ادين بدين الحب انى توجهت ركائبه فالحب ديني وأيماني ـ ابن عربي
Je crois en la religion de l'amour, où que se dirigent ses caravanes, car l'amour est ma religion et ma foi.
I believe in the religion of love, wherever its stages may go, as love is my religion and faith.
Ich folg der Religion der Liebe, wohin auch immer ihre Karawane zieht, denn Liebe ist mir Religion und Glaube.
Creo en la religion del amor, adonte se dirigen sus caravanas, pues el amor es mi religion y mi fe.
Credo nella religione dell'amore, ovunque si dirigano le sue carovane, poiché l'amore è la mia religione e la mia fede.
Ik geloof in de religie van de liefde, waarheen ook haar karavanen mogen gaan, want de liefde is mijn religie en mijn geloof.
(Ibn Arabi , XIIIe s.) calligraphie © Hassan Massoudy
Sommige Arabische landen hebben een (schijn) lente meegemaakt. Turkije lijkt steeds meer op een winter af te stevenen. Mijn gebed en mijn medeleven gaan uit naar alle inwoners van Turkije. Erkennen van pluriformiteit en diversiteit kan Turkije tot grotere bloei brengen. Een volkomen uniform geheel werkt verstikkend en leidt tot doodlopende straten en braindrain.
Sinds Kaïn en Abel is geweldloosheid een item op de wereldagenda
Wanneer je als moslim het woord geweldloosheid in je mond neemt of durft op te schrijven, hebben je gesprekspartners een maandje therapie nodig om hun wereldbeeld bij te stellen. De islam is Kaïn en de rest van de wereld is Abel. Er waren geen moslimvieringen op de dag van geweldloosheid afgelopen 2 oktober. Het is dan ook de geboortedag van Mahatma Gandhi en niet van Osama bin Laden. Toch heeft bij het uitroepen van zo’n bijzondere dag een moslima een rol gespeeld. In januari 2004 lanceerde Nobelprijswinnares Shirin Ebadi het voorstel voor ‘an International Day of Non-Violence’. Sonia Gandhi en aartsbischop Desmond Tutu namen het initiatief voor een conferentie waar de resolutie werd aanvaard om de Verenigde Naties op te roepen om het idee te adopteren. Shirin Ebadi ontving de Nobelprijs in 2003 voor haar werk voor democratie en mensenrechten. Haar focus lag vooral op de problemen rondom de rechten van vrouwen en kinderen.Op 15 juni 2007 heeft de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (VN) gestemd voor het besluit om 2 oktober als Internationale Dag van de geweldloosheid uit te roepen. In hun resolutie vragen zij van alle leden van de VN om 2 oktober op passende wijze te herdenken en de boodschap van geweldloosheid, mede door middel van onderwijs en publieke bewustwordingscampagnes, te verspreiden.
Enkele dagen voordat het Nobelcomité de prijs voor de vrede van 2013 bekend maakte, begreep de wereld wie de extreme tegenhangers van de persoon of instelling zijn die deze prijs in ontvangst zou nemen. We hebben toen begrepen wie de grote tegenstanders van vrede en rechtvaardigheid en de grootste lafaards op deze planeet vandaag zijn. Er is een harde strijd geleverd tussen de verschillende partijen, maar de titel gaat naar de mannen die een bestelwagen overvielen die op een dinsdag in Pakistan meisjes van school naar huis bracht. Zij vroegen naar één speciaal meisje van veertien jaar oud. En schoten haar in het hoofd. Dit zijn de allerlafste, meest minderwaardige mensen op aarde; de leden van de Taliban. Zij denken dappere strijders te zijn, met hun dikke zwarte baarden, hun primitieve gevaarlijke wapens en fanatieke uitdrukking op hun gezichten. Maar hun acties spreken duidelijker taal: de Taliban zijn doodsbang voor een meisje van veertien met de naam Malala Yousufzai. Waarom zij dat zijn? Vooral omdat Malala niet bang is voor hen.
Een maand voordat we konden gaan denken over de viering van 2 oktober, eindigden de Shabaab op een goede tweede plaats op de lijst van terreur en lafheid. Zoals u zich zult herinneren – liever vergeten we het – pleegde de Somalische terroristische organisatie al-Shabaab vorige maand een terreuraanslag in een winkelcentrum in Nairobi, Kenia, waarbij zeker 67 mensen om het leven kwamen. Al-Shabaab heeft delen van het zuiden van Somalië in handen waar het een eigen en extreme versie van de sharia heeft ingevoerd. Dé sharia bestaat niet. Op elke plek ter wereld wordt iets anders sharia genoemd. Wat door mensen als de Taliban en de Shabaab sharia wordt genoemd is terreurgereedschap om mensen te kunnen onderdrukken en medeplichtig te maken.
Bestaat er binnen de leer van de islam een beetje samenhangend idee over geweldloosheid? Het lijkt onbegonnen werk om in deze tijd de vanzelfsprekendheid waarmee ‘de islam’ en ‘de moslims’ als inherent aan geweld worden aangeklaagd te weerleggen. Je zult dan minstens met daden moeten komen want elk geneuzel over de betekenis van islam als vrede wordt al enige tijd automatisch van tafel geveegd. Het is een vreemde naam voor een boek over geweldloosheid in de islam Searching for a King, maar Jeffry Halverson maakt daarin duidelijk dat ook in de moslimwereld vredesactivisten leven en hebben geleefd. Hij ontsluiert niet alleen de mooie theorieën, maar ook de miskende en ondergewaardeerde daden van een aantal moslims in verschillende delen van de wereld. Hij noemt ze ‘het opperhoofd’, ‘de filosoof’, ‘de martelaar’, ‘de geestelijke’, en ‘de asceet’. Benieuwd? Klik linksboven op Vrede voor een recensie van dit inspirerende boek.
Je crois en la religion de l'amour, où que se dirigent ses caravanes, car l'amour est ma religion et ma foi.
I believe in the religion of love, wherever its stages may go, as love is my religion and faith.
Ich folg der Religion der Liebe, wohin auch immer ihre Karawane zieht, denn Liebe ist mir Religion und Glaube.
Creo en la religion del amor, adonte se dirigen sus caravanas, pues el amor es mi religion y mi fe.
Credo nella religione dell'amore, ovunque si dirigano le sue carovane, poiché l'amore è la mia religione e la mia fede.
