Economie
met het hart
op de weegschaal
We kijken of dat wat we krijgen opweegt tegen wat we geven. Is de ruil te ver uit balans, dan slaat onze innerlijke weegschaal alarm in de vorm van een emotie. De transactie die we willen aangaan voelt niet goed. 'Er is geen menselijke samenleving waar deze regel niet opgaat’, zei de socioloog Alvin Gouldner. 'Vanaf het moment dat mensen producten en diensten zijn gaan ruilen, is de balansregel onderkend als een cruciale morele code. Een code die tijdens onze menswording diep in onze hersenen is geworteld. Dat is ook de reden waarom hij de kop opsteekt in de vorm van emoties, als de balans in en transactie niet in orde is.' De ahilik gedachte gaat verder. Zowel de koper als de verkoper willen zorgen voor een rechtvaardige verdeling van schaarse levensmiddelen en goederen. In de prijs zit dus altijd een deel dat ervoor zorgt dat mensen worden geholpen die buiten hun schuld van minder dan een minimum moeten leven.
Lees verder: Ahilik - Herleving Van Het Ethisch Zaken Doen
met het hart
op de weegschaal
We kijken of dat wat we krijgen opweegt tegen wat we geven. Is de ruil te ver uit balans, dan slaat onze innerlijke weegschaal alarm in de vorm van een emotie. De transactie die we willen aangaan voelt niet goed. 'Er is geen menselijke samenleving waar deze regel niet opgaat’, zei de socioloog Alvin Gouldner. 'Vanaf het moment dat mensen producten en diensten zijn gaan ruilen, is de balansregel onderkend als een cruciale morele code. Een code die tijdens onze menswording diep in onze hersenen is geworteld. Dat is ook de reden waarom hij de kop opsteekt in de vorm van emoties, als de balans in en transactie niet in orde is.' De ahilik gedachte gaat verder. Zowel de koper als de verkoper willen zorgen voor een rechtvaardige verdeling van schaarse levensmiddelen en goederen. In de prijs zit dus altijd een deel dat ervoor zorgt dat mensen worden geholpen die buiten hun schuld van minder dan een minimum moeten leven.
Lees verder: Ahilik - Herleving Van Het Ethisch Zaken Doen
Wèg van de harteloze eco factor! Volgens een peiling van bureau Motivaction zijn onze grootste zorgen: economie en islam. Dat treft want die twee zijn een aardige match. Voor de moslims die zich daarmee bezig houden is ‘de economie’ ook een zorg, maar meer in de zin van uitdaging. Hoe lang kun je een economische crisis faken? Door het steeds een economische crisis te noemen leveren we ons uit aan de nooit en nergens transparant wordende visies en implementaties van de neoliberale economie. Díé economie, komen we langzamerhand tot de conclusie, kan niet het geneesmiddel zijn voor ons sociaal maatschappelijke onbehagen en onrecht, want niemand begrijpt een jota van de bijsluiters. Daarom citeer ik uit wat nieuwe inzichten in de toenemende spanning tussen economie en sociale rechtvaardigheid. De stemmen van de Occupybeweging zijn hoorbaar, maar die wanhoopskreten zijn nog niet uitgekristalliseerd tot een counter economie. Het denken over economie in de islam is niet alleen vanuit geboden en verboden begonnen, maar het verbod op gokken en woekerrente vormt wel mede een basis voor de verbintenis tussen denken over winst en verlies en de ethiek van goed en kwaad die daarbij een rol speelt. Omdat de winst van de een altijd het verlies van de ander is, behalve wanneer we in staat zijn ons hart op de weegschaal te leggen. Het derde element van economie is naast gokken en rente, de zorg voor de allerarmsten. Vertrappen, verdrukken, ellebogenwerk en hielentrappen vormen volgens John Stuart Mill slechts een aandoening van een overgangstijd. De idee van de vooruitgang gaat voor ons niet alleen automatisch samen met grote hoop op materiële welvaart, maar ook met ethische en maatschappelijke dromen waarin een einde komt aan de hebzucht, zegt Tomas Sedlacek in De economie van goed en kwaad. |
Hij eindigt zijn boek met een toelichting op zijn keuze van invalshoek, namelijk om de huidige staat van de economische wetenschap met een korreltje zout te nemen en de ideeën van onze voorouders wat serieuzer te beschouwen. 'Laten we hopen dat wij op onze beurt even welwillend zullen worden behandeld door onze zonen en dochters. Wilde natuur schuilt niet in het verleden, in heroïsche verhalen en films of in verafgelegen oerwouden - maar in onszelf.' ‘De overweldigende aandacht voor de economische crisis wekt de indruk dat het economisch probleem het fundamentele probleem van voortbestaan is’, zei eens Wouter ter Heide. ‘Ten onrechte, omdat het alomvattende probleem van voortbestaan geen financieel maar een existentieel probleem is. Door ons dát voor ogen te houden moeten wij in staat zijn de onbruikbare (qua voortbestaan) financiële beleidsgrondslag te vervangen door een existentiële, die het voortbestaan duurzaam ten goede komt, en leidt tot een getransformeerde wereld die niet draait om financieel gewin, dus om het eigen of korte termijn belang, maar om leefbaarheid, dus om het algemeen of lange termijn belang.’ ‘Onverdraaglijk is de verabsolutering van de leer, zegt Abraham de Zwaan, ‘de lichamelijke tenhemelopname van de enkeling-met-zijn-eigendom, het vrije- marktfundamentalisme. Misschien is de gevaarlijkste en de verraderlijkste dwaling waarin een mens kan vervallen juist dat: het fundamentalisme - de waanvoorstelling dat er één absolute leer is, waaruit met volstrekte stelligheid kan worden afgeleid wat waar is, wat goed is om te doen en wat van waarde is. Tomas Sedlacek zegt in zijn inleiding van De economie van goed en kwaad, de zoektocht naar economische zingeving van Gilgamesj tot Wallstreet: 'Een economie vertelt ons... veel over zichzelf wanneer ze haar zwakke kant laat zien, niet wanneer ze op haar sterkst is. We kunnen haar veel beter leren kennen wanneer ze zwak en nederig is, dan wanneer ze overloopt van trots en niets dan minachting heeft voor alles behalve zichzelf. Kracht verhult vaak de essentie van dingen, terwijl zwakte die aan het licht brengt.' |
21 oktober 2011 organiseerden de Samenwerkende Moslim Hulp Organisaties, het Migranten Consortium en UETD Netherlands in samenwerking met MÜSİAD, TÜMSİAD, CMO, FNV bondgenoten, MVO Nederland, SUN en The Networking Turkey een bijeenkomst over het Ahilik-systeem: maatschappelijk verantwoord ondernemen. De dag stond in het teken van het onderwerp 'Turkse ondernemingscultuur in historisch perspectief'. De bijeenkomst vond plaats op een buitengewoon prettige locatie: Regardz, in Het Planetarium Kromwijkdreef 11 Amsterdam Zuid-Oost.
De mens is vanaf het moment van de schepping bezig te onderzoeken hoe hij aan zijn diverse behoeften tegemoet kan komen. Boven alle menselijke driften, zoals honger, dorst en slaap,
staat de behoefte aan kennis. De waarde die we aan kennis toekennen is voor zowel individuen
als groepen alleen maar toegenomen. Ook de komende eeuwen zullen onderwijs, gezondheidszorg
en sociale rechtvaardigheid tot de kernzaken van ons maatschappelijk leven behoren. Per land en volk zijn mensen meer of minder succesvol naarmate ze lessen weten te trekken uit hun eigen geschiedenis en sociaal-culturele verleden.
Soms wordt de Ahilik-cultuur vertaald met arbeidsethiek. Dan komen we de volgende definitie tegen: de heersende gewoonten en gezindheid in en met betrekking tot een zeker milieu waarin gearbeid wordt. In dat geval is Ahilik meer dan arbeidsethiek, want het beïnvloedt ook andere aspecten van het dagelijks leven, zoals de manier van financiering en de economie.
Binnen de Turkse samenleving heeft zich de Ahilik-organisatie gevormd, gebaseerd op historische ervaringen, theoretisch onderbouwd door de rationele filosofie van Farabi en de ervaringsleer van Ibn Sina (Avicenna) en Fahreddin Razi. Dit heeft zich vertaald naar wat we zouden kunnen noemen een socio-economische structuur, die de naam Ahilik heeft gekregen. De oprichter van de eerste Ahilik en daarmee de grondlegger van het systeem, Ahi Evran, was een veelzijdig geleerde. Hij bestudeerde de werken van Farabi en Ibn Sina en werd onderwezen door Fahreddin Razi. Op het gebied van geneeskunde en economie heeft hij zichzelf ontwikkeld. Hij is met al die kennis niet op een leerstoel gaan zitten, maar heeft zich tot de dagelijkse werkelijkheid van de onderste lagen
van de bevolking in Anatolië gewend. Door middel van het Ahilik-systeem heeft hij de Turkse samenleving op een hoger en rechtvaardiger plan gebracht. Net als andere van zijn geleerde tijdgenoten was hij ervan overtuigd dat een betere opleiding het begin van de oplossing van alle levensproblemen kan betekenen.
Met zijn Ahilik-organisatie is Ahi Evran erin geslaagd zowel het sociale als het economische leven van zijn doelgroep in de juiste banen te leiden. Ook heeft hij de jeugd van zijn tijd een nieuwe toekomst geboden en hen de basiswaarden bijgebracht, die nodig zijn om als verantwoordelijk burger deel te nemen aan een samenleving. De Ahilik-organisatie is door de eeuwen heen een
verbindende factor gebleken en heeft een heilzame uitwerking op het maatschappelijk en individueel bewustzijn van de Turkse bevolking. Dit inzicht wordt tot op de dag van vandaag gedeeld door de grote meerderheid van de Turkse middenstand en vakmensen en daar kun je alleen maar blij om zijn.
In Nederland krijgen Turkse moslims vaak te horen dat ze moeten integreren in de Nederlandse samenleving en zich moeten aanpassen aan de Nederlandse waarden en normen. Dat proces vindt ook plaats. Met deze kleine brochure willen we laten zien dat ook het Turkse maatschappelijke leven is gebaseerd op hoogstaande waarden en normen. Toen de zogenaamde gastarbeiders in
de jaren zestig van de vorige eeuw naar Nederland kwamen, hadden zij een startkapitaal in de vorm van arbeidsethos bij zich. Hiermee wordt niet bedoeld: kijk eerst maar eens naar ons, hoe goed we het allemaal doen. Het is eerder een stap vooruit in de zoektocht naar een gezamenlijk vocabulaire en begrippenapparaat, waardoor we gemakkelijker kunnen communiceren over onze
gemeenschappelijke levensethiek op het gebied van arbeid en handel.
De mens is vanaf het moment van de schepping bezig te onderzoeken hoe hij aan zijn diverse behoeften tegemoet kan komen. Boven alle menselijke driften, zoals honger, dorst en slaap,
staat de behoefte aan kennis. De waarde die we aan kennis toekennen is voor zowel individuen
als groepen alleen maar toegenomen. Ook de komende eeuwen zullen onderwijs, gezondheidszorg
en sociale rechtvaardigheid tot de kernzaken van ons maatschappelijk leven behoren. Per land en volk zijn mensen meer of minder succesvol naarmate ze lessen weten te trekken uit hun eigen geschiedenis en sociaal-culturele verleden.
Soms wordt de Ahilik-cultuur vertaald met arbeidsethiek. Dan komen we de volgende definitie tegen: de heersende gewoonten en gezindheid in en met betrekking tot een zeker milieu waarin gearbeid wordt. In dat geval is Ahilik meer dan arbeidsethiek, want het beïnvloedt ook andere aspecten van het dagelijks leven, zoals de manier van financiering en de economie.
