u gedenken.” Denken is nogal abstract. Wanneer denken we echt? Kunnen we echt denken? Makkelijk gezegd, maar hoe kun je mensen uitnodigen om te gaan denken. ‘Zeggen wat we denken’, is in de mode gekomen. Maar dan moet je wel kunnen denken…
Nasroeddin hodja liep op een dag op de markt en zag daar dat iemand een veelkleurige vogel ongeveer ter grootte van een duif, voor veel geld verkocht. Hij dacht: “De prijzen van de vogels zijn gestegen! Ik heb thuis een veel grotere vogel.” En hij haalde zijn kalkoen. Niemand wilde zijn kalkoen kopen maar hij vroeg schreeuwend tienmaal zoveel als de verkoper van de kleine vogel. Waar hij thuis op had gerekend, klopte niet op de markt… Er kwamen wel mensen omheen staan vanwege zijn welsprekende verkooptechniek. Toen niemand een bod deed, vroeg hij:
“Waarom geven jullie zoveel voor zo'n klein vogeltje en zo weinig voor mijn grote vogel?”
“Hodja Efendi! Zeiden ze, “dat was een zeldzame vogel! Dat kleine vogeltje was een Tûtî! Het is wel klein maar maar het kan praten net als een papegaai!”
“Aha! Als dat alles is. Dat is geen kunst!” zei Nasroeddin, “Mijn vogel denkt!”
Zoals de koran zegt: “Daarin is zeker een les voor hen die een hart hebben en oplettend luisteren!”(50:37)
Op een warme zomerdag stapte Hodja van zijn ezel om te rusten in de schaduw van een walnotenboom. Voordat hij aan zijn middagdutje begon keek hij nog even om zich heen. Zo ver hij kon zien lagen de watermeloenen te rijpen. Hij dacht even na en zei tegen zichzelf:“Hoe vreemd is het toch dat God de watermeloen laat groeien op zo’n klein steeltje, terwijl de noten zo’n grote boom nodig hebben.”
Hij nam zijn grote tulband van zijn hoofd en krabde eens gezellig op zijn hoofd voordat hij aan zijn dutje begon.
Toen viel er een walnoot uit de boom, recht op Hodja’s hoofd.
Hij was meteen weer bij zijn positieven en zei:
“Allah weet het ook altijd beter. Hij weet ook wat er nu zou zijn gebeurd als er watermeloenen in deze boom zouden groeien.”
Hodja ging bij de buren een pan lenen. Na enkele dagen zette hij er een klein koffiekannetje in en gaf de buur zijn pan terug.
“Wat is dat nu?”, vroeg die, terwijl hij in de pan keek.
“Oh, toen de pan bij mij thuis was, heeft zij een kleintje gekregen.”
De buurman bracht opgetogen de pan en het kannetje naar zijn vrouw.
Een tijd later vroeg Hodja opnieuw de pan te leen. De buurman was maar al te bereid om zijn pan aan hem te lenen. “Hou hem maar zolang als je wilt, buurman”, zei hij tegen Hodja.
Dit keer hield Hodja de pan nogal lang. Toen de buurman het welletjes vond, voeg hij: “Hoe
staat het met mijn pan, Hodja? Wil het nogal lukken?” Maar de Hodja was een beetje teneer geslagen en zei: “Ik kan haar niet teruggeven, ze is overleden!”
“Hoe kan dat nou?”, vroeg de buurman stom verbaasd.
Waarom niet, zei Hodja, als je gelooft dat ze nakomelingen kan krijgen, dan kan ze overlijden ook…”
Op een dag bezocht Nasroeddin een zieke buurman. Hij bracht de man wat tot rust door iets uit de koran te lezen en murmelde juist wat gebeden, toen de dokter binnenkwam. Deze onderzocht de
patient, klopte, luisterde en bekeek zijn tong. Vervolgens gaf hij het advies dat de man moest stoppen met het eten van overmatige hoeveelheden granaatappels. Nasroeddin had grote bewondering voor deze scherpe diagnose en wilde er meer van weten. Op een drafje haalde hij de dokter
in en vroeg: hoe wist u dat van die granaatappels? Ik heb onder zijn bed gekeken, zei de arts kortaf en haastte zich naar zijn volgende patient. Vooral het kortstondige van deze medische studie beviel Nasroeddin en hij besloot het geleerde zo snel mogelijk in de praktijk te brengen. Een paar dagen later bezocht hij een ziek lid van zijn moskeegemeenschap. Nadat hij zijn gebeden had gedaan en de zieke beterschap had gewenst, wierp hij een snelle blik onder diens bed. 'Als laatste geef ik je nog het advies', sprak hij plechtig, 'geen paardenleidsels meer te eten'.