Ik geloof in de religie van de liefde, waarheen ook haar karavanen mogen gaan, want de liefde is mijn religie en mijn geloof.
(Ibn Arabi , XIIIe s.) calligraphie © Hassan Massoudy
Sommige Arabische landen hebben een (schijn) lente meegemaakt. Turkije lijkt steeds meer op een winter af te stevenen. Mijn gebed en mijn medeleven gaan uit naar alle inwoners van Turkije. Erkennen van pluriformiteit en diversiteit kan Turkije tot grotere bloei brengen. Een volkomen uniform geheel werkt verstikkend en leidt tot doodlopende straten en braindrain.
Sinds Kaïn en Abel is geweldloosheid een item op de wereldagenda
Wanneer je als moslim het woord geweldloosheid in je mond neemt of durft op te schrijven, hebben je gesprekspartners een maandje therapie nodig om hun wereldbeeld bij te stellen. De islam is Kaïn en de rest van de wereld is Abel. Er waren geen moslimvieringen op de dag van geweldloosheid afgelopen 2 oktober. Het is dan ook de geboortedag van Mahatma Gandhi en niet van Osama bin Laden. Toch heeft bij het uitroepen van zo’n bijzondere dag een moslima een rol gespeeld. In januari 2004 lanceerde Nobelprijswinnares Shirin Ebadi het voorstel voor ‘an International Day of Non-Violence’. Sonia Gandhi en aartsbischop Desmond Tutu namen het initiatief voor een conferentie waar de resolutie werd aanvaard om de Verenigde Naties op te roepen om het idee te adopteren. Shirin Ebadi ontving de Nobelprijs in 2003 voor haar werk voor democratie en mensenrechten. Haar focus lag vooral op de problemen rondom de rechten van vrouwen en kinderen.Op 15 juni 2007 heeft de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (VN) gestemd voor het besluit om 2 oktober als Internationale Dag van de geweldloosheid uit te roepen. In hun resolutie vragen zij van alle leden van de VN om 2 oktober op passende wijze te herdenken en de boodschap van geweldloosheid, mede door middel van onderwijs en publieke bewustwordingscampagnes, te verspreiden.
Enkele dagen voordat het Nobelcomité de prijs voor de vrede van 2013 bekend maakte, begreep de wereld wie de extreme tegenhangers van de persoon of instelling zijn die deze prijs in ontvangst zou nemen. We hebben toen begrepen wie de grote tegenstanders van vrede en rechtvaardigheid en de grootste lafaards op deze planeet vandaag zijn. Er is een harde strijd geleverd tussen de verschillende partijen, maar de titel gaat naar de mannen die een bestelwagen overvielen die op een dinsdag in Pakistan meisjes van school naar huis bracht. Zij vroegen naar één speciaal meisje van veertien jaar oud. En schoten haar in het hoofd. Dit zijn de allerlafste, meest minderwaardige mensen op aarde; de leden van de Taliban. Zij denken dappere strijders te zijn, met hun dikke zwarte baarden, hun primitieve gevaarlijke wapens en fanatieke uitdrukking op hun gezichten. Maar hun acties spreken duidelijker taal: de Taliban zijn doodsbang voor een meisje van veertien met de naam Malala Yousufzai. Waarom zij dat zijn? Vooral omdat Malala niet bang is voor hen.
Een maand voordat we konden gaan denken over de viering van 2 oktober, eindigden de Shabaab op een goede tweede plaats op de lijst van terreur en lafheid. Zoals u zich zult herinneren – liever vergeten we het – pleegde de Somalische terroristische organisatie al-Shabaab vorige maand een terreuraanslag in een winkelcentrum in Nairobi, Kenia, waarbij zeker 67 mensen om het leven kwamen. Al-Shabaab heeft delen van het zuiden van Somalië in handen waar het een eigen en extreme versie van de sharia heeft ingevoerd. Dé sharia bestaat niet. Op elke plek ter wereld wordt iets anders sharia genoemd. Wat door mensen als de Taliban en de Shabaab sharia wordt genoemd is terreurgereedschap om mensen te kunnen onderdrukken en medeplichtig te maken.
Bestaat er binnen de leer van de islam een beetje samenhangend idee over geweldloosheid? Het lijkt onbegonnen werk om in deze tijd de vanzelfsprekendheid waarmee ‘de islam’ en ‘de moslims’ als inherent aan geweld worden aangeklaagd te weerleggen. Je zult dan minstens met daden moeten komen want elk geneuzel over de betekenis van islam als vrede wordt al enige tijd automatisch van tafel geveegd. Het is een vreemde naam voor een boek over geweldloosheid in de islam Searching for a King, maar Jeffry Halverson maakt daarin duidelijk dat ook in de moslimwereld vredesactivisten leven en hebben geleefd. Hij ontsluiert niet alleen de mooie theorieën, maar ook de miskende en ondergewaardeerde daden van een aantal moslims in verschillende delen van de wereld. Hij noemt ze ‘het opperhoofd’, ‘de filosoof’, ‘de martelaar’, ‘de geestelijke’, en ‘de asceet’. Benieuwd? Klik linksboven op Vrede voor een recensie van dit inspirerende boek.
Hier klikken om te bewerken.
De geweldloze islam
De schrijver van Searching for a King, Muslim nonviolence and the future of Islam haalt wel een heel gemakkelijk succesje in de introductie van zijn boek. Hij zat met zijn rug tegen een betonnen pilaar op het groene kleed van de Masjid ar-Rahmân in de binnenstad van Cairo en tegenover hem zat een jonge, gladgeschoren Egyptische zakenman van in de twintig. Deze zei: “Martelaarschap in djihad schenkt gelovigen Allah’s genade en opent de deuren naar het paradijs, al heb je nog zoveel tekortkomingen.” Het klonk een beetje als een verkooppraatje. Hij verkocht het idee van sterven in de djihad, in het bijzonder de militaire djihad, een nogal primitief en eng begrip van een oud islamitisch concept. De schrijver antwoordde beleefd, met het citeren van een overlevering van de profeet Mohammed, waarin deze zegt dat “De inkt aan de pen van de geleerde heiliger is dan het bloed van de martelaar.” Aanvankelijk begreep zijn gesprekspartner het Engelse woord holier niet, maar toen het tot hem doordrong was hij geschokt. Het eerste waar hij naar vroeg was de authenticiteit van de overlevering. Daarna interpreteerde hij de tekst, die wel zou betekenen dat de geleerde met zijn pen dus meer mensen tot de islam kan bekeren.Door: Abdulwahid van Bommel
De gladgeschoren woorden waarmee de militaire djihad werd verheerlijkt is het eerste voorbeeld van het door de schrijver meest gebruikte woord, narrative. “We need a new narrative if we’re to understand violence in the 21st century.” Hij bedoelt dat geweld een eigen taal heeft en dat we daar een tegentaal tegenover dienen te stellen. In dit geval de ‘narrative of violence’, waar hij een ‘counternarrative’ tegenover stelt, namelijk de ‘narrative of nonviolence’. Voor deze boekbespreking kies ik voor ‘vertoog’ als vertaling van ‘narrative’. En ik ben het volledig met hem eens dat wij dat vertoog bewust en pro actief tegenover het huidige geweldsvertoog dienen te stellen.