Binnen de Turkse samenleving heeft zich de Ahilik-organisatie gevormd, gebaseerd op historische ervaringen, theoretisch onderbouwd door de rationele filosofie van Farabi en de ervaringsleer van Ibn Sina (Avicenna) en Fahreddin Razi. Dit heeft zich vertaald naar wat we zouden kunnen noemen een socio-economische structuur, die de naam Ahilik heeft gekregen. De oprichter van de eerste Ahilik en daarmee de grondlegger van het systeem, Ahi Evran, was een veelzijdig geleerde. Hij bestudeerde de werken van Farabi en Ibn Sina en werd onderwezen door Fahreddin Razi. Op het gebied van geneeskunde en economie heeft hij zichzelf ontwikkeld. Hij is met al die kennis niet op een leerstoel gaan zitten, maar heeft zich tot de dagelijkse werkelijkheid van de onderste lagen
van de bevolking in Anatolië gewend. Door middel van het Ahilik-systeem heeft hij de Turkse samenleving op een hoger en rechtvaardiger plan gebracht. Net als andere van zijn geleerde tijdgenoten was hij ervan overtuigd dat een betere opleiding het begin van de oplossing van alle levensproblemen kan betekenen.
Met zijn Ahilik-organisatie is Ahi Evran erin geslaagd zowel het sociale als het economische leven van zijn doelgroep in de juiste banen te leiden. Ook heeft hij de jeugd van zijn tijd een nieuwe toekomst geboden en hen de basiswaarden bijgebracht, die nodig zijn om als verantwoordelijk burger deel te nemen aan een samenleving. De Ahilik-organisatie is door de eeuwen heen een
verbindende factor gebleken en heeft een heilzame uitwerking op het maatschappelijk en individueel bewustzijn van de Turkse bevolking. Dit inzicht wordt tot op de dag van vandaag gedeeld door de grote meerderheid van de Turkse middenstand en vakmensen en daar kun je alleen maar blij om zijn.
In Nederland krijgen Turkse moslims vaak te horen dat ze moeten integreren in de Nederlandse samenleving en zich moeten aanpassen aan de Nederlandse waarden en normen. Dat proces vindt ook plaats. Met deze kleine brochure willen we laten zien dat ook het Turkse maatschappelijke leven is gebaseerd op hoogstaande waarden en normen. Toen de zogenaamde gastarbeiders in
de jaren zestig van de vorige eeuw naar Nederland kwamen, hadden zij een startkapitaal in de vorm van arbeidsethos bij zich. Hiermee wordt niet bedoeld: kijk eerst maar eens naar ons, hoe goed we het allemaal doen. Het is eerder een stap vooruit in de zoektocht naar een gezamenlijk vocabulaire en begrippenapparaat, waardoor we gemakkelijker kunnen communiceren over onze
gemeenschappelijke levensethiek op het gebied van arbeid en handel.
Wie is Ahi Evran?
Ahi Evren of Ahi Evran – Ahi (‘broeder’) is eigenlijk zijn bij- en erenaam geworden. Zijn volledige naam luidde: Şeyh Nasırettin Mahmut el Hoyi (1171-12 april 1261). Ahi Evran wordt beschouwd als oprichter van
de Ahilik en beschermheilige van leerlooiers en leerbewerkers.
Hij groeide uit tot de leider van ondernemers en handwerkslieden uit 32 beroepsgroepen.
Ahi Evran kwam in het plaatsje Hoy (Iran) ter wereld. Vanaf de
regeringsperiode van de Seltsjoekse sultan Tuğrul Bey was dit het
vestigingsgebied van Turkmeense migranten. Hij kreeg zijn eerste onderwijs in Azerbeidzjan, maar zijn familie verhuisde naar Samarkand. Daar kreeg hij les van
de geleerden van die tijd. In 1203 of 1204 kwam hij naar Bagdad, waar hij kennismaakte met Awhâd’ud-Dîn Kirmanî. Op zijn advies nam hij deel aan de door de Abbasidische kalief opgerichte Futuwwa-organisatie, of in het Turks: Fütüvvet Teşkilâtı. Het woord futuwwa is niet makkelijk met één woord of begrip te vertalen. Nu zou men het waarschijnlijk een welzijnsorganisatie noemen. Het komt neer op ‘de ander belangrijker achten dan jezelf’. De bekende geleerde Abu Hamid al-Ghazali omschreef dit begrip als de allerhoogste graad van weldoen of generositeit.
In de kringen van de Futuwwa heeft Ahi Evran de belangrijkste ideeën voor zijn latere Ahilik-organisatie opgedaan. Ahi Evran is vervolgens met een groepje geleerden naar Anatolië gereisd en heeft zich in Kayseri gevestigd. Hier heeft hij, geïnspireerd door de Futuwwa-organisatie, de Ahilik opgericht. De organisatie kreeg een positieve invloed op groepen handwerkslieden en het
zakenleven en breidde zich uit naar andere steden, zoals Konya en Kirsehir, waar zich zijn mausoleum bevindt.
Via vakmanschap naar morele principes en meesterschap
Ahi Evran heeft gezegd dat mensen aandacht moeten besteden aan wat zij doen met hun tong en handen. Dat zij bijvoorbeeld niet ver onder de prijs van anderen moeten gaan verkopen, maar ook mensen niet mogen afzetten en veel te veel vragen. Ook mogen zij geen scheldwoorden of vloeken gebruiken. Zijn economische en sociale systeem was gebaseerd op familiewaarden. Zijn invloed was
zo groot, dat zelfs de Kamer van Koophandel van vandaag zich bij de oprichting in 1882 daarop baseerde. Zij hadden profijt van de ervaringen en morele principes van vroegere generaties van ondernemers, die leefden en werkten in het Ahilik-systeem. Hedendaagse kwaliteitscontrole en managementsystemen zijn de eindproducten van wat Ahi Bey in zijn tijd wilde bereiken. Sommigen denken dat Ahi’s ideeën een belemmering vormen voor de moderne economie, maar het
tegenovergestelde is waar. We kunnen juist profiteren van zijn ethische ideeën over het vakmanschap en zakenleven.
Veiligheid en liefdadigheid
De broeders en zusters van Rum, zoals de leden van de Ahilik-organisatie werden genoemd, hebben op strategische punten in de grote steden van het land hun handelsstichtingen geopend. Daarmee toonden ze aan dat handel niet alleen om winst draait, maar ook om liefdadigheid en mededogen. Op de wegen tussen de steden hebben ze op belangrijke punten kervanserais gebouwd.
Op die manier hebben ze ervoor gezorgd dat reizigers en handelaars op veilige wegen konden reizen en veilig konden overnachten. Kervanserais waren plaatsen waar eenieder, vreemdelingen en bekenden, vrijen en slaven, mannen en vrouwen, moslims en niet-moslims, als gast werden aanvaard en konden rekenen op voedsel, medicijnen, kleding, schoenen en een stal voor de rij- en lastdieren. Deze culturele en sociale dienstvaardigheid is vooral door de Ahilik-organisatie
verwezenlijkt. Dit op Futuwwa gebaseerde netwerk van mensen, betekende de materiële en geestelijke opbouw van heel Anatolië. In de beleidsfilosofie van het Ottomaanse Rijk was het gebruikelijk dat de meeste openbare diensten en religieuze stichtingen, niet onder het landsbestuur vielen, maar door stichtingen werden gerund, die door filantropen waren opgericht. De onderdanen
van de Ottomaanse staat leefden daarom in een meer beschermde en veilige structuur, waarschijnlijk omdat mensen zelf gemotiveerder aan hun eigen veiligheid en welzijn werkt. De religieuze stichtingen beheerden de moskeeën. Ze waren gebaseerd op een hechte onderlinge band van de mensen die profiteerden van de moskeeën en de daaraan verbonden badhuizen, bibliotheken, ziekenhuizen en scholen. De individualisering, die ook in de moslimwereld plaatsvindt, heeft naast voordelen ook nadelen. Moslims raken vervreemd van hun eigen
Ahilik-begrippenapparaat. Veel moslims investeerden in dergelijke stichtingen, omdat het werd beschouwd als sadaqa-i djariya – liefdadigheid die na het overlijden van de filantroop voor hem of haar doorwerkt.
[1] De overleveringen in volgorde: Buchari, Adab, 31, 85; Bayhaqi, Şu’abu-l İman- 4/334; Buchari, iman,7.
Ahi Evren of Ahi Evran – Ahi (‘broeder’) is eigenlijk zijn bij- en erenaam geworden. Zijn volledige naam luidde: Şeyh Nasırettin Mahmut el Hoyi (1171-12 april 1261). Ahi Evran wordt beschouwd als oprichter van
de Ahilik en beschermheilige van leerlooiers en leerbewerkers.
Hij groeide uit tot de leider van ondernemers en handwerkslieden uit 32 beroepsgroepen.
Ahi Evran kwam in het plaatsje Hoy (Iran) ter wereld. Vanaf de
regeringsperiode van de Seltsjoekse sultan Tuğrul Bey was dit het
vestigingsgebied van Turkmeense migranten. Hij kreeg zijn eerste onderwijs in Azerbeidzjan, maar zijn familie verhuisde naar Samarkand. Daar kreeg hij les van
de geleerden van die tijd. In 1203 of 1204 kwam hij naar Bagdad, waar hij kennismaakte met Awhâd’ud-Dîn Kirmanî. Op zijn advies nam hij deel aan de door de Abbasidische kalief opgerichte Futuwwa-organisatie, of in het Turks: Fütüvvet Teşkilâtı. Het woord futuwwa is niet makkelijk met één woord of begrip te vertalen. Nu zou men het waarschijnlijk een welzijnsorganisatie noemen. Het komt neer op ‘de ander belangrijker achten dan jezelf’. De bekende geleerde Abu Hamid al-Ghazali omschreef dit begrip als de allerhoogste graad van weldoen of generositeit.
In de kringen van de Futuwwa heeft Ahi Evran de belangrijkste ideeën voor zijn latere Ahilik-organisatie opgedaan. Ahi Evran is vervolgens met een groepje geleerden naar Anatolië gereisd en heeft zich in Kayseri gevestigd. Hier heeft hij, geïnspireerd door de Futuwwa-organisatie, de Ahilik opgericht. De organisatie kreeg een positieve invloed op groepen handwerkslieden en het
zakenleven en breidde zich uit naar andere steden, zoals Konya en Kirsehir, waar zich zijn mausoleum bevindt.
Via vakmanschap naar morele principes en meesterschap
Ahi Evran heeft gezegd dat mensen aandacht moeten besteden aan wat zij doen met hun tong en handen. Dat zij bijvoorbeeld niet ver onder de prijs van anderen moeten gaan verkopen, maar ook mensen niet mogen afzetten en veel te veel vragen. Ook mogen zij geen scheldwoorden of vloeken gebruiken. Zijn economische en sociale systeem was gebaseerd op familiewaarden. Zijn invloed was
zo groot, dat zelfs de Kamer van Koophandel van vandaag zich bij de oprichting in 1882 daarop baseerde. Zij hadden profijt van de ervaringen en morele principes van vroegere generaties van ondernemers, die leefden en werkten in het Ahilik-systeem. Hedendaagse kwaliteitscontrole en managementsystemen zijn de eindproducten van wat Ahi Bey in zijn tijd wilde bereiken. Sommigen denken dat Ahi’s ideeën een belemmering vormen voor de moderne economie, maar het
tegenovergestelde is waar. We kunnen juist profiteren van zijn ethische ideeën over het vakmanschap en zakenleven.
Veiligheid en liefdadigheid
De broeders en zusters van Rum, zoals de leden van de Ahilik-organisatie werden genoemd, hebben op strategische punten in de grote steden van het land hun handelsstichtingen geopend. Daarmee toonden ze aan dat handel niet alleen om winst draait, maar ook om liefdadigheid en mededogen. Op de wegen tussen de steden hebben ze op belangrijke punten kervanserais gebouwd.