Midden in de nacht werd Nasroeddin hodja uit een diepe slaap gewekt omdat er vlak voor zijn deur een groep mensen aan een enorme ruzie waren begonnen. Een herrie en een lawaai... Eerst probeerde hij het vanuit het raam: “Doe dat nou niet, heren, stop er mee, schamen jullie je niet?”
Maar wie luistert? Ook toen hij schreeuwde maakte het niets uit. Deze keer ging hij naar beneden. Het was middernacht en koud buiten. Om op temperatuur te blijven sloeg hij zijn dekbed om zich heen en stapte tussen de ruziemakers. Toen bleek dat de ruzie en al dat lawaai gespeeld waren met de bedoeling om zijn dekbed te stelen. Zo gauw ze die in handen hadden gingen ze ervan door.
Nasroeddin ging snel het huis weer binnen en zijn vrouw vroeg:
“Wat is er met het dekbed gebeurd, Hodja?”
Nasroeddin schudde zijn hoofd en zei: “Je zult het niet geloven: dekbed weg, ruzie afgelopen.”
Op een dag liep Nasroeddin voor zijn huis iets te zoeken. Zijn buurman kwam langs en begon mee te zoeken.
“Wat zoek je eigenlijk, Nasroeddin?”, vroeg hij.
Mijn sleutel"”,antwoordde Nasroeddin.
“Waar heb je hem precies verloren?”
“Achter het huis.”
“Waarom zoek je dan hier?”
“Hier is meer licht!”
Er is veel uitleg mogelijk bij dit verhaal. We hebben de neiging in het licht van onze ratio en met elektronische snelwegen naar het antwoord op onze vraag te zoeken. Andere wegen die tot
verlichting leiden zijn voor ‘softies’. De Duitse filosoof en dichter Goethe prevelde op zijn sterfbed: “Meer licht!” Het enige waar de mensen om hem heen aan dachten was het openschuiven van de gordijnen. Misschien had hij het wel over zijn innerlijke licht dat toenam.
Op een dag was Nasroeddin hodja over de hemellichamen aan het oreren en hij zei:
“De maan is veel nuttiger dan de zon.”
“Waarom”?”, wilden zijn altijd trouwe luisteraars weten.
“De maan geeft licht in het donker terwijl de zon schijnt als het toch al licht is”, antwoordde de wijze man.
Een voorbijganger zei:
“Kijk nou eens naar de jeugd van tegenwoordig! Dat joch laat die geleerde en bejaarde man lopen terwijl hijzelf prinsheerlijk op die ezel zit...”
Zijn zoon zei:
“Papa, ik heb toch gezegd dat je het jezelf niet moeilijk moet maken. Wees niet eigenwijs, ga nou op die ezel zitten.”
De hodja besteeg de ezel en samen gingen ze verder.
Na een tijdje kwamen ze iemand tegen die zei:
“Kijk dat nou! Die schriftgeleerden van tegenwoordig; denken dat ze God op aarde zijn! Het is toch zonde van dat jonge kind, dat loopt te zweten naast die ezel?”
Hodja liet de ezel stoppen en zijn zoontje kwam achter hem op de ezel zitten. Toen ze nog maar een paar stappen hadden afgelegd kwamen ze al weer een paar commentatoren tegen:
“Dat is toch niet normaal zeg! Twee personen op dat ene ezeltje. En die ene moet ook nog een hodja voorstellen. Wat een dierenbeulen!“
De hodja werd een beetje boos en ze stapten allebei af. Terwijl de ezel voor hen uitging liepen ze verder. Na enige tijd kwamen ze een groepje mensen tegen. Die merkten op:
“Allah! Allah! Dat is dom! Ze laten hun ezel voor zich uithuppelen en lopen er zelf in het stof achteraan te zweten. Wat een rare mensen heb je op deze wereld!”
Hodja merkte op:
“Heb je het gehoord mijn zoon? Het is nooit goed of het deugt niet! Doe maar gewoon wat je denkt dat goed is, wat anderen ook zeggen. De mond van het volk is geen juten zak dat je hem dicht kan stikken.”