Bij de titel Zoeken naar een ‘King’ denk je even aan een rechtvaardige koning, maar hij bedoelt Martin Luther King jr. Dat zoeken naar verlichte denkers in het moslimlandschap die er niet zouden zijn, een moslim-Voltaire, of een islamitische Kant, is altijd een beetje flauw want de schrijvers die suggereren dat de moslimwereld daar behoefte aan heeft kennen die wereld te weinig om er überhaupt een aan te treffen. Halverson doet hetzelfde kunstje bij de geweldloze activisten die hij noemt. Die kent volgens hem niemand. Maar het ‘geweldloze vertoog’ dat hij uit de doeken doet is evenwichtig, redelijk goed onderbouwd en zorgvuldig over het hele boek verspreid.
Volgens Halverson is de hele wereld zo’n beetje op de hoogte van de levens en uitspraken van Martin Luther King jr, en Muhandas Ghandi, die beiden geweldloos waren in woord en daad, maar binnen een compleet van elkaar verschillende context. Gezien de kracht van de herhaling waarmee de gewelddadigheid van de islam er in de media wordt ingeramd, bestaat er enorme twijfel of de islam ook maar verenigbaar is met een geweldloos vertoog. Dit scepticisme is begrijpelijk maar misplaatst, zegt de auteur. Hij verwerpt het begrip djihad niet, maar gebruikt het voor de veel zwaardere geweldloze strijd tegen geweld en voor de strijd tegen het kwaad in ons zelf. Voor oorlog heeft de Koran het woord harb. De notie dat het woord djihad uitsluitend verwijst naar godsdienstoorlog is etymologisch en letterlijk onjuist. Strijden en streven heeft net zoveel betekenissen in het Arabisch als in elke andere taal.
De geschiedenis van de moderne moslimwereld, vooral na de koloniale periode toen nationale staten werden gevormd op voormalig imperiale grondgebieden, bevestigt de woorden van Isaac Asimov, die eens schreef: “Geweld is de laatste toevlucht van de onbekwamen.” Zowel het vertoog van de moslimextremisten als dat van de seculier nationalistische revolutionairen tracht ons ervan te overtuigen dat macht, welvaart en aanzien kan worden verkregen door middel van geweld. Dit vertoog wordt als een desastreuze absurditeit doorgeprikt door hen die pogen het in de praktijk te brengen. Van Soedan tot Afghanistan tot aan de zuidelijke Filipijnen heeft geweld gefaald succes te boeken. Het geweldsvertoog en de acties waartoe dit aanzet hebben alleen maar bijgedragen aan verzwakking, onderontwikkeling, armoede, lijden en vernedering. Verschijnselen die moslims over de hele wereld het leven zuur maken en ervoor zorgen dat de massa immigratie naar het westen toeneemt.
Djawdat Said, die door Halverson ‘de filosoof’ wordt genoemd omdat hij een leer van geweldloosheid vanuit de islam uitwerkt, verklaart dat de critici van geweldloosheid stellen dat die benadering op machteloosheid en zwakheid wijst en degene die daarin zijn heil zoekt zijn persoonlijke zwakte probeert te verbergen achter die benadering. ‘Dit is de gebruikelijke kritiek op geweldloosheid in alle culturen ook in die van Amerika’, voegt de auteur hieraan toe. Maar er zijn meer vragen. Moeten moslims zich geweld laten welgevallen? Mogen zij zich verdedigen? Is de aanval soms niet de beste verdediging? Maar indringender nog: maakt strijdbaarheid en persoonlijke moed geen deel uit van het door de islam gepredikte mensbeeld en karakter?
Halverson start zijn onderbouwing van geweldloosheid vanuit Oorlog en Vrede van Tolstoi. Deze verdedigde een onverzettelijke toewijding aan vrede en veroordeelde regeringssystemen die afhankelijk zijn van geweld en dwang. Hij schreef: ‘Het recht waarmee de rijken land in eigendom hebben, hun toe-eigening van de opbrengst van andermans arbeid en hun vordering van belastingen, hebben niets te maken met rechtvaardigheid. Alle drie zijn uitsluitend gebaseerd op geweld geruggesteund door militaire macht.’ Kort voor Tolstoi’s dood ging Ghandi een correspondentie met hem aan en was vooral enthousiast over zijn boek Het koninkrijk Gods is in u. Ghandi prees Tolstoi en zei over hem dat hij een soldaat was die geweld van dichtbij kende en dat zijn logica onbetwistbaar was. Ghandi was echter een nationalist die de anarchistische visie van Tolstoi niet deelde en door middel van een militante vorm van geweldloosheid de maatschappelijke omstandigheden van zijn volk wilde verbeteren. Hij maakte daarbij gebruik van stakingen, marsen, demonstraties, boycots en burgerlijke ongehoorzaamheid. Van hem zijn de woorden: ‘Geweldloosheid is de grootste en meest actieve macht in de wereld.’ En: ‘Een persoon die geweldloosheid in zijn leven tot uitdrukking kan brengen oefent een macht uit die groter is dan alle krachten van brutaal geweld.’
Dr. Martin Luther King jr was vooral geïnspireerd door Ghandi’s zoutmars naar de zee en zijn talloze perioden van vasten. Zijn studie van Ghandi leidde hem tot de conclusie dat ‘werkelijk pacifisme geen passieve onderworpenheid aan het kwaad is, maar geweldloos verzet tegen het kwaad; want Gandhi verzette zich met net zoveel macht en kracht tegen het kwaad als de degene die zich gewelddadig verzet.’