Op die manier hebben ze ervoor gezorgd dat reizigers en handelaars op veilige wegen konden reizen en veilig konden overnachten. Kervanserais waren plaatsen waar eenieder, vreemdelingen en bekenden, vrijen en slaven, mannen en vrouwen, moslims en niet-moslims, als gast werden aanvaard en konden rekenen op voedsel, medicijnen, kleding, schoenen en een stal voor de rij- en lastdieren. Deze culturele en sociale dienstvaardigheid is vooral door de Ahilik-organisatie
verwezenlijkt. Dit op Futuwwa gebaseerde netwerk van mensen, betekende de materiële en geestelijke opbouw van heel Anatolië. In de beleidsfilosofie van het Ottomaanse Rijk was het gebruikelijk dat de meeste openbare diensten en religieuze stichtingen, niet onder het landsbestuur vielen, maar door stichtingen werden gerund, die door filantropen waren opgericht. De onderdanen
van de Ottomaanse staat leefden daarom in een meer beschermde en veilige structuur, waarschijnlijk omdat mensen zelf gemotiveerder aan hun eigen veiligheid en welzijn werkt. De religieuze stichtingen beheerden de moskeeën. Ze waren gebaseerd op een hechte onderlinge band van de mensen die profiteerden van de moskeeën en de daaraan verbonden badhuizen, bibliotheken, ziekenhuizen en scholen. De individualisering, die ook in de moslimwereld plaatsvindt, heeft naast voordelen ook nadelen. Moslims raken vervreemd van hun eigen
Ahilik-begrippenapparaat. Veel moslims investeerden in dergelijke stichtingen, omdat het werd beschouwd als sadaqa-i djariya – liefdadigheid die na het overlijden van de filantroop voor hem of haar doorwerkt.
[1] De overleveringen in volgorde: Buchari, Adab, 31, 85; Bayhaqi, Şu’abu-l İman- 4/334; Buchari, iman,7.
Bacıyan-i Rum – de zusters van Anatolië
Fatma Baci, de vrouw van Ahi Evran, heeft voor vrouwen een organisatie opgericht, parallel aan die van de Ahilik: Bacıyan-i Rum – de zusters van Anatolië. Zij vormde de allereerste landelijke sociaaleconomische vrouwenbeweging tijdens de vestiging van Turkse volken in Anatolië. Fatma Baci was de eerste die streed voor burgerrechten voor vrouwen. De eretitel die historici hen hebben gegeven, Baciyan-i Rum, werd door de vrouwen zelf meer gebruikt in de betekenis van ‘Vrouwenunie van Anatolië’. Baci betekent oudere zus. In de Ahilik-organisatie werd veel belang gehecht aan het sociale en economische leven van de vrouw. Daarom werd, om de sociaaleconomische positie van de vrouw te verbeteren, aandacht besteed aan kennis en wetenschap, aan werken in industrie en kunstnijverheid en aan karaktervorming. Teneinde de vrouwen te ontwikkelen, was het nodig hen te organiseren en stichtte Fatma Baci de Baciyan-i Rum-organisatie.
Op het industrieterrein in Kayseri waar de eerste werkzaamheden van de aan de Ahilik verbonden handwerkslieden en ondernemers begonnen, werd meteen ook een ruimte voor de vrouwen gereserveerd. In eerste instantie hielden zij zich bezig met de handenarbeid en kunstnijverheid waarmee ze al bekend waren. Dit waren bijvoorbeeld tentenmakerij, viltmakerij, borduren, het vlechten van matten en manden, het weven van tapijten en kleden, en het spinnen van zijde, katoen en garens. De werkende vrouwen van het eerste uur hebben op die manier, zowel op het gebied van nijverheidstechniek en vakvrouwschap, maar ook en vooral op het gebied van karaktervorming en spiritualiteit, voor hun eigen generatie het voortouw genomen. Ook legden zij de grondslag voor de generaties na hen, die zij vaak ook hebben begeleid en opgeleid.
Westerse onderzoekers hebben met enige ‘wetenschappelijke verbazing’ beschreven hoe Turkse vrouwen in die periode een organisatie oprichtten die we nu als een belangrijke bijdrage aan de burgermaatschappij zouden zien. De Duitse onderzoeker Franz Taeshner koesterde grote twijfels over het feit dat er tegelijkertijd met de Ahilik-beweging een vrouwenorganisatie uit de grond was gestampt. Alleen al omdat de vrouwen de kennis die daarvoor nodig was zouden missen. Hij ging ervan uit dat het een spellingfout moest zijn en dat er niet Baciyan-i Rum moest staan, maar Haciyan-i Rum – de hadji’s of bedevaartgangers van Anatolië, of Bahsjiyan-i Rum: de magiërs of de monniken van Anatolië. Pas wanneer men alle andere bronnen raadpleegt, blijkt hoezeer hij zich heeft vergist.
Ook een van de vroegste historici die over de Osmaanse tijd hebben geschreven, Asjik Pasjazade, gaf een beschrijving van de Baciyan-i Rum. Volgens hem deinsden zij er niet voor terug om naast hun mannen ten strijde te trekken tegen de dreigende Mongoolse overheersing. Anderen schreven dat zij in de strijd naast hun mannen stonden, zoals zij bij het oogsten en op de dorsvloer naast hun mannen stonden. Al hun vrijwillige activiteiten ontwikkelden zij naast hun toch al zware taak een steunpilaar van hun huis en een moeder voor hun kinderen te zijn. De ene dag blonken zij uit in vrouwelijke activiteiten en de andere dag gaven zij raad aan leiders van het land. Andere historici, zoals F. Köprülü, noemden de vrouwenorganisatie wel, maar beperkten zich tot een paar
regels. Pas zestig jaar na Köprülü heeft Prof. dr. Mikail Bayram voor het eerst een serieuze studie aan de Baciyan-i Rum gewijd. Hij beschrijft de oprichting, doelstellingen en middelen, de activiteiten en de sociale functie van de organisatie.[1]
De zusters van Anatolië organiseerden zichzelf op het gebied van cultuur, kunstnijverheid, literatuur, economie en sociaal leven. Zij bekommerden zich om weeskinderen en behoeftigen. Ze namen jonge meisjes zonder familie onder hun hoede en zochten werk en onderdak voor hen. De Baciyan-i Rum zorgde ervoor dat zij een opleiding kregen en dat zij als een goede partij voor een huwelijk werden beschouwd. Ook zorgden de zusters dat bejaarde vrouwen die aan hun lot
waren overgelaten, onderdak en verzorging kregen – naast alle andere hulpbehoevenden, die daardoor een sociale basis in de samenleving kregen. De eenvoudige slogans die zij gebruikten, zoals ‘Kom niemands eer en bezit te na’ en ‘Sla geen slechte taal of beledigingen uit’, maakten indruk omdat ze het niet bij mooie woorden lieten. Alles wat zij aan goede raad gaven, werd begeleid door zorg en opvang. Daarnaast werd er ook nog een toekomstperspectief geboden.
Afgestudeerd aan de Ahi Evran universiteit!
Zij gaven alles wat zij hadden geleerd door aan de volgende generaties binnen dezelfde hiërarchie van leerling, gezel en meester als de mannen dat deden. Zij hebben daarmee een ongelooflijke bijdrage geleverd aan de stabiliteit van de samenleving. Sommige spinraghoofden willen in naam van de Islam vrouwen buiten de maatschappij stellen. Daartegenover is de Baciyan-i Rum een van de belangrijkste historische voorbeelden van de Turkse opvatting van een islamitische samenleving.
[1] Bayram, Prof. dr. (1991), Ahi Evren ve Ahi Teşkilâtının Kuruluşu. Konya.
Fatma Aliye
Hoe moeilijk en verwarrend discussies over de positie van de vrouw kunnen zijn, blijkt uit de rel over een nieuw Turks bankbiljet, nota bene in het jaar 2008. De gematigd islamitische regering van premier Erdogan heeft volgens de oppositie een nieuwe manier gevonden om haar conservatieve normen en waarden aan de samenleving op te dringen: een nieuw bankbiljet. Op de b-kant van het nieuwe biljet van 50 lira staat een moslimfeministe! Op de voorkant uiteraard, zoals op alle bankbiljetten, Mustafa Kemal Atatürk, de vader des vaderlands. Maar op de achterkant van dit biljet staat voor het eerst in de geschiedenis van het Turkse bankwezen een vrouw afgebeeld: Fatma Aliye. Zij was de eerste vrouwelijke romanschrijver in de Ottomaanse tijd. Dat is voor politici van de belangrijkste oppositiepartij en voor diverse columnisten en kunstenaars in de radicaalseculiere media aanleiding om de partij van premier Erdogan te beschuldigen van het propageren van haar islamitische agenda. De schrijfster zou een gelovige moslima zijn geweest en het afdrukken van haar afbeelding zou een affront zijn voor moderne, bekendere Turkse feministes uit de tijd van Atatürk.
Aliye werd in 1862 in Istanbul geboren. Ze mocht niet naar school, maar leerde zichzelf lezen, schrijven en Frans. Ze trouwde toen ze 17 was en kreeg vier kinderen. Pas na tien jaar kreeg ze toestemming van haar echtgenoot om te werken als vertaalster en schrijfster. In 1891 begon ze
romans te schrijven, waarin ze kritiek uitte op de onderdrukking van vrouwen. Diverse vrouwenorganisaties noemen de kritiek op de afbeelding van een moslimfeministe onzin. ‘Dat er voor het eerst in de geschiedenis een vrouw wordt afgedrukt op een Turks bankbiljet is op zichzelf belangrijk en heel positief’, aldus Hülya Gülbahar van de vrouwenorganisatie Kader.
Hoe moeilijk en verwarrend discussies over de positie van de vrouw kunnen zijn, blijkt uit de rel over een nieuw Turks bankbiljet, nota bene in het jaar 2008. De gematigd islamitische regering van premier Erdogan heeft volgens de oppositie een nieuwe manier gevonden om haar conservatieve normen en waarden aan de samenleving op te dringen: een nieuw bankbiljet. Op de b-kant van het nieuwe biljet van 50 lira staat een moslimfeministe! Op de voorkant uiteraard, zoals op alle bankbiljetten, Mustafa Kemal Atatürk, de vader des vaderlands. Maar op de achterkant van dit biljet staat voor het eerst in de geschiedenis van het Turkse bankwezen een vrouw afgebeeld: Fatma Aliye. Zij was de eerste vrouwelijke romanschrijver in de Ottomaanse tijd. Dat is voor politici van de belangrijkste oppositiepartij en voor diverse columnisten en kunstenaars in de radicaalseculiere media aanleiding om de partij van premier Erdogan te beschuldigen van het propageren van haar islamitische agenda. De schrijfster zou een gelovige moslima zijn geweest en het afdrukken van haar afbeelding zou een affront zijn voor moderne, bekendere Turkse feministes uit de tijd van Atatürk.
Aliye werd in 1862 in Istanbul geboren. Ze mocht niet naar school, maar leerde zichzelf lezen, schrijven en Frans. Ze trouwde toen ze 17 was en kreeg vier kinderen. Pas na tien jaar kreeg ze toestemming van haar echtgenoot om te werken als vertaalster en schrijfster. In 1891 begon ze
romans te schrijven, waarin ze kritiek uitte op de onderdrukking van vrouwen. Diverse vrouwenorganisaties noemen de kritiek op de afbeelding van een moslimfeministe onzin. ‘Dat er voor het eerst in de geschiedenis een vrouw wordt afgedrukt op een Turks bankbiljet is op zichzelf belangrijk en heel positief’, aldus Hülya Gülbahar van de vrouwenorganisatie Kader.