Er wordt gezegd dat Nasroeddin Hodja de ezel toen maar op zijn rug nam. De meningen van mensen over wat je allemaal fout doet moet je dus maar als een juk dragen. Het is niet anders...
Nasroeddin wordt vaak afgebeeld terwijl hij omgekeerd op zijn ezel zit. Aan zijn leerlingen heeft hij
uitgelegd waarom hij dit deed:
“Als ik met mijn gezicht naar voren zou rijden, waren jullie achter mij. Maar als jullie voor mij zouden lopen, zou ik tegen jullie ruggen aankijken. Daarom denk ik dat dit de beste manier van rijden is, en daar komt nog bij dat het veel beleefder is.”
Een andere verklaring wordt door hem gegeven als de voorbijgangers hem voor de zoveelste maal vragen waarom hij omgekeerd op zijn ezel zit:
“Dan ben ik er tenminste zeker van dat ik met mijn gezicht in de goede richting zit, want mijn ezel doet altijd het tegenovergestelde van wat ik zeg!”
Toen hij eens mee zou reizen met een karavaan, werd hem een paard aangeboden. Het was nou eenmaal zijn gewoonte om andersom op zijn rijdier te zitten, dus ook zijn paard besteeg hij op deze ongebruikelijke manier. Toen hij de verbaasde gezichten van de omstanders zag, dacht hij:
“De aanval is de beste verdediging”, en zei:
“Wat is dit! Jullie hebben me een links paard gegeven!”
In de koran worden mensen aangemoedigd na te denken, te herdenken, te gedenken, te peinzen, te denken en te beschouwen. “Gedenk Mij”zegt God (2:152), dan zal Ik u gedenken.” Denken is nogal abstract. Wanneer denken we echt? Kunnen we echt denken? Makkelijk gezegd, maar hoe kun je mensen uitnodigen om te gaan denken. ‘Zeggen wat we denken’, is in de mode gekomen. Maar dan moet je wel kunnen denken…
Nasroeddin hodja liep op een dag op de markt en zag daar dat iemand een veelkleurige vogel ongeveer ter grootte van een duif, voor veel geld verkocht. Hij dacht: “De prijzen van de vogels zijn gestegen! Ik heb thuis een veel grotere vogel.” En hij haalde zijn kalkoen. Niemand wilde zijn kalkoen kopen maar hij vroeg schreeuwend tienmaal zoveel als de verkoper van de kleine vogel. Waar hij thuis op had gerekend, klopte niet op de markt… Er kwamen wel mensen omheen staan vanwege zijn welsprekende verkooptechniek. Toen niemand een bod deed, vroeg hij:
“Waarom geven jullie zoveel voor zo'n klein vogeltje en zo weinig voor mijn grote vogel?”
“Hodja Efendi! Zeiden ze, “dat was een zeldzame vogel! Dat kleine vogeltje was een Tûtî! Het is wel klein maar maar het kan praten net als een papegaai!”
“Aha! Als dat alles is. Dat is geen kunst!” zei Nasroeddin, “Mijn vogel denkt!”
Zoals de koran zegt: “Daarin is zeker een les voor hen die een hart hebben en oplettend luisteren!”(50:37)
Op een warme zomerdag stapte Hodja van zijn ezel om te rusten in de schaduw van een walnotenboom. Voordat hij aan zijn middagdutje begon keek hij nog even om zich heen. Zo ver hij kon zien lagen de watermeloenen te rijpen. Hij dacht even na en zei tegen zichzelf:“Hoe vreemd is het toch dat God de watermeloen laat groeien op zo’n klein steeltje, terwijl de noten zo’n grote boom nodig hebben.”
Hij nam zijn grote tulband van zijn hoofd en krabde eens gezellig op zijn hoofd voordat hij aan zijn dutje begon.
Toen viel er een walnoot uit de boom, recht op Hodja’s hoofd.
Hij was meteen weer bij zijn positieven en zei:
“Allah weet het ook altijd beter. Hij weet ook wat er nu zou zijn gebeurd als er watermeloenen in deze boom zouden groeien.”
Hodja ging bij de buren een pan lenen. Na enkele dagen zette hij er een klein koffiekannetje in en gaf de buur zijn pan terug.
“Wat is dat nu?”, vroeg die, terwijl hij in de pan keek.
“Oh, toen de pan bij mij thuis was, heeft zij een kleintje gekregen.”
De buurman bracht opgetogen de pan en het kannetje naar zijn vrouw.