Halverson maakt niet voldoende duidelijk of geweldloosheid per definitie onderdeel uitmaakt van de boodschap en de praktijk van de islam of dat het zoals hij zegt ‘verenigbaar is met de leer van de islam’. Ik zou kiezen voor het eerste omdat we dat op cruciale momenten van de ontstaansgeschiedenis van de islam, gedurende de drieëntwintig jaar waarin de Koran werd geopenbaard, kunnen waarnemen. De eerste dertien jaar in Mekka werden de profeet en zijn eerste volgelingen onderdrukt en wreed gemolesteerd. In de laatste jaren van die periode werden hij en zijn eerste volgelingen in een vallei ingesloten en buitengesloten van maatschappelijk verkeer. Dit wordt ‘de boycot’ genoemd. Tijdens die lijdensweg van onrecht en oppressie heeft hij geen enkel moment naar het zwaard gegrepen. Het ondergaan van vervolging en het martelaarschap van zijn eerste volgelingen, waarbij hij de verachting van zijn eigen volk onderging, is een veeleisender vorm van djihâd dan een wapen pakken en geweld gebruiken.
Toen Abdulghaffar Khan, Ghandi’s metgezel op weg naar de vrede in India, Taif bezocht en hem daar werd gevraagd of hij enkele relikwieën van de profeet wilde zien, antwoordde hij: ‘Ik ben hier niet gekomen om relikwieën te zien. Ik ben hier gekomen om de moed en het geduld van de profeet te ervaren, die door de woestijn van Mekka naar hier kwam, voor het welzijn van de bevolking van Taif die hem ontving met steniging. Zij stuurden hun honden en straatjeugd op hem af en sloegen hem. Ondanks deze wreedheden wanhoopte de profeet niet aan deze mensen maar bad voor hen en zei: ‘O Allah, wees hun gids en laat hen de weg zien die naar U leidt.’ Abdulghaffar Khan onderbouwde zijn overtuiging dat geweldloosheid dé weg was, onder meer met dit vers uit de Koran: ‘De vergelding van het kwaad is daaraan gelijk, maar wie vergeeft en verzoening voor ogen heeft, zijn verdienste is aan Allah, want Die houdt niet van onrechtvaardigen. Maar er is geen verwijt tegen hen die zich verdedigen nadat hen onrecht is aangedaan.’ (42:40-41).
Mahmoud Muhammad Taha, die wel de ‘Ghandi van Soedan’ wordt genoemd, baseerde zijn leer van geweldloosheid vooral op het deel van de Koran dat in Mekka is geopenbaard. In zijn werk, De tweede boodschap van de Islam, richt hij zich op individuele vrijheid, de rechten van vrouwen en geweldloosheid. Het was de eerste 15 jaar van de openbaring moslims niet toegestaan te vechten. En daarna alleen om zich te verdedigen. De profeet gebruikte nooit enige dwang bij de verkondiging van zijn boodschap, waarin hij aanmoedigde tot oprechte aanbidding, vriendelijkheid en samenleven met alle andere volken in vrede.
Muhammad al-Shirazi, een Ayatollah die geweldloosheid predikte, citeert de profeet die zei: ‘Zal ik u informeren over de beste ethiek van deze en de komende wereld? Dat is vergeven wie je onderdrukt, de banden herstellen met wie ze verbreekt, vriendelijk te zijn tegen wie je beledigt, en te geven aan wie jou zijn gave onthoudt.’ Hij vergeleek het gebruik van geweld met het eten van het vlees van een kadaver. Dat doe je alleen als je sterft van de honger en dus niet anders kan. Voor veel moslims is geweldloosheid zoiets als vegetarisme. De meeste moslims eten sowieso weinig of geen vlees, vanwege armoede, maar zijn geen vegetariër. De meeste moslims gebruiken hun hele leven geen geweld, maar vinden het recht op zelfverdediging een vanzelfsprekendheid.
Wahiduddin Khan, die door Halverson de Zâhid of asceet wordt genoemd, beroept zich juist op een gebeurtenis in de laatste tien jaar van het leven van de profeet, het vredesverdrag van Hodaybiya. Dit verdrag kwam tot stand op een moment van grote spanning, toen de profeet Mohammed met duizend metgezellen ongewapend naar Mekka toog om de bedevaart te verrichten. Zij werden niet tot Mekka toegelaten en tekenden een vredesbestand voor tien jaar. Veel van de metgezellen van de profeet vonden de hele gang van zaken onaanvaardbaar. Het bleek een ogenschijnlijke nederlaag die in werkelijkheid een overwinning was. Daarom wordt die overeenkomst tussen moslims en niet-moslims wel het pact van goddelijk welbehagen, Ahd ar-Ridwân, genoemd. De Koran noemt in sûra al-Fath, driemaal het begrip innerlijke vrede vanwege een ervaren goddelijke aanwezigheid, Sakîna. Meteen al in de eerste alinea’s: “Hij is het die innerlijke vrede in de harten van de gelovigen neerzond, opdat zij geloof aan geloof mogen toevoegen.’ Op het cruciale moment, toen het erop aankwam en de gemoederen verhit waren, omdat ze werden tegemoet getreden met de arrogantie die voortkomt uit onwetendheid, ‘deed Allah de innerlijke vrede die gepaard gaat met het gevoel van Zijn aanwezigheid neerdalen op Zijn boodschapper en de gelovigen.” (48:4,18,26).
Muhammad Yunus, hoogleraar economie aan de universiteit van Chittagong, stelde voor zichzelf vast dat hij de studenten in theorie elegante oplossingen bood voor elk type economisch probleem, maar dat de kloof tussen de werkelijkheid buiten de universiteit en wat hij doceerde enorm was. Hij vroeg zich daarom af: waar is de economische theorie die het werkelijke leven reflecteert? Hij koos vervolgens voor twee benaderingen: ‘zien van onderaf’ en ‘zijn gevoel van nutteloze professor overwinnen door zijn rol te herdefiniëren. Dit betekende ‘afleren’ en van de echte wereld leren. Hij werd opnieuw student en de arme mensen van het dorpje Jobra werden zijn docenten. Zijn ambitie werd vervolgens heel groot: een wereld zonder armoede scheppen. In zijn Bankier voor de armen beschreef hij het Grameen (plattelands/ dorps-) project.