Dit alles is goed gedocumenteerd in een boek met de titel Bağcıyan-i Rum. De Kamer van Koophandel Istanbul publiceerde daarmee een informatief
werk over de eerste vrouwenorganisatie die zich met economie bezighield. Verdere details over de achtergrond en activiteiten van de beweging en haar jaarlijkse programma op 17 oktober, zijn te vinden op de website: www.ahilikhaftasi.org
Uit onderstaande berichtgeving blijkt overigens dat er wel een eigentijdse Bağcıyan-i Rum mag opstaan.
werk over de eerste vrouwenorganisatie die zich met economie bezighield. Verdere details over de achtergrond en activiteiten van de beweging en haar jaarlijkse programma op 17 oktober, zijn te vinden op de website: www.ahilikhaftasi.org
Uit onderstaande berichtgeving blijkt overigens dat er wel een eigentijdse Bağcıyan-i Rum mag opstaan.
Turkse vrouwen marcheren
op Inter
nationale
Vrouwendag
Op de 100ste verjaardag van Internationale Vrouwendag marcheerden vrouwen uit heel Turkije, leden van verschillende maatschappelijke organisaties en vertegenwoordigers van politieke partijen, om vrouwenrechten op te eisen: er moet een grotere seksegelijkheid komen en een einde aan huiselijk geweld.
Honderden vrouwen, leden van politieke partijen, verenigingen en maatschappelijke organisaties, organiseerden een mars in de hoofdstad, ondanks de slechte weersomstandigheden en de sneeuwval. Vrouwen droegen spandoeken met teksten als “We protesteren op 8 maart tegen kwelling, verkrachting, geweld”, “We protesteren voor ons werk, lichaam, identiteit”, “We weten wie vrouwen slaan: mannen, politiemannen” en “Stop het patriarchale staatsgeweld”.
Een vrouw die een bruidsjurk droeg marcheerde ook mee, ze droeg een spandoek met de
tekst “Laat het huwelijk niet ons graf worden”.
Ook marcheerden er vrouwen door Istanbul, in verschillende groepen.
Sekse gerelateerde kwesties zijn er niet alleen voor vrouwen om aan te werken, maar ook mannen zouden moeten worstelen om oplossingen te vinden voor de dagelijkse zorgen van vrouwen,
volgens Zümbül OdamanTaşkın van de heersende Gerechtigheids- en Ontwikkelingspartij (AKP). Zij hield een toespraak op Istanbul’s Taksim Plein.
Taşkın zei dat ze 39 ontmoetingsplaatsen hadden opgezet in Istanbul waar de zorgen van vrouwen zouden worden besproken om sekse gerelateerde kwesties op de agenda van Turkije te krijgen.
“We zullen er alles aan doen om bewustwording ook onder mannen te doen groeien, met het oog op oplossingen voor sekse gerelateerde kwesties, en zullen aanwezig zijn op de ontmoetingsplaatsen
om ons voordeel te doen met ieders mening”.
AKP-leden uit Istanbul’s afdeling wandelden naar het Taksim Plein en droegen spandoeken met “De helft van de wereld is gemaakt van vrouwen”.
Ook vrouwen uit andere Turkse provincies, waaronder Marmaris, Antalya, Izmir, Sivas en Sanliurfa, marcheerden en protesteerden. Ze deden een oproep voor de bescherming van hun fundamentele rechten.
En zo heeft er weer een nieuwe Internationale Vrouwendag plaatsgevonden in Turkije die, zoals ieder jaar in Turkije, in het teken stond van vrouwenrechten en het terugdringen van huiselijk geweld.
op Inter
nationale
Vrouwendag
Op de 100ste verjaardag van Internationale Vrouwendag marcheerden vrouwen uit heel Turkije, leden van verschillende maatschappelijke organisaties en vertegenwoordigers van politieke partijen, om vrouwenrechten op te eisen: er moet een grotere seksegelijkheid komen en een einde aan huiselijk geweld.
Honderden vrouwen, leden van politieke partijen, verenigingen en maatschappelijke organisaties, organiseerden een mars in de hoofdstad, ondanks de slechte weersomstandigheden en de sneeuwval. Vrouwen droegen spandoeken met teksten als “We protesteren op 8 maart tegen kwelling, verkrachting, geweld”, “We protesteren voor ons werk, lichaam, identiteit”, “We weten wie vrouwen slaan: mannen, politiemannen” en “Stop het patriarchale staatsgeweld”.
Een vrouw die een bruidsjurk droeg marcheerde ook mee, ze droeg een spandoek met de
tekst “Laat het huwelijk niet ons graf worden”.
Ook marcheerden er vrouwen door Istanbul, in verschillende groepen.
Sekse gerelateerde kwesties zijn er niet alleen voor vrouwen om aan te werken, maar ook mannen zouden moeten worstelen om oplossingen te vinden voor de dagelijkse zorgen van vrouwen,
volgens Zümbül OdamanTaşkın van de heersende Gerechtigheids- en Ontwikkelingspartij (AKP). Zij hield een toespraak op Istanbul’s Taksim Plein.
Taşkın zei dat ze 39 ontmoetingsplaatsen hadden opgezet in Istanbul waar de zorgen van vrouwen zouden worden besproken om sekse gerelateerde kwesties op de agenda van Turkije te krijgen.
“We zullen er alles aan doen om bewustwording ook onder mannen te doen groeien, met het oog op oplossingen voor sekse gerelateerde kwesties, en zullen aanwezig zijn op de ontmoetingsplaatsen
om ons voordeel te doen met ieders mening”.
AKP-leden uit Istanbul’s afdeling wandelden naar het Taksim Plein en droegen spandoeken met “De helft van de wereld is gemaakt van vrouwen”.
Ook vrouwen uit andere Turkse provincies, waaronder Marmaris, Antalya, Izmir, Sivas en Sanliurfa, marcheerden en protesteerden. Ze deden een oproep voor de bescherming van hun fundamentele rechten.
En zo heeft er weer een nieuwe Internationale Vrouwendag plaatsgevonden in Turkije die, zoals ieder jaar in Turkije, in het teken stond van vrouwenrechten en het terugdringen van huiselijk geweld.
Van Aki naar Ahi
Volgens sommige opvattingen zou het woord Ahi een verbastering zijn van het woord Aki. In de Divânu Lügati't-Türk wordt de betekenis van akı اقى gegeven als vrijgevig, genereus, dapper man, held, enthousiast, jeugdig, etc. In dat geval wordt de bijnaam Aki Baba, zoals Ahi Evran ook wordt genoemd, logischer dan Ahi Baba – broeder Baba. Aki Baba heeft immers de betekenis van ‘de vrijgevige Baba’. Prof. dr. Mikail Bayram, docent geschiedenis aan de Selçuk Universiteit, zegt hierover kort samengevat: ‘Futuwwa, of in het Turks Fütüvvet, was in de Middeleeuwen een aanduiding voor een begrip dat zowel in de oosterse als in de westerse wereld bestond:
ridderlijkheid. De ridder was de redder van armen, behoeftigen, wezen, weduwen en ieder mens in nood. Dit begrip lag in het verlengde van de door de Islam aangereikte karaktereigenschappen zoals Fetâ, wat in het Perzisch Djewânmerd werd en in het Turks dus: Aki. Omdat het belangrijkste product van dit begrip broederschap was, werd Aki in de volksmond Ahi en tegen het eind
van de Abbasiedenperiode (749-1258) was het begrip Futuwwa voor de Turken Ahilik geworden.’
De gedragsregels van de Ahilik of de kunst van het mens worden
Ahi Evran heeft een diep feit over menswording begrepen. Namelijk dat mensen die theologisch geschoold zijn in de Islam te gemakkelijk aannemen dat alles wat met de autoriteit van de hemel wordt gezegd ook altijd wordt begrepen en nageleefd. En dat voornamelijk omdat er altijd de stok achter de deur is: ‘Want anders…’
Hij begreep dat de mens centraal staat. Hij begreep dat het de bedoeling was dat mensen die in zowel materieel als moreel moeilijke omstandigheden opgroeien, ruimhartige, goedaardige mensen zouden worden. Mensen die klaarstaan voor elkaar en een sociaal besef ontwikkelen. Om dat voor elkaar te krijgen, dien je hetgeen zij aan goedheid in zich hebben, te ontwikkelen.
Het ontwikkelen van deugdzame eigenschappen vereist soms dat je in staat bent voor een periode een andere omgeving te bieden. Ahi Evran haalde probleemjongeren uit hun milieu en stuurde ze bij. Volwassenen en jongeren die door de samenleving als vuil werden behandeld en ver onder het minimumloon werk moesten verrichten, bood hij voor een periode een andere omgeving.
Deugd berust ook op de verwachtingen van andermans deugdzaamheid. Als je ervan uitgaat dat anderen zich min of meer volgens de regels gedragen, ben je zelf eerder geneigd dat ook te doen. Als anderen zich aan de regels houden, word je in staat gesteld dat zelf te doen, omdat je erop gaat vertrouwen dat anderen zich niet ten koste van jou eenzijdig voordeel zullen verschaffen. En omgekeerd, als anderen het niet zo nauw nemen, waarom zou jij dat dan wel doen? Zou je jezelf niet benadelen door je als enige aan beperkingen te houden, waar anderen zich kennelijk niets van aantrekken? Dan ben je toch, zogezegd, ‘een dief van je eigen portemonnee’!?
Ahi Evran predikte niet alleen de ethische principes van generositeit, gastvrijheid en tijd voor de ander vrijmaken. Hij bevrijdde ook degenen die voor die generositeit in aanmerking kwamen uit hun benarde positie en bood hen een toekomst in een eerlijk beroep. Door de directe koppeling van
theorie en praktijk bracht Ahi Evran een maatschappelijke ommekeer in Anatolië teweeg. Hij liet het niet bij de metaforen van open en gesloten deuren en hoogethische voorbeelden, maar bood ook kansen en liet mensen vanaf de grond opklimmen tot participerend burger.
De ethiek van het ‘mens worden’ die hij heeft ontworpen, is later in verschillende streken binnen verschillende groepen steeds verder uitgewerkt. De leerling werd nog niet zo zwaar belast, maar de gezel had zich al aan 124 regels van de deugdenethiek te houden. In de aanloop naar meesterschap
en tijdens de implementatie van dat meesterschap werd er al van 740 regels en goede manieren gesproken. De ethiek die op die manier werd ontwikkeld, werd vastgelegd in de Futuwwa Name – misschien te vertalen als ‘regels voor grootmoedigheid’. Het waren mengvormen van basisprincipes voor godsdienstige karaktervorming, van alle goede karaktertrekken die al binnen de Turkse volken
bekend stonden en van hetgeen plaatselijk als goede gewoonte en traditie was komen vast te staan. De godsdienstige inspiratie kwam van de Islam en bestond voornamelijk uit wat men de ilmihal, catechisatie en ’ibâdah, regels voor de geloofspraktijk kan noemen en achlâq, ethiek. Op het
gebied van algemene ethiek en sociale moraal werden leerlingen en gezellen op de volgende basisprincipes gewezen:
Volgens sommige opvattingen zou het woord Ahi een verbastering zijn van het woord Aki. In de Divânu Lügati't-Türk wordt de betekenis van akı اقى gegeven als vrijgevig, genereus, dapper man, held, enthousiast, jeugdig, etc. In dat geval wordt de bijnaam Aki Baba, zoals Ahi Evran ook wordt genoemd, logischer dan Ahi Baba – broeder Baba. Aki Baba heeft immers de betekenis van ‘de vrijgevige Baba’. Prof. dr. Mikail Bayram, docent geschiedenis aan de Selçuk Universiteit, zegt hierover kort samengevat: ‘Futuwwa, of in het Turks Fütüvvet, was in de Middeleeuwen een aanduiding voor een begrip dat zowel in de oosterse als in de westerse wereld bestond:
ridderlijkheid. De ridder was de redder van armen, behoeftigen, wezen, weduwen en ieder mens in nood. Dit begrip lag in het verlengde van de door de Islam aangereikte karaktereigenschappen zoals Fetâ, wat in het Perzisch Djewânmerd werd en in het Turks dus: Aki. Omdat het belangrijkste product van dit begrip broederschap was, werd Aki in de volksmond Ahi en tegen het eind
van de Abbasiedenperiode (749-1258) was het begrip Futuwwa voor de Turken Ahilik geworden.’