Een tijd later vroeg Hodja opnieuw de pan te leen. De buurman was maar al te bereid om zijn pan aan hem te lenen. “Hou hem maar zolang als je wilt, buurman”, zei hij tegen Hodja.
Dit keer hield Hodja de pan nogal lang. Toen de buurman het welletjes vond, voeg hij: “Hoe
staat het met mijn pan, Hodja? Wil het nogal lukken?” Maar de Hodja was een beetje teneer geslagen en zei: “Ik kan haar niet teruggeven, ze is overleden!”
“Hoe kan dat nou?”, vroeg de buurman stom verbaasd.
Waarom niet, zei Hodja, als je gelooft dat ze nakomelingen kan krijgen, dan kan ze overlijden ook…”
Op een dag bezocht Nasroeddin een zieke buurman. Hij bracht de man wat tot rust door iets uit de koran te lezen en murmelde juist wat gebeden, toen de dokter binnenkwam. Deze onderzocht de
patient, klopte, luisterde en bekeek zijn tong. Vervolgens gaf hij het advies dat de man moest stoppen met het eten van overmatige hoeveelheden granaatappels. Nasroeddin had grote bewondering voor deze scherpe diagnose en wilde er meer van weten. Op een drafje haalde hij de dokter
in en vroeg: hoe wist u dat van die granaatappels? Ik heb onder zijn bed gekeken, zei de arts kortaf en haastte zich naar zijn volgende patient. Vooral het kortstondige van deze medische studie beviel Nasroeddin en hij besloot het geleerde zo snel mogelijk in de praktijk te brengen. Een paar dagen later bezocht hij een ziek lid van zijn moskeegemeenschap. Nadat hij zijn gebeden had gedaan en de zieke beterschap had gewenst, wierp hij een snelle blik onder diens bed. 'Als laatste geef ik je nog het advies', sprak hij plechtig, 'geen paardenleidsels meer te eten'.
Midden in de nacht werd Nasroeddin hodja uit een diepe slaap gewekt omdat er vlak voor zijn deur een groep mensen aan een enorme ruzie waren begonnen. Een herrie en een lawaai... Eerst probeerde hij het vanuit het raam: “Doe dat nou niet, heren, stop er mee, schamen jullie je niet?”
Maar wie luistert? Ook toen hij schreeuwde maakte het niets uit. Deze keer ging hij naar beneden. Het was middernacht en koud buiten. Om op temperatuur te blijven sloeg hij zijn dekbed om zich heen en stapte tussen de ruziemakers. Toen bleek dat de ruzie en al dat lawaai gespeeld waren met de bedoeling om zijn dekbed te stelen. Zo gauw ze die in handen hadden gingen ze ervan door.
Nasroeddin ging snel het huis weer binnen en zijn vrouw vroeg:
“Wat is er met het dekbed gebeurd, Hodja?”
Nasroeddin schudde zijn hoofd en zei: “Je zult het niet geloven: dekbed weg, ruzie afgelopen.”
Op een dag liep Nasroeddin voor zijn huis iets te zoeken. Zijn buurman kwam langs en begon mee te zoeken.
“Wat zoek je eigenlijk, Nasroeddin?”, vroeg hij.
Mijn sleutel"”,antwoordde Nasroeddin.
“Waar heb je hem precies verloren?”
“Achter het huis.”
“Waarom zoek je dan hier?”
“Hier is meer licht!”
Er is veel uitleg mogelijk bij dit verhaal. We hebben de neiging in het licht van onze ratio en met elektronische snelwegen naar het antwoord op onze vraag te zoeken. Andere wegen die tot
verlichting leiden zijn voor ‘softies’. De Duitse filosoof en dichter Goethe prevelde op zijn sterfbed: “Meer licht!” Het enige waar de mensen om hem heen aan dachten was het openschuiven van de gordijnen. Misschien had hij het wel over zijn innerlijke licht dat toenam.
Op een dag was Nasroeddin hodja over de hemellichamen aan het oreren en hij zei:
“De maan is veel nuttiger dan de zon.”
“Waarom”?”, wilden zijn altijd trouwe luisteraars weten.
“De maan geeft licht in het donker terwijl de zon schijnt als het toch al licht is”, antwoordde de wijze man.
Conserven voor de conservatieven zou je zeggen,
maar is het altijd zo dat gelovigen conservatief zijn
en seculiere mensen progressief?