Het Grameenproject leert ons twee dingen: onze totale kennis met betrekking tot mensen en hun interacties is nog altijd zeer ontoereikend en elke individuele persoon is belangrijk. In ieder van ons ligt veel meer verborgen dan hij of zij tot dusver de kans had om te onderzoeken; zowel op het gebied van eigen potentieel als om individueel de levens van anderen te beïnvloeden. Zijn microkredietsysteem betekent leningen voor een jaar en gelijke wekelijkse aflossingen. De aflossing bedraagt 2% per week, 50 weken lang. Maar belangrijker is dat het is gebaseerd op vertrouwen schenken; geen documenten; zeer kleine aflossingen, soms dagelijks! Waardoor geen psychologische barrière bestaat. Daarbij investeert men in iets dat onmiddellijk rendement geeft: zoals een koe die je kan melken, een riksja om als taxi te gebruiken; stoffen voor kleren, of materiaal voor sieraden. De ‘bank’ oefent geen invloed uit op de soort of productie van inkomen genererend werk Er is geen kantoor: medewerkers worden niet betaald om op kantoor te zitten maar om bij de mensen te zijn!
Ondanks de kritiek die er bestaat op microfinancieringsprogramma’s leveren die werkelijk unieke en heilzame resultaten. Het is een toonaangevend geweldloos project, te midden van veel geweld in de moslimwereld.
Halverson behandelt dus voornamelijk mannen. Vrouwen worden genoemd in het hoofdstuk over Women’s education. Maar daarmee zijn de geweldloze vredesactivisten – mannen zowel als vrouwen – nog lang niet uitputtend aan de orde geweest. Voor een artikel dat recht doet aan de moslimvrouwen die zich met geweldloze communicatie bezig houden en geweldloos vredeswerk doen vraag ik hierna nogmaals de ruimte.
Samenvattend hebben de gelovigen dus een goddelijke opdracht om verantwoordelijkheid te nemen en met inzet van hun leven en bezit een verandering ten goede in de wereld te brengen. Het geweldloosheidsvertoog is de belangrijkste manifestatie van djihâd – een djihâd zonder zwaarden. Anders zou de volgende betrouwbare overlevering er niet begrijpelijker op worden: “Er kwam een man bij de profeet die toestemming vroeg om aan de djihâd deel te nemen. Toen vroeg de profeet aan hem: ‘Zijn je ouders nog in leven?’ De man zei: ‘ja’. Hoe staat het met je ouders’, hij antwoordde: ‘zij huilen’. waarop de profeet zei: ‘Ga terug naar je vader en moeder en span je in voor hen, en dat is jouw djihâd’.” Aysjah vroeg aan de profeet: ‘Moeten we niet deelnemen aan de djihâd, samen met u?’ Hij antwoordde: ‘De beste en meest hoogstaande djihâd is een bedevaart die door Allah wordt aanvaard.’
Zo zijn er tientallen aanwijzingen voor djihâd als een geweldloze inzet voor individuele of maatschappelijke verbetering. Over de deelname van vrouwen aan gewapende strijd zijn de opvattingen verdeeld, maar bij de geweldloze inzet doen bijvoorbeeld Palestijnse vrouwen al geweldig werk, zoals we in de documentaire Budrus kunnen zien. De recente impact van de nieuwe media op geweldloos verzet heeft zichzelf bewezen. Blijft de vraag hoe wij de leer van geweldloosheid kunnen omzetten in moslim praktijk. Het vertoog dat oproept tot geweld is vanzelfsprekend, luid en duidelijk geworden. Vredesactivisten dienen dus ruimte te claimen op het www en het mondiale sociale netwerk om tegenwicht te vormen voor de alomtegenwoordige beeldvorming van geweld en kortzichtigheid van moslims. Luid hoeft niet, duidelijk wel. Zoals Rumi zei: ‘Verhef je woorden, niet je stem. Het is regen die bloemen doet bloeien, niet de donder.’Hier klikken om te bewerken.
De schrijver van Searching for a King, Muslim nonviolence and the future of Islam haalt wel een heel gemakkelijk succesje in de introductie van zijn boek. Hij zat met zijn rug tegen een betonnen pilaar op het groene kleed van de Masjid ar-Rahmân in de binnenstad van Cairo en tegenover hem zat een jonge, gladgeschoren Egyptische zakenman van in de twintig. Deze zei: “Martelaarschap in djihad schenkt gelovigen Allah’s genade en opent de deuren naar het paradijs, al heb je nog zoveel tekortkomingen.” Het klonk een beetje als een verkooppraatje. Hij verkocht het idee van sterven in de djihad, in het bijzonder de militaire djihad, een nogal primitief en eng begrip van een oud islamitisch concept. De schrijver antwoordde beleefd, met het citeren van een overlevering van de profeet Mohammed, waarin deze zegt dat “De inkt aan de pen van de geleerde heiliger is dan het bloed van de martelaar.” Aanvankelijk begreep zijn gesprekspartner het Engelse woord holier niet, maar toen het tot hem doordrong was hij geschokt. Het eerste waar hij naar vroeg was de authenticiteit van de overlevering. Daarna interpreteerde hij de tekst, die wel zou betekenen dat de geleerde met zijn pen dus meer mensen tot de islam kan bekeren.Door: Abdulwahid van Bommel
De gladgeschoren woorden waarmee de militaire djihad werd verheerlijkt is het eerste voorbeeld van het door de schrijver meest gebruikte woord, narrative. “We need a new narrative if we’re to understand violence in the 21st century.” Hij bedoelt dat geweld een eigen taal heeft en dat we daar een tegentaal tegenover dienen te stellen. In dit geval de ‘narrative of violence’, waar hij een ‘counternarrative’ tegenover stelt, namelijk de ‘narrative of nonviolence’. Voor deze boekbespreking kies ik voor ‘vertoog’ als vertaling van ‘narrative’. En ik ben het volledig met hem eens dat wij dat vertoog bewust en pro actief tegenover het huidige geweldsvertoog dienen te stellen.