De gedragsregels van de Ahilik of de kunst van het mens worden
Ahi Evran heeft een diep feit over menswording begrepen. Namelijk dat mensen die theologisch geschoold zijn in de Islam te gemakkelijk aannemen dat alles wat met de autoriteit van de hemel wordt gezegd ook altijd wordt begrepen en nageleefd. En dat voornamelijk omdat er altijd de stok achter de deur is: ‘Want anders…’
Hij begreep dat de mens centraal staat. Hij begreep dat het de bedoeling was dat mensen die in zowel materieel als moreel moeilijke omstandigheden opgroeien, ruimhartige, goedaardige mensen zouden worden. Mensen die klaarstaan voor elkaar en een sociaal besef ontwikkelen. Om dat voor elkaar te krijgen, dien je hetgeen zij aan goedheid in zich hebben, te ontwikkelen.
Het ontwikkelen van deugdzame eigenschappen vereist soms dat je in staat bent voor een periode een andere omgeving te bieden. Ahi Evran haalde probleemjongeren uit hun milieu en stuurde ze bij. Volwassenen en jongeren die door de samenleving als vuil werden behandeld en ver onder het minimumloon werk moesten verrichten, bood hij voor een periode een andere omgeving.
Deugd berust ook op de verwachtingen van andermans deugdzaamheid. Als je ervan uitgaat dat anderen zich min of meer volgens de regels gedragen, ben je zelf eerder geneigd dat ook te doen. Als anderen zich aan de regels houden, word je in staat gesteld dat zelf te doen, omdat je erop gaat vertrouwen dat anderen zich niet ten koste van jou eenzijdig voordeel zullen verschaffen. En omgekeerd, als anderen het niet zo nauw nemen, waarom zou jij dat dan wel doen? Zou je jezelf niet benadelen door je als enige aan beperkingen te houden, waar anderen zich kennelijk niets van aantrekken? Dan ben je toch, zogezegd, ‘een dief van je eigen portemonnee’!?
Ahi Evran predikte niet alleen de ethische principes van generositeit, gastvrijheid en tijd voor de ander vrijmaken. Hij bevrijdde ook degenen die voor die generositeit in aanmerking kwamen uit hun benarde positie en bood hen een toekomst in een eerlijk beroep. Door de directe koppeling van
theorie en praktijk bracht Ahi Evran een maatschappelijke ommekeer in Anatolië teweeg. Hij liet het niet bij de metaforen van open en gesloten deuren en hoogethische voorbeelden, maar bood ook kansen en liet mensen vanaf de grond opklimmen tot participerend burger.
De ethiek van het ‘mens worden’ die hij heeft ontworpen, is later in verschillende streken binnen verschillende groepen steeds verder uitgewerkt. De leerling werd nog niet zo zwaar belast, maar de gezel had zich al aan 124 regels van de deugdenethiek te houden. In de aanloop naar meesterschap
en tijdens de implementatie van dat meesterschap werd er al van 740 regels en goede manieren gesproken. De ethiek die op die manier werd ontwikkeld, werd vastgelegd in de Futuwwa Name – misschien te vertalen als ‘regels voor grootmoedigheid’. Het waren mengvormen van basisprincipes voor godsdienstige karaktervorming, van alle goede karaktertrekken die al binnen de Turkse volken
bekend stonden en van hetgeen plaatselijk als goede gewoonte en traditie was komen vast te staan. De godsdienstige inspiratie kwam van de Islam en bestond voornamelijk uit wat men de ilmihal, catechisatie en ’ibâdah, regels voor de geloofspraktijk kan noemen en achlâq, ethiek. Op het
gebied van algemene ethiek en sociale moraal werden leerlingen en gezellen op de volgende basisprincipes gewezen:
- Welwillend en goedaardig zijn voor je ouders en niet achterwege laten goed te doen aan andere verwanten.
- Altijd een positieve houding aannemen tegenover vrienden en buren.
- Constant zijn in de Zikr of godgedachtenis – ’s morgens en ’s avonds.
- Uiterlijk vertoon en opschepperij volkomen achterwege laten.
- Respect voor ouderen en meerderen.
- Fouten door de vingers zien en vergeven.
- Mensen die minder zijn met mededogen behandelen.
- Rechtvaardig zijn voor anderen en jezelf.
- Spreken in zachtmoedigheid en zoveel mogelijk het gezelschap van de waarheidslievenden zoeken.
- Het goede bij de ander veronderstellen.
- Goedaardig zijn en een deugdzaam voorbeeld geven.
- Eerlijk en betrouwbaar zijn in zowel je leven als je werk.
- Loyaal zijn in woord, liefde en daad.
- Weten waarover je spreekt als je spreekt.
- Geen onderscheid maken tussen de mensen tegenover wie je dienstbaar of vrijgevig bent.
- Niets terug verwachten wanneer je goed doet.
- De ander met een lachend gezicht en met vriendelijke woorden tegemoet treden.
- De ander niet in het openbaar confronteren met zijn fouten.
- Belang hechten aan vriendschap.
- Hen die u slecht behandelen goed behandelen.
- Tegen niemand in woede uitbarsten, niet roddelen of kwaadspreken en geen oor bieden aan
roddels. - Buren goed behandelen.
- Je inspannen tegenover eenieder hartelijk en oprecht te zijn.
- Andermans bezittingen respecteren.
- Tot de geduldigen en standvastigen behoren.
- Een delend, vrijgevig en gastvrij mens worden.
- Altijd de waarheid voor ogen hebben.
- Ervoor zorgen je drift te beheersen.
- De zondaar zachtmoedig behandelen.
- Geheimen bewaren.
- Naar degene toegaan die niet naar jou toekomt.
- Vrienden en familie regelmatig bezoeken.
- Uiterlijk en innerlijk, in woord en essentie, één en dezelfde zijn.
- Jezelf weerhouden van slechte woorden en handelingen.
- Zorgen voor en beschermen van degenen die aan je zorg zijn toevertrouwd.
- Bescheiden en nederig zijn als je een hoge positie bereikt, en vergeven wanneer je machtig bent en de kracht hebt te straffen.
- Wanneer je goed en vrijgevig bent geweest, daar niet aan herinneren.
Ahilik en Tasawwuf
Hoewel de visies op de verhouding tussen de Ahilik en de verschillende soefiorden uiteenlopen, zijn de opinies eensluidend als het erom gaat te verklaren dat de Ahilik zelf geen soefiorde is. De Ahi’s hebben individueel wel een relatie of zijn discipel van de Mevlevî, Bektâsjî, Qadirî, Rufâî en andere orden – daar zijn zij volkomen vrij in. Dat de Ahilik, net als de tariqa’s of soefiorden, ook een ontmoetingspunt hebben, die soms zawiya wordt genoemd; dat zich daar een ‘gevestigd hoofd van de beweging’ bevindt; dat er ook binnen die sjeiks weer van een hiërarchie sprake is; dat er een verbintenis tussen elke Ahi en de sjeik bestaat; dat er in die ontmoetingsplaatsen sprake is van vorming en training en dat er vanuit die plaatsen wordt begeleid en ondersteund – het is zonder twijfel allemaal waar.
Het belangrijkste verschil tussen de Ahilik-beweging en de soefiorden dienen we niet zozeer te zoeken in de uiterlijkheden – die vertonen inderdaad overeenkomsten –, maar in de essentie. De meeste orden zijn naar binnen gericht, gaan uit van een centraal gezag en een inspiratiebron, en van volledige overgave. Ahilik daarentegen staan midden in het leven. Voor elke verantwoordelijke Ahi is het zaak te produceren om te kunnen leven en laten leven. En hetgeen hij produceert dient te worden geproduceerd binnen de maatstaven van waarheid, rechtvaardigheid en billijkheid. Het is voor de Ahi’s geen geloof of denkwijze waarbij je jezelf met gesloten ogen overgeeft. Eerder is het een complex van waarden waarin het verstand voortdurend en in volkomen aandacht een rol speelt en waarin handwerk en ethiek hand in hand gaan.
Volgens de beroemde wereldreiziger Ibn Battuta[1] waren de Ahi’s Turkmenen die zich in Anatolië hadden gevestigd en zich over alle dorpen, provinciesteden en ook grotere steden hadden verspreid. Hij schreef dat zij hun gelijken niet kenden in het welkom heten, opvangen en zorgen voor vreemde reizigers. Daarbij zorgden ze ervoor dat die eten en onderdak kregen. Bovendien bevrijdden zij ook mensen uit de handen van struikrovers en overvallers, en haalden mensen uit benden waar zij gedwongen deel van hadden uitgemaakt.
Volgens Ibn Battuta werd er zelfs op de
Ahilik-bijeenkomsten in Bursa en Denizli gewerveld volgens de Mevlevî-gebruiken en gedanst volgens de raks-pulsatie. De
uiteenzettingen en verklaringen die tijdens de ceremonieën van het ‘gordel of sjerp ombinden’ worden gereciteerd, kunnen ook voor een vorm van zikr - godgedachtenis of psalmodiëren doorgaan.
[1] Abu Abdullah Mohammed ibn Battuta of kortweg Ibn Battuta (Tanger, 1304-Fez, 1368
of 1369) was een Berberse reiziger en auteur, afkomstig uit Tanger in het huidige Marokko.
Broederschappen in de bazaar
In de gilden waren leerlingen, gezellen en meesters
gezamenlijk dienstbaar aan één ideaal.
Voor en tijdens de urbanisatie van de moslimwereld maakte elke handelaar, elke ondernemer en elke transporteur deel uit van het gildesysteem. Iedereen – behalve hoge regeringsfunctionarissen, de legerleiding en theologen – maakte deel uit van het gilde van zijn vakgebied. Niet alleen handwerkslieden, kooplieden en ondernemers, maar bijvoorbeeld ook zangers, makelaars,
veilingmeesters, musici, verhalenvertellers, ezeldrijvers en zeelui. Het gildesysteem omvatte ook eigenaars van bedrijven buiten de bazaar, zoals stijfselfabrieken, leerlooierijen, verffabrieken en zwavelfabrieken, die vanwege de stank die ze verspreidden aan de rand van de stad stonden. Ook
bestonden er gilden voor mensen die thuis werkten of mobiel werk deden, zoals schilders, schoonmakers, waterdragers, drankverkopers, kappers, koeriers, vroedvrouwen, arbeiders die in abattoirs en ambtenaren die voor de belasting werkten. Arm of rijk, vreemdeling of inwoner – vrijwel iedereen was bij een gilde aangesloten. Kennis van de gilden werd van de ene op de andere generatie overgedragen. Wat de leden van een gilde verbond, was niet hun nationaliteit, ras of familie; de basis was het geloof in één God. Men zag het meestal ook als een plicht hiervan te getuigen. Dit deed men niet alleen met de mond, maar men gaf er uiting aan door alle handelingen in de loop van een dag. Men zag daarom geen werkelijke scheiding tussen religieuze en wereldse
activiteiten.
De gilden waren door hun sociale structuur en idealen nauw verbonden met de soefibroederschappen. Deze verwevenheid heeft voor inwijdings- en overgangsceremonieën gezorgd. Daarnaast heeft deze verbondenheid de basis gelegd voor de ethische en spirituele eisen die aan gedrag binnen en buiten het uitoefenen van een bepaalde hoge graad van vakmanschap werd gesteld. Door lid te worden van een soefiorde verbond een moslim zich met een leermeester en via hem vaak met een keten van leermeesters, die terugging tot op de profeet Mohammed.
Deze was weer verbonden met alle voorafgaande profeten tot en met Adam en uiteindelijk met de Schepper.
Als men nuttig wilde zijn voor de gemeenschap, dan hield dat in dat men eerlijk, vriendelijk en edelmoedig probeerde te zijn. Daarbij stak men graag een helpende hand uit. Dit koppelde men aan het zich ontwikkelen tot een zo goed mogelijk vakman. Een vakman kon je alleen worden als je werkte onder de bezielende leiding van een meester. Vandaar dat men moest worden ingewijd in een gilde. Elk gilde kende, net als de soefiorden, een keten van meesters, die via de eigen meester terugging tot de patroonheilige. Daarom bezaten de gilden een ideale structuur; ze waren immers, omdat ze dezelfde oorsprong hadden, met elkaar verbonden.
Over de onderlinge relatie tussen de verschillende gilden weten we dat de meesters inwijdingsceremoniën van andere dan hun eigen gilde bijwoonden. Ze verstrekten ook diploma’s aan vakmensen die uit andere steden kwamen, ze correspondeerden met andere meesters en gingen zo nu en dan bij elkaar op bezoek. Op deze manier ontstond er een grotere eenheid tussen de
steden. Ook was men hierdoor in staat de eisen die werden gesteld aan vakmanschap en schoonheid op te voeren. Ook werd er een grotere uniformiteit in beoordeling en beloning daarvan bereikt.
De eerste kennismaking van een jongeman met zijn vak gebeurde op het moment dat een meester hem in zijn werkplaats toeliet. In het gezelschap van andere gildeleden werd dan soera Fatiha, het eerste hoofdstuk van de Koran, gereciteerd. Daarna zei men dat de leerling de eerste deur van zijn gilde had gepasseerd. Gedurende een aantal jaar ontving de leerling geen loon. Zijn familie troostte zich met de gedachte dat hij bij een meester een vak leerde en dat hij via zijn gilde deel ging uitmaken van de gemeenschap. Pas nadat hij een bepaalde inwijding had ondergaan, mocht de leerling een eigen winkel beginnen.
Wanneer een leerling er blijk van gaf dat hij het vak, dat hij vanaf zijn jeugd beoefend had, meester was, dan probeerden andere gildeleden de meester ervan te overtuigen dat hij rijp was voor de bewuste initiatie. De meester nam meestal een afwachtende houding aan, zonder de leerling te
ontmoedigen. Hij zei dan dingen als: ‘Hij doet het goed, maar het is nog niet de juiste tijd.’ Of: ‘Die knaap heeft alles in zich om een goed vakman te worden, maar hij moet nog leren epibreren.’ Hij bedoelde hiermee: ‘Zorg ervoor dat je ijverig en geconcentreerd je werk blijft doen!’ Op het moment dat de meester vond dat het moment van inwijding was aangebroken, gaf hij aan de marktmeester
opdracht om de leerling een groene twijg basilicum te geven. De leerling nam deze twijg vol dankbaarheid aan, kuste de tak en bracht deze vol respect naar zijn voorhoofd. De meester noteerde zijn naam en in het geval van een gezamenlijke inwijding, ook de namen van de anderen. Daarna stelde hij de datum van de initiatie vast. De marktmeester nodigde belangrijke leden van het gilde
uit en ook buitenstaanders, als hun aanwezigheid zin had.
Volgens Ibn Battuta werd er zelfs op de
Ahilik-bijeenkomsten in Bursa en Denizli gewerveld volgens de Mevlevî-gebruiken en gedanst volgens de raks-pulsatie. De
uiteenzettingen en verklaringen die tijdens de ceremonieën van het ‘gordel of sjerp ombinden’ worden gereciteerd, kunnen ook voor een vorm van zikr - godgedachtenis of psalmodiëren doorgaan.
[1] Abu Abdullah Mohammed ibn Battuta of kortweg Ibn Battuta (Tanger, 1304-Fez, 1368
of 1369) was een Berberse reiziger en auteur, afkomstig uit Tanger in het huidige Marokko.
Broederschappen in de bazaar
In de gilden waren leerlingen, gezellen en meesters
gezamenlijk dienstbaar aan één ideaal.
Voor en tijdens de urbanisatie van de moslimwereld maakte elke handelaar, elke ondernemer en elke transporteur deel uit van het gildesysteem. Iedereen – behalve hoge regeringsfunctionarissen, de legerleiding en theologen – maakte deel uit van het gilde van zijn vakgebied. Niet alleen handwerkslieden, kooplieden en ondernemers, maar bijvoorbeeld ook zangers, makelaars,
veilingmeesters, musici, verhalenvertellers, ezeldrijvers en zeelui. Het gildesysteem omvatte ook eigenaars van bedrijven buiten de bazaar, zoals stijfselfabrieken, leerlooierijen, verffabrieken en zwavelfabrieken, die vanwege de stank die ze verspreidden aan de rand van de stad stonden. Ook
bestonden er gilden voor mensen die thuis werkten of mobiel werk deden, zoals schilders, schoonmakers, waterdragers, drankverkopers, kappers, koeriers, vroedvrouwen, arbeiders die in abattoirs en ambtenaren die voor de belasting werkten. Arm of rijk, vreemdeling of inwoner – vrijwel iedereen was bij een gilde aangesloten. Kennis van de gilden werd van de ene op de andere generatie overgedragen. Wat de leden van een gilde verbond, was niet hun nationaliteit, ras of familie; de basis was het geloof in één God. Men zag het meestal ook als een plicht hiervan te getuigen. Dit deed men niet alleen met de mond, maar men gaf er uiting aan door alle handelingen in de loop van een dag. Men zag daarom geen werkelijke scheiding tussen religieuze en wereldse
activiteiten.
De gilden waren door hun sociale structuur en idealen nauw verbonden met de soefibroederschappen. Deze verwevenheid heeft voor inwijdings- en overgangsceremonieën gezorgd. Daarnaast heeft deze verbondenheid de basis gelegd voor de ethische en spirituele eisen die aan gedrag binnen en buiten het uitoefenen van een bepaalde hoge graad van vakmanschap werd gesteld. Door lid te worden van een soefiorde verbond een moslim zich met een leermeester en via hem vaak met een keten van leermeesters, die terugging tot op de profeet Mohammed.
Deze was weer verbonden met alle voorafgaande profeten tot en met Adam en uiteindelijk met de Schepper.
Als men nuttig wilde zijn voor de gemeenschap, dan hield dat in dat men eerlijk, vriendelijk en edelmoedig probeerde te zijn. Daarbij stak men graag een helpende hand uit. Dit koppelde men aan het zich ontwikkelen tot een zo goed mogelijk vakman. Een vakman kon je alleen worden als je werkte onder de bezielende leiding van een meester. Vandaar dat men moest worden ingewijd in een gilde. Elk gilde kende, net als de soefiorden, een keten van meesters, die via de eigen meester terugging tot de patroonheilige. Daarom bezaten de gilden een ideale structuur; ze waren immers, omdat ze dezelfde oorsprong hadden, met elkaar verbonden.
Over de onderlinge relatie tussen de verschillende gilden weten we dat de meesters inwijdingsceremoniën van andere dan hun eigen gilde bijwoonden. Ze verstrekten ook diploma’s aan vakmensen die uit andere steden kwamen, ze correspondeerden met andere meesters en gingen zo nu en dan bij elkaar op bezoek. Op deze manier ontstond er een grotere eenheid tussen de
steden. Ook was men hierdoor in staat de eisen die werden gesteld aan vakmanschap en schoonheid op te voeren. Ook werd er een grotere uniformiteit in beoordeling en beloning daarvan bereikt.
De eerste kennismaking van een jongeman met zijn vak gebeurde op het moment dat een meester hem in zijn werkplaats toeliet. In het gezelschap van andere gildeleden werd dan soera Fatiha, het eerste hoofdstuk van de Koran, gereciteerd. Daarna zei men dat de leerling de eerste deur van zijn gilde had gepasseerd. Gedurende een aantal jaar ontving de leerling geen loon. Zijn familie troostte zich met de gedachte dat hij bij een meester een vak leerde en dat hij via zijn gilde deel ging uitmaken van de gemeenschap. Pas nadat hij een bepaalde inwijding had ondergaan, mocht de leerling een eigen winkel beginnen.
Wanneer een leerling er blijk van gaf dat hij het vak, dat hij vanaf zijn jeugd beoefend had, meester was, dan probeerden andere gildeleden de meester ervan te overtuigen dat hij rijp was voor de bewuste initiatie. De meester nam meestal een afwachtende houding aan, zonder de leerling te
ontmoedigen. Hij zei dan dingen als: ‘Hij doet het goed, maar het is nog niet de juiste tijd.’ Of: ‘Die knaap heeft alles in zich om een goed vakman te worden, maar hij moet nog leren epibreren.’ Hij bedoelde hiermee: ‘Zorg ervoor dat je ijverig en geconcentreerd je werk blijft doen!’ Op het moment dat de meester vond dat het moment van inwijding was aangebroken, gaf hij aan de marktmeester
opdracht om de leerling een groene twijg basilicum te geven. De leerling nam deze twijg vol dankbaarheid aan, kuste de tak en bracht deze vol respect naar zijn voorhoofd. De meester noteerde zijn naam en in het geval van een gezamenlijke inwijding, ook de namen van de anderen. Daarna stelde hij de datum van de initiatie vast. De marktmeester nodigde belangrijke leden van het gilde
uit en ook buitenstaanders, als hun aanwezigheid zin had.
De Koran dient een aanklacht in tegen de mensen die anderen tekort doen en moedigt aan met ons hart op de weegschaal te handelen en de zwakken en allerarmsten niet tekort te doen wanneer we wegen en meten:
Te beklagen zijn degenen die anderen tekort doen.
Wanneer zij voor zichzelf wegen nemen zij de volle
maat, maar wanneer ze voor anderen meten of wegen, geven ze te weinig.
(…)
Nee, hetgeen zij verdienen heeft zich als roest aan hun harten gehecht. (Het doorgaan met oplichterij en corruptie heeft hen langzamerhand gewetenloos gemaakt). (Koran, soera 83:1-3 en14).
Symbolische handelingen
De gilden hadden vaak geen eigen gebouwen en men hield daarom de plechtigheid in een van de tuinen van de stad of in een huis van een van de gildebroeders. Aan het begin van de ceremonie werd de kandidaat, die zijn handen plechtig voor zijn borst gevouwen hield, door de marktmeester naar een groen tapijt geleid, dat in het midden van het gezelschap lag uitgerold.
Vervolgens gaf de ceremoniemeester – de tweede man van het gilde – aan de marktmeester de
opdracht om hardop soera Fatiha te reciteren, terwijl eenieder op de grond ging zitten luisteren met zijn benen onder zich gevouwen. Nadat de Fatiha door iedereen was gelezen kwam de ceremoniemeester naar voren en bracht de waardigheidstekens aan. Meestal een gordel of een sjerp of iets dergelijks. De kandidaat moest zijn handen boven zijn hoofd vouwen, terwijl de ceremoniemeester de sjerp om het middel, de benen en de enkels van de kandidaat wikkelde. Hij
maakte er drie knopen in: één ter ere van de meester van het gilde, één ter ere van zijn eigen meester en één ter ere van de marktmeester. Het hoofd van het gilde mocht de eerste knoop losmaken, opdat de leerling zou weten dat hij aan hem gehoorzaamheid verschuldigd was. De tweede knoop werd door zijn eigen meester losgemaakt om hem eraan te herinneren aan wie hij zijn vakmanschap dankte. De marktmeester maakte de derde knoop los. Deze knopen symboliseerden tevens de band die de nieuw ingewijdene met de andere leden van het gilde
had. Deze beschouwden hem vanaf dat moment als hun broeder. Nadat de drie knopen
waren losgemaakt, wees de ceremoniemeester een van de aanwezige meesters als patroon aan voor het nieuwe lid. Vrijwel altijd was dit de eigen meester van de ingewijde vakbroeder, maar in principe kon iedere andere gildemeester worden gekozen. De patroon droeg vanaf dat moment de
algehele verantwoordelijkheid voor de ontwikkeling en het gedrag van de nieuweling.