Bij de titel Zoeken naar een ‘King’ denk je even aan een rechtvaardige koning, maar hij bedoelt Martin Luther King jr. Dat zoeken naar verlichte denkers in het moslimlandschap die er niet zouden zijn, een moslim-Voltaire, of een islamitische Kant, is altijd een beetje flauw want de schrijvers die suggereren dat de moslimwereld daar behoefte aan heeft kennen die wereld te weinig om er überhaupt een aan te treffen. Halverson doet hetzelfde kunstje bij de geweldloze activisten die hij noemt. Die kent volgens hem niemand. Maar het ‘geweldloze vertoog’ dat hij uit de doeken doet is evenwichtig, redelijk goed onderbouwd en zorgvuldig over het hele boek verspreid.
Volgens Halverson is de hele wereld zo’n beetje op de hoogte van de levens en uitspraken van Martin Luther King jr, en Muhandas Ghandi, die beiden geweldloos waren in woord en daad, maar binnen een compleet van elkaar verschillende context. Gezien de kracht van de herhaling waarmee de gewelddadigheid van de islam er in de media wordt ingeramd, bestaat er enorme twijfel of de islam ook maar verenigbaar is met een geweldloos vertoog. Dit scepticisme is begrijpelijk maar misplaatst, zegt de auteur. Hij verwerpt het begrip djihad niet, maar gebruikt het voor de veel zwaardere geweldloze strijd tegen geweld en voor de strijd tegen het kwaad in ons zelf. Voor oorlog heeft de Koran het woord harb. De notie dat het woord djihad uitsluitend verwijst naar godsdienstoorlog is etymologisch en letterlijk onjuist. Strijden en streven heeft net zoveel betekenissen in het Arabisch als in elke andere taal.
De geschiedenis van de moderne moslimwereld, vooral na de koloniale periode toen nationale staten werden gevormd op voormalig imperiale grondgebieden, bevestigt de woorden van Isaac Asimov, die eens schreef: “Geweld is de laatste toevlucht van de onbekwamen.” Zowel het vertoog van de moslimextremisten als dat van de seculier nationalistische revolutionairen tracht ons ervan te overtuigen dat macht, welvaart en aanzien kan worden verkregen door middel van geweld. Dit vertoog wordt als een desastreuze absurditeit doorgeprikt door hen die pogen het in de praktijk te brengen. Van Soedan tot Afghanistan tot aan de zuidelijke Filipijnen heeft geweld gefaald succes te boeken. Het geweldsvertoog en de acties waartoe dit aanzet hebben alleen maar bijgedragen aan verzwakking, onderontwikkeling, armoede, lijden en vernedering. Verschijnselen die moslims over de hele wereld het leven zuur maken en ervoor zorgen dat de massa immigratie naar het westen toeneemt.
Djawdat Said, die door Halverson ‘de filosoof’ wordt genoemd omdat hij een leer van geweldloosheid vanuit de islam uitwerkt, verklaart dat de critici van geweldloosheid stellen dat die benadering op machteloosheid en zwakheid wijst en degene die daarin zijn heil zoekt zijn persoonlijke zwakte probeert te verbergen achter die benadering. ‘Dit is de gebruikelijke kritiek op geweldloosheid in alle culturen ook in die van Amerika’, voegt de auteur hieraan toe. Maar er zijn meer vragen. Moeten moslims zich geweld laten welgevallen? Mogen zij zich verdedigen? Is de aanval soms niet de beste verdediging? Maar indringender nog: maakt strijdbaarheid en persoonlijke moed geen deel uit van het door de islam gepredikte mensbeeld en karakter?
Halverson start zijn onderbouwing van geweldloosheid vanuit Oorlog en Vrede van Tolstoi. Deze verdedigde een onverzettelijke toewijding aan vrede en veroordeelde regeringssystemen die afhankelijk zijn van geweld en dwang. Hij schreef: ‘Het recht waarmee de rijken land in eigendom hebben, hun toe-eigening van de opbrengst van andermans arbeid en hun vordering van belastingen, hebben niets te maken met rechtvaardigheid. Alle drie zijn uitsluitend gebaseerd op geweld geruggesteund door militaire macht.’ Kort voor Tolstoi’s dood ging Ghandi een correspondentie met hem aan en was vooral enthousiast over zijn boek Het koninkrijk Gods is in u. Ghandi prees Tolstoi en zei over hem dat hij een soldaat was die geweld van dichtbij kende en dat zijn logica onbetwistbaar was. Ghandi was echter een nationalist die de anarchistische visie van Tolstoi niet deelde en door middel van een militante vorm van geweldloosheid de maatschappelijke omstandigheden van zijn volk wilde verbeteren. Hij maakte daarbij gebruik van stakingen, marsen, demonstraties, boycots en burgerlijke ongehoorzaamheid. Van hem zijn de woorden: ‘Geweldloosheid is de grootste en meest actieve macht in de wereld.’ En: ‘Een persoon die geweldloosheid in zijn leven tot uitdrukking kan brengen oefent een macht uit die groter is dan alle krachten van brutaal geweld.’
Dr. Martin Luther King jr was vooral geïnspireerd door Ghandi’s zoutmars naar de zee en zijn talloze perioden van vasten. Zijn studie van Ghandi leidde hem tot de conclusie dat ‘werkelijk pacifisme geen passieve onderworpenheid aan het kwaad is, maar geweldloos verzet tegen het kwaad; want Gandhi verzette zich met net zoveel macht en kracht tegen het kwaad als de degene die zich gewelddadig verzet.’
Halverson maakt niet voldoende duidelijk of geweldloosheid per definitie onderdeel uitmaakt van de boodschap en de praktijk van de islam of dat het zoals hij zegt ‘verenigbaar is met de leer van de islam’. Ik zou kiezen voor het eerste omdat we dat op cruciale momenten van de ontstaansgeschiedenis van de islam, gedurende de drieëntwintig jaar waarin de Koran werd geopenbaard, kunnen waarnemen. De eerste dertien jaar in Mekka werden de profeet en zijn eerste volgelingen onderdrukt en wreed gemolesteerd. In de laatste jaren van die periode werden hij en zijn eerste volgelingen in een vallei ingesloten en buitengesloten van maatschappelijk verkeer. Dit wordt ‘de boycot’ genoemd. Tijdens die lijdensweg van onrecht en oppressie heeft hij geen enkel moment naar het zwaard gegrepen. Het ondergaan van vervolging en het martelaarschap van zijn eerste volgelingen, waarbij hij de verachting van zijn eigen volk onderging, is een veeleisender vorm van djihâd dan een wapen pakken en geweld gebruiken.