Het gildeprotocol
Vervolgens gaf de meester van het gilde aan het toegetreden lid het volgende advies: ‘Je moet weten, mijn zoon, dat elk gilde een vertrouwenspositie inneemt op het gebied van geld en eigendom van anderen. We kunnen een grote invloed uitoefenen op het leven van anderen. Je dient je
vakmanschap als jouw eigendom te beschouwen en dat mag je met alle mogelijke middelen
beschermen. Als je geld ontvangt van derden, zorg er dan voor dat je het geschonken vertrouwen nooit beschaamt. Wees altijd solidair met de leden van je gilde. Weet dat we je ter verantwoording zullen roepen indien je je gildebroeders ontrouw zou zijn!’ Daarna richtte hij zich tot de andere
aanwezigen en vroeg hen: ‘Wat vinden jullie hiervan, broeders, meesters of vakmensen? Is deze man het waardig om een vakman te worden?’ Daarop antwoordden zij meestal: ‘Ja, hij verdient het.’ Daarna kwam de patroon naar voren om de plechtige eden af te nemen. Hij ging recht tegenover zijn beschermeling staan. Beiden bogen zich voorover tot hun rechterknie de grond raakte. Zij raakten elkaar ook met de linkerknie aan en hielden elkaar met de rechterduim vast. De
meester nam vervolgens de rechterhand van de ander in zijn rechterhand, waarbij ze duim en wijsvinger tegen die van de ander drukten. Terwijl dit gebeurde, bedekte de marktmeester beider handen met een doek, zodat buitenstaanders niet konden zien wat voor tekens die twee uitwisselden. Hierop zei de patroon tegen de postulant: ‘Zweer bij Allah en Zijn profeet dat je nooit je broeders van het gilde zult verraden en dat je nooit afbreuk zult doen aan je vak.’ Dat deed de
postulant. Daarna leidde de marktmeester de postulant, die nu de sjerp over zijn schouder droeg, in
het rond, opdat hij door eenieder in zijn nieuwe waardigheid erkend kon worden en hij van iedereen felicitaties in ontvangst kon nemen. Soms volgen dan nog allerlei andere ceremonieën, die in wezen dezelfde betekenis hebben: inwijding en vertrouwen.
Na afloop van de inwijding nam eenieder deel aan een eenvoudig maal, de Tamliha genaamd. Dit
betekent ‘zout maken’. Zout had namelijk een bijzondere en symbolische waarde voor de gilden, niet alleen omdat het een band schiep met degenen die het met elkaar deelden, maar vooral omdat de vaklui als ‘het zout van de bazaar’ bekend stonden. Daarmee wordt ondermeer bedoeld dat
zij hun dagelijks brood verdienden door hard te werken en door geduldig te zijn.
Maar ook en vooral sloeg het op de wijze woorden waarmee zij hun dagelijkse werk begeleidden.
Een vakman kon tot de rang van ‘meester’ opklimmen wanneer hij een speciale proeve van
bekwaamheid kon afleggen. Het gemaakte werkstuk werd dan ter beoordeling aan een commissie voorgelegd, waarna werd besloten of hij al dan niet voor promotie in aanmerking kwam. Soms verzocht men zo’n vakman om het beste te laten zien dat hij de afgelopen tijd had gemaakt. Dit meesterwerk werd door de commissie beoordeeld en als men er gebreken in ontdekte, werd de
promotie uitgesteld. Het gilde moest immers aan zijn reputatie denken en daarom werden er hoge maatstaven aangelegd en gehandhaafd om de werkstukken te beoordelen. De meesters die een
invloedrijke positie hadden weten te verkrijgen, werden ouderlingen of notabelen genoemd. Zij assisteerden de meester van het gilde bij zijn werkzaamheden en hielpen de marktmeester om orde en gezag te handhaven in de bazaars. Zij stonden bekend om hun gewetensvolle gedrag en hun hoge
morele kwaliteiten. Zij kenden de gildeaangelegenheden van binnen en van buiten.
Ahi’s kenmerkende eigenschappen
Hieronder een korte samenvatting van een vrijdagspreek in de Merkez Selimiye Moskee over de kenmerkende eigenschappen binnen de Ahilik.
Geachte moslims!
Ahilik is de naam van een organisatie die zijn wortels in Anatolië heeft. Vanuit het islamitische begrip Futuwwa heeft zij zich hier voorgoed gevestigd. De beweging is in de 13e eeuw begonnen en heeft in de 21e eeuw nog in heel Anatolië invloed. Van zo’n beweging wordt niet verwacht dat
er ooit concessies aan haar essentie zullen worden gedaan, omdat die bestaat uit verdraagzaamheid, eerlijkheid en oprechtheid. Ahilik resulteert ook in gemeenschapszin – Futuwwa vormt zo
ongeveer de grondwet van de Ahilik en bepaalt zowel de hiërarchie als het gedrag en de houding van de Ahi’s.
De spirituele vorming van de Ahi’s, in grote meerderheid middenstanders, handwerkslieden en zakenlieden, is vooral gebaseerd op de woorden van Ahi Evran Veli, die zijn afgeleid uit de Koran en het navolgenswaardige voorbeeld van de profeet.
Eerwaarde broeders!
De leden van de Ahilik maken deel uit van een organisatie waarvan de naam betekent dat die zich richt op de Koran en het voorbeeld van de profeet. Iedereen weet dat een Ahi een vrijgevige hand, een open deur en een gastvrije tafel heeft. Van al het schadelijke en verbodene dient hij met zijn hand, tong en onder de gordel af te zien. Hij dient niemand schade toe te brengen en zijn naaste
goed te doen. Zoals de profeet heeft gezegd: ‘Laat hij die in Allah en de Laatste Dag gelooft zijn buur niet benadelen, zijn gast gastvrij ontvangen en het goede zeggen of zwijgen.’ Ook heeft hij gezegd dat Allah ervan houdt dat als iemand van u iets doet, hij het goed en gewetensvol doet. Een Ahi
verkiest zijn broeder boven zichzelf; dat wat hij voor zichzelf wenst, wenst hij eerst voor zijn broeder. Daartoe moedigt de Koran als volgt aan: ‘Zij voelen geen behoefte in hun hart aan hetgeen hen wordt gegeven, zij geven aan anderen de voorkeur boven zichzelf, al verkeren zij zelf in armoede.’ (59:9).
‘Laat hij die komt geluk ontvangen, en laat hij die gaat in vrede gaan.’
Hieronder een korte samenvatting van een vrijdagspreek in de Merkez Selimiye Moskee over de kenmerkende eigenschappen binnen de Ahilik.
Geachte moslims!
Ahilik is de naam van een organisatie die zijn wortels in Anatolië heeft. Vanuit het islamitische begrip Futuwwa heeft zij zich hier voorgoed gevestigd. De beweging is in de 13e eeuw begonnen en heeft in de 21e eeuw nog in heel Anatolië invloed. Van zo’n beweging wordt niet verwacht dat
er ooit concessies aan haar essentie zullen worden gedaan, omdat die bestaat uit verdraagzaamheid, eerlijkheid en oprechtheid. Ahilik resulteert ook in gemeenschapszin – Futuwwa vormt zo
ongeveer de grondwet van de Ahilik en bepaalt zowel de hiërarchie als het gedrag en de houding van de Ahi’s.
De spirituele vorming van de Ahi’s, in grote meerderheid middenstanders, handwerkslieden en zakenlieden, is vooral gebaseerd op de woorden van Ahi Evran Veli, die zijn afgeleid uit de Koran en het navolgenswaardige voorbeeld van de profeet.
Eerwaarde broeders!
De leden van de Ahilik maken deel uit van een organisatie waarvan de naam betekent dat die zich richt op de Koran en het voorbeeld van de profeet. Iedereen weet dat een Ahi een vrijgevige hand, een open deur en een gastvrije tafel heeft. Van al het schadelijke en verbodene dient hij met zijn hand, tong en onder de gordel af te zien. Hij dient niemand schade toe te brengen en zijn naaste
goed te doen. Zoals de profeet heeft gezegd: ‘Laat hij die in Allah en de Laatste Dag gelooft zijn buur niet benadelen, zijn gast gastvrij ontvangen en het goede zeggen of zwijgen.’ Ook heeft hij gezegd dat Allah ervan houdt dat als iemand van u iets doet, hij het goed en gewetensvol doet. Een Ahi
verkiest zijn broeder boven zichzelf; dat wat hij voor zichzelf wenst, wenst hij eerst voor zijn broeder. Daartoe moedigt de Koran als volgt aan: ‘Zij voelen geen behoefte in hun hart aan hetgeen hen wordt gegeven, zij geven aan anderen de voorkeur boven zichzelf, al verkeren zij zelf in armoede.’ (59:9).
‘Laat hij die komt geluk ontvangen, en laat hij die gaat in vrede gaan.’
De Ombudsman
Redmiddel tegen onethisch handelen
Galib Demir vraagt zich in zijn boek Ombudsman araniyor af: ‘Is er een toezicht houdende instantie voor het publieke domein nodig?’ Hij vervolgt: ‘In Turkije is na langdurig overleg aan het licht gekomen dat er behoefte bestaat aan een dergelijke instantie. Daarnaast moeten we vaststellen dat we nog niet over voldoende informatie beschikken over de invulling die we aan zo’n instantie
moeten geven. Dit komt vooral voort uit de onbekendheid met het begrip Ombudsman. Een zekere Bekir Coskun veronderstelde, met de intentie ons te amuseren en een beetje te laten lachen, en het onderwerp in een plezierige sfeer te brengen, onder het kopje Ombudsman dat het een van onze onbegrijpelijke woorden is. Het is voor onze gemeenschap nu eenmaal een nieuw woord. Wanneer we een aantal dagen geleden “Ombudsman!” hadden geschreeuwd tegen iemand die op onze tenen trapte, zou die hebben geroepen: “Dat ben je zelf!!”[1]
Maar ondertussen zijn we het te weten gekomen: het betekent zoiets als zeer geachte, gerespecteerde, rechtschapen hoofdscheidsrechter. Blijft alleen over hoe we het woord dienen uit te spreken: Ombudmen, Ombusman, ambulansmen... Eigenlijk wilde hij duidelijk maken dat hij het maar een 'importbegrip' vond en naar een 'echt Turks' woord zocht.
Maar toen eenmaal duidelijk werd dat we met het woord Ombudsman in het Turks bedoelen te zeggen: Toezichthouder op de overheid, Openbare scheidsrechter, Bewaker van de
volksbelangen, Bemiddelaar.. begon men zich meer informatie over het instituut Ombudsman eigen te maken.
In plaats van ons af te vragen of er in Turkije een ombudsman nodig is dienen wij grondig te bestuderen waarom er nog geen instantie bestaat met deze taak. Dat wil zeggen de taak van bemiddelaar tussen de staat en het volk, advocaat van het volk, bewaker van het volk.
Een dergelijke instantie bestond al in de Turkse geschiedenis. Turkije had al een Ombudsman die Halk Savuncu, of volksverdediger werd genoemd. Deze had zoveel invloed en gezag dat hij onrechtvaardige beslissingen van de overheid kon tegenhouden. Op deze manier werd volgens de voorwaarden van recht en wet, voor eenieder gerechtigheid verwezenlijkt. De nu nogal simpel lijkende toepassingen in het verleden zijn inderdaad simpel maar daarmee ook zeer doeltreffend. Vandaag de dag dienen zich vanwege de bureaucratisering en nieuwe technologische
ontwikkelingen een aantal buitengewoon ingewikkelde vraagstukken aan. Maar dat mag niet in de weg staan dat de bevolking deze vernieuwingen en complicaties met het recht en rechtvaardigheid aan haar zijde tegemoet moet kunnen treden. Deze problemen dient men met nog te ontwikkelen
toepasselijke mechanismen de baas te worden.
Wat is een ombudsman?
Bij het aanstellen van een ombudsman gaat men ervan uit dat iedereen voor zijn recht moet kunnen opkomen. Een ombudsman of ombudsvrouw is een onpartijdige klachtbehandelaar die desgevraagd of ongevraagd onderzoek verricht naar de behoorlijkheid van gedragingen van overheden of van particuliere instellingen en bedrijven. Het woord ombudsman stamt uit het Zweeds, waarin het vertegenwoordiger betekent. Het komt oorspronkelijk van het Oudnoords umbuds man. Het eerste Zweedse gebruik dateert uit 1552. Het woord betekent letterlijk ‘hij die opkomt voor een ander’. In de oorspronkelijke betekenis is een ombudsman een onafhankelijke functionaris benoemd door het Parlement.
Ook in België is de ombudsman iemand die speciaal aangesteld is om te bemiddelen bij klachten en aanbevelingen te formuleren om de herhaling van fouten en gebreken te voorkomen. Eenieder kan
zich tot hem richten wanneer u zich onheus behandeld voelt door een overheidsdienst of een privé-organisatie. Er zijn ombudsmannen voor de overheidsdiensten van de federale staat, de gewesten, de gemeenschappen en sommige steden en gemeenten. Ook bij sommige openbare bedrijven, in
privé-sectoren of –organisaties is er een ombudsman aangesteld.
Sommige vrouwelijke ombudsmannen noemen zich ombudsvrouw. Wij gebruiken hier altijd het
woord ombudsman. Natuurlijk slaat de tekst zowel op de ombudsvrouw als de ombudsman. Onze enige bedoeling is vervelende tekstconstructies vermijden.
De Ombudsman biedt juridische informatie en hulpmateriaal over:
De rechter is onpartijdig. Dat lijkt nogal vanzelfsprekend, en vrouw Justitia wordt ook altijd met blinddoek afgebeeld, maar waar vind je boven alle partijen verheven rechters en wie van ons heeft zich wel eens in de positie van een rechter verplaatst? Ook in Nederland bestaat op dit moment in verhouding nogal veel kritiek op de rechterlijke macht.
Vanuit de Ahilik ethiek drong men erop aan dat de rechter de betrokken partijen volkomen gelijk behandelt. Dat betekent ook dat men let op de intonatie en stemverheffing og hoogte waarmee de rechter spreekt Tijdens een rechtszaak mag de rechter geen uitnodigingen van een van de partijen aanvaarden om samen overleggen tijdens een etentje of thee te drinken. Geen contact. De rechter mag geen onderscheid maken: dus niet discrimineren tussen rijk en arm, moslim of niet-moslim.,
De rechter zorgt ervoor een kruis en een bijbel bij de hand te hebben, opdat mensen daarop kunnen zweren. Joden zwoeren op de Tora of Tenach, Christenen op het kruis, soms door het te kussen. De rechter doet zijn best de rechtszaak in de kortst mogelijke periode af te ronden. De rechtszaak is altijd openbaar. De arbeidsperiode van een rechter was vroeger drie en later vier jaar. Er werd voor gezorgd dat hij voldoende salaris kreeg zoom daarmee omkoping, steekpenningen of andere vormen van corruptie te voorkomen. De rechter was daarmee onafhankelijk maar niet geheel zonder controle. In het bijzonder waren het de Ahi Verenigingsvoorzitters die deze taak op zich namen. Indien er iets niet volgens de regels verliep deed men daar mededeling van in het openbaar
waardoor de rechterlijke macht te maken kreeg met de publieke opinie. Dit was ook na Sultan Fatih Mohammed nog van toepassing Hiermee wist men de klachten van het volk tot aanvaardbare proporties terug te dringen. Men kan de invloed van de toepassing van de Ahilik ethiek niet ontkennen, zeker niet nadat die structureel was geworden.
[1] Bekir Coskun, Hürriyet 2 eylül 2000
Redmiddel tegen onethisch handelen
Galib Demir vraagt zich in zijn boek Ombudsman araniyor af: ‘Is er een toezicht houdende instantie voor het publieke domein nodig?’ Hij vervolgt: ‘In Turkije is na langdurig overleg aan het licht gekomen dat er behoefte bestaat aan een dergelijke instantie. Daarnaast moeten we vaststellen dat we nog niet over voldoende informatie beschikken over de invulling die we aan zo’n instantie
moeten geven. Dit komt vooral voort uit de onbekendheid met het begrip Ombudsman. Een zekere Bekir Coskun veronderstelde, met de intentie ons te amuseren en een beetje te laten lachen, en het onderwerp in een plezierige sfeer te brengen, onder het kopje Ombudsman dat het een van onze onbegrijpelijke woorden is. Het is voor onze gemeenschap nu eenmaal een nieuw woord. Wanneer we een aantal dagen geleden “Ombudsman!” hadden geschreeuwd tegen iemand die op onze tenen trapte, zou die hebben geroepen: “Dat ben je zelf!!”[1]
Maar ondertussen zijn we het te weten gekomen: het betekent zoiets als zeer geachte, gerespecteerde, rechtschapen hoofdscheidsrechter. Blijft alleen over hoe we het woord dienen uit te spreken: Ombudmen, Ombusman, ambulansmen... Eigenlijk wilde hij duidelijk maken dat hij het maar een 'importbegrip' vond en naar een 'echt Turks' woord zocht.
Maar toen eenmaal duidelijk werd dat we met het woord Ombudsman in het Turks bedoelen te zeggen: Toezichthouder op de overheid, Openbare scheidsrechter, Bewaker van de
volksbelangen, Bemiddelaar.. begon men zich meer informatie over het instituut Ombudsman eigen te maken.
In plaats van ons af te vragen of er in Turkije een ombudsman nodig is dienen wij grondig te bestuderen waarom er nog geen instantie bestaat met deze taak. Dat wil zeggen de taak van bemiddelaar tussen de staat en het volk, advocaat van het volk, bewaker van het volk.
Een dergelijke instantie bestond al in de Turkse geschiedenis. Turkije had al een Ombudsman die Halk Savuncu, of volksverdediger werd genoemd. Deze had zoveel invloed en gezag dat hij onrechtvaardige beslissingen van de overheid kon tegenhouden. Op deze manier werd volgens de voorwaarden van recht en wet, voor eenieder gerechtigheid verwezenlijkt. De nu nogal simpel lijkende toepassingen in het verleden zijn inderdaad simpel maar daarmee ook zeer doeltreffend. Vandaag de dag dienen zich vanwege de bureaucratisering en nieuwe technologische
ontwikkelingen een aantal buitengewoon ingewikkelde vraagstukken aan. Maar dat mag niet in de weg staan dat de bevolking deze vernieuwingen en complicaties met het recht en rechtvaardigheid aan haar zijde tegemoet moet kunnen treden. Deze problemen dient men met nog te ontwikkelen
toepasselijke mechanismen de baas te worden.
Wat is een ombudsman?
Bij het aanstellen van een ombudsman gaat men ervan uit dat iedereen voor zijn recht moet kunnen opkomen. Een ombudsman of ombudsvrouw is een onpartijdige klachtbehandelaar die desgevraagd of ongevraagd onderzoek verricht naar de behoorlijkheid van gedragingen van overheden of van particuliere instellingen en bedrijven. Het woord ombudsman stamt uit het Zweeds, waarin het vertegenwoordiger betekent. Het komt oorspronkelijk van het Oudnoords umbuds man. Het eerste Zweedse gebruik dateert uit 1552. Het woord betekent letterlijk ‘hij die opkomt voor een ander’. In de oorspronkelijke betekenis is een ombudsman een onafhankelijke functionaris benoemd door het Parlement.
Ook in België is de ombudsman iemand die speciaal aangesteld is om te bemiddelen bij klachten en aanbevelingen te formuleren om de herhaling van fouten en gebreken te voorkomen. Eenieder kan
zich tot hem richten wanneer u zich onheus behandeld voelt door een overheidsdienst of een privé-organisatie. Er zijn ombudsmannen voor de overheidsdiensten van de federale staat, de gewesten, de gemeenschappen en sommige steden en gemeenten. Ook bij sommige openbare bedrijven, in
privé-sectoren of –organisaties is er een ombudsman aangesteld.
Sommige vrouwelijke ombudsmannen noemen zich ombudsvrouw. Wij gebruiken hier altijd het
woord ombudsman. Natuurlijk slaat de tekst zowel op de ombudsvrouw als de ombudsman. Onze enige bedoeling is vervelende tekstconstructies vermijden.
De Ombudsman biedt juridische informatie en hulpmateriaal over:
- Arbeid & pensioen
- Jeugd & onderwijs
- Gezondheid & zorg
- Energie & wonen
- Geld & bankzaken
- Reizen &
vervoer - Telecommunicatie
- Verzekeren & schade
- Koop & garantie
De rechter is onpartijdig. Dat lijkt nogal vanzelfsprekend, en vrouw Justitia wordt ook altijd met blinddoek afgebeeld, maar waar vind je boven alle partijen verheven rechters en wie van ons heeft zich wel eens in de positie van een rechter verplaatst? Ook in Nederland bestaat op dit moment in verhouding nogal veel kritiek op de rechterlijke macht.
Vanuit de Ahilik ethiek drong men erop aan dat de rechter de betrokken partijen volkomen gelijk behandelt. Dat betekent ook dat men let op de intonatie en stemverheffing og hoogte waarmee de rechter spreekt Tijdens een rechtszaak mag de rechter geen uitnodigingen van een van de partijen aanvaarden om samen overleggen tijdens een etentje of thee te drinken. Geen contact. De rechter mag geen onderscheid maken: dus niet discrimineren tussen rijk en arm, moslim of niet-moslim.,
De rechter zorgt ervoor een kruis en een bijbel bij de hand te hebben, opdat mensen daarop kunnen zweren. Joden zwoeren op de Tora of Tenach, Christenen op het kruis, soms door het te kussen. De rechter doet zijn best de rechtszaak in de kortst mogelijke periode af te ronden. De rechtszaak is altijd openbaar. De arbeidsperiode van een rechter was vroeger drie en later vier jaar. Er werd voor gezorgd dat hij voldoende salaris kreeg zoom daarmee omkoping, steekpenningen of andere vormen van corruptie te voorkomen. De rechter was daarmee onafhankelijk maar niet geheel zonder controle. In het bijzonder waren het de Ahi Verenigingsvoorzitters die deze taak op zich namen. Indien er iets niet volgens de regels verliep deed men daar mededeling van in het openbaar
waardoor de rechterlijke macht te maken kreeg met de publieke opinie. Dit was ook na Sultan Fatih Mohammed nog van toepassing Hiermee wist men de klachten van het volk tot aanvaardbare proporties terug te dringen. Men kan de invloed van de toepassing van de Ahilik ethiek niet ontkennen, zeker niet nadat die structureel was geworden.
[1] Bekir Coskun, Hürriyet 2 eylül 2000