Toen Abdulghaffar Khan, Ghandi’s metgezel op weg naar de vrede in India, Taif bezocht en hem daar werd gevraagd of hij enkele relikwieën van de profeet wilde zien, antwoordde hij: ‘Ik ben hier niet gekomen om relikwieën te zien. Ik ben hier gekomen om de moed en het geduld van de profeet te ervaren, die door de woestijn van Mekka naar hier kwam, voor het welzijn van de bevolking van Taif die hem ontving met steniging. Zij stuurden hun honden en straatjeugd op hem af en sloegen hem. Ondanks deze wreedheden wanhoopte de profeet niet aan deze mensen maar bad voor hen en zei: ‘O Allah, wees hun gids en laat hen de weg zien die naar U leidt.’ Abdulghaffar Khan onderbouwde zijn overtuiging dat geweldloosheid dé weg was, onder meer met dit vers uit de Koran: ‘De vergelding van het kwaad is daaraan gelijk, maar wie vergeeft en verzoening voor ogen heeft, zijn verdienste is aan Allah, want Die houdt niet van onrechtvaardigen. Maar er is geen verwijt tegen hen die zich verdedigen nadat hen onrecht is aangedaan.’ (42:40-41).
Mahmoud Muhammad Taha, die wel de ‘Ghandi van Soedan’ wordt genoemd, baseerde zijn leer van geweldloosheid vooral op het deel van de Koran dat in Mekka is geopenbaard. In zijn werk, De tweede boodschap van de Islam, richt hij zich op individuele vrijheid, de rechten van vrouwen en geweldloosheid. Het was de eerste 15 jaar van de openbaring moslims niet toegestaan te vechten. En daarna alleen om zich te verdedigen. De profeet gebruikte nooit enige dwang bij de verkondiging van zijn boodschap, waarin hij aanmoedigde tot oprechte aanbidding, vriendelijkheid en samenleven met alle andere volken in vrede.
Muhammad al-Shirazi, een Ayatollah die geweldloosheid predikte, citeert de profeet die zei: ‘Zal ik u informeren over de beste ethiek van deze en de komende wereld? Dat is vergeven wie je onderdrukt, de banden herstellen met wie ze verbreekt, vriendelijk te zijn tegen wie je beledigt, en te geven aan wie jou zijn gave onthoudt.’ Hij vergeleek het gebruik van geweld met het eten van het vlees van een kadaver. Dat doe je alleen als je sterft van de honger en dus niet anders kan. Voor veel moslims is geweldloosheid zoiets als vegetarisme. De meeste moslims eten sowieso weinig of geen vlees, vanwege armoede, maar zijn geen vegetariër. De meeste moslims gebruiken hun hele leven geen geweld, maar vinden het recht op zelfverdediging een vanzelfsprekendheid.
Wahiduddin Khan, die door Halverson de Zâhid of asceet wordt genoemd, beroept zich juist op een gebeurtenis in de laatste tien jaar van het leven van de profeet, het vredesverdrag van Hodaybiya. Dit verdrag kwam tot stand op een moment van grote spanning, toen de profeet Mohammed met duizend metgezellen ongewapend naar Mekka toog om de bedevaart te verrichten. Zij werden niet tot Mekka toegelaten en tekenden een vredesbestand voor tien jaar. Veel van de metgezellen van de profeet vonden de hele gang van zaken onaanvaardbaar. Het bleek een ogenschijnlijke nederlaag die in werkelijkheid een overwinning was. Daarom wordt die overeenkomst tussen moslims en niet-moslims wel het pact van goddelijk welbehagen, Ahd ar-Ridwân, genoemd. De Koran noemt in sûra al-Fath, driemaal het begrip innerlijke vrede vanwege een ervaren goddelijke aanwezigheid, Sakîna. Meteen al in de eerste alinea’s: “Hij is het die innerlijke vrede in de harten van de gelovigen neerzond, opdat zij geloof aan geloof mogen toevoegen.’ Op het cruciale moment, toen het erop aankwam en de gemoederen verhit waren, omdat ze werden tegemoet getreden met de arrogantie die voortkomt uit onwetendheid, ‘deed Allah de innerlijke vrede die gepaard gaat met het gevoel van Zijn aanwezigheid neerdalen op Zijn boodschapper en de gelovigen.” (48:4,18,26).
Muhammad Yunus, hoogleraar economie aan de universiteit van Chittagong, stelde voor zichzelf vast dat hij de studenten in theorie elegante oplossingen bood voor elk type economisch probleem, maar dat de kloof tussen de werkelijkheid buiten de universiteit en wat hij doceerde enorm was. Hij vroeg zich daarom af: waar is de economische theorie die het werkelijke leven reflecteert? Hij koos vervolgens voor twee benaderingen: ‘zien van onderaf’ en ‘zijn gevoel van nutteloze professor overwinnen door zijn rol te herdefiniëren. Dit betekende ‘afleren’ en van de echte wereld leren. Hij werd opnieuw student en de arme mensen van het dorpje Jobra werden zijn docenten. Zijn ambitie werd vervolgens heel groot: een wereld zonder armoede scheppen. In zijn Bankier voor de armen beschreef hij het Grameen (plattelands/ dorps-) project.
Het Grameenproject leert ons twee dingen: onze totale kennis met betrekking tot mensen en hun interacties is nog altijd zeer ontoereikend en elke individuele persoon is belangrijk. In ieder van ons ligt veel meer verborgen dan hij of zij tot dusver de kans had om te onderzoeken; zowel op het gebied van eigen potentieel als om individueel de levens van anderen te beïnvloeden. Zijn microkredietsysteem betekent leningen voor een jaar en gelijke wekelijkse aflossingen. De aflossing bedraagt 2% per week, 50 weken lang. Maar belangrijker is dat het is gebaseerd op vertrouwen schenken; geen documenten; zeer kleine aflossingen, soms dagelijks! Waardoor geen psychologische barrière bestaat. Daarbij investeert men in iets dat onmiddellijk rendement geeft: zoals een koe die je kan melken, een riksja om als taxi te gebruiken; stoffen voor kleren, of materiaal voor sieraden. De ‘bank’ oefent geen invloed uit op de soort of productie van inkomen genererend werk Er is geen kantoor: medewerkers worden niet betaald om op kantoor te zitten maar om bij de mensen te zijn!
Ondanks de kritiek die er bestaat op microfinancieringsprogramma’s leveren die werkelijk unieke en heilzame resultaten. Het is een toonaangevend geweldloos project, te midden van veel geweld in de moslimwereld.
Halverson behandelt dus voornamelijk mannen. Vrouwen worden genoemd in het hoofdstuk over Women’s education. Maar daarmee zijn de geweldloze vredesactivisten – mannen zowel als vrouwen – nog lang niet uitputtend aan de orde geweest. Voor een artikel dat recht doet aan de moslimvrouwen die zich met geweldloze communicatie bezig houden en geweldloos vredeswerk doen vraag ik hierna nogmaals de ruimte.
Samenvattend hebben de gelovigen dus een goddelijke opdracht om verantwoordelijkheid te nemen en met inzet van hun leven en bezit een verandering ten goede in de wereld te brengen. Het geweldloosheidsvertoog is de belangrijkste manifestatie van djihâd – een djihâd zonder zwaarden. Anders zou de volgende betrouwbare overlevering er niet begrijpelijker op worden: “Er kwam een man bij de profeet die toestemming vroeg om aan de djihâd deel te nemen. Toen vroeg de profeet aan hem: ‘Zijn je ouders nog in leven?’ De man zei: ‘ja’. Hoe staat het met je ouders’, hij antwoordde: ‘zij huilen’. waarop de profeet zei: ‘Ga terug naar je vader en moeder en span je in voor hen, en dat is jouw djihâd’.” Aysjah vroeg aan de profeet: ‘Moeten we niet deelnemen aan de djihâd, samen met u?’ Hij antwoordde: ‘De beste en meest hoogstaande djihâd is een bedevaart die door Allah wordt aanvaard.’
Zo zijn er tientallen aanwijzingen voor djihâd als een geweldloze inzet voor individuele of maatschappelijke verbetering. Over de deelname van vrouwen aan gewapende strijd zijn de opvattingen verdeeld, maar bij de geweldloze inzet doen bijvoorbeeld Palestijnse vrouwen al geweldig werk, zoals we in de documentaire Budrus kunnen zien. De recente impact van de nieuwe media op geweldloos verzet heeft zichzelf bewezen. Blijft de vraag hoe wij de leer van geweldloosheid kunnen omzetten in moslim praktijk. Het vertoog dat oproept tot geweld is vanzelfsprekend, luid en duidelijk geworden. Vredesactivisten dienen dus ruimte te claimen op het www en het mondiale sociale netwerk om tegenwicht te vormen voor de alomtegenwoordige beeldvorming van geweld en kortzichtigheid van moslims. Luid hoeft niet, duidelijk wel. Zoals Rumi zei: ‘Verhef je woorden, niet je stem. Het is regen die bloemen doet bloeien, niet de donder.’Hier klikken om te bewerken.
God belast geen ziel boven haar vermogen
vóór haar is wat zij heeft verworven en tégen haar is wat zij heeft verworven.
Onze Heer vergeef ons indien wij een misstap maken of vergeten.
Onze Heer belast ons niet zoals u hen belastte die voor ons leefden.
Onze Heer laat ons niet dragen waarvoor wij de kracht missen.
Vergeef ons, schenk ons vergiffenis en wees ons barmhartig.
U bent onze Meester, help ons daarom tegen het ondankbare volk. (2:286).
O mijn licht in elke duisternis! O mijn nabije in elke eenzaamheid. O mijn hoop in elk verdriet. O mijn vertrouwen in alle moeilijkheden. O mijn gids tijdens alle dwaalkansen.
Hoe moet onze houding zijn tegen hen die ons bestrijden? Eerst heeft U alleen gezegd zich van hen af te wenden. Op beschaafde wijze. (15:85). Daarna kwam het koranvers: Nodig uit tot de weg die naar uw Schepper leidt met wijsheid en de beste argumenten. (16:126-129). In wezen komt strijd niet voort uit religie, maar uit verlangen naar macht, bezit, grond en grondstoffen: ‘En wie streeft, streeft slechts voor zichzelf; want God is onafhankelijk van alle werelden. Maar Hij zegt wel: zij die naar Ons streven, zullen We zeker op Onze wegen leiden...’ (29:69).
De koran moedigt niét aan het zwaard op te pakken om andersgelovigen te bestrijden, maar juist om de vrijheid van godsdienst te verdedigen: En indien God sommige mensen niet door middel van anderen tegenhield, zouden ongetwijfeld tempels, kloosters, kerken, synagogen en moskeeën, waarin dikwijls Gods naam wordt herdacht, zijn afgebroken...’ (22:39-41). Alleen al de erkenning dat in zulke verschillende gebouwen een voor de Koran herkenbare God van alle mensen wordt herdacht, laat mij van dat vers houden. Natuurlijk is er in de Koran strijd, zoals er strijd is in de Mahabarata, de Bagavat Ghita, de Tora, de Psalmen en het Evangelie. Zoals er vrede is in die geschriften. We zeggen wel Shalôm, Salâm, maar van die drie letters komt geen vrede. Werkelijke geweldloosheid kunnen we misschien leren van hen die Ahimsa praktiseren. Strijd tegen het kwaad is onderdeel van wat we goed noemen. Die strijd begint en eindigt bij en in ons zelf, anders kunnen we niet authentiek over het licht van vrede spreken.
Als het een vijand buiten onszelf is zegt de Koran: ‘En als zij tot vrede neigen, neigt u er dan ook toe en vertrouw vervolgens op God.’ (8:60-61). Als het onze eigen innerlijke vijand is: het kwaad in onszelf, dan zegt de Koran dat ons ego de neiging heeft op te zwellen en pat te stellen. Wij kunnen de strijd tegen het kwaad in onszelf voeren, maar moeten dan een steile hoogte beklimmen (90:11). Van onze tot het allerlaagste in staat zijnde ego (12:53) naar onze zichzelf bekritiserende ego (75:1-2), doorgroeiend van onze geïnspireerde ego (91:7-8), naar onze volledig tot innerlijke vrede gekomen ego (89:27-30).
En dan zegt Rumi:
Omdat u van het vuur van uw woede, verzoening hebt geleerd,
en de duisternis van uw onwetendheid tot kennis is getransformeerd;
is het vuur van uw begeerte in zelfverloochening gekeerd, en hebt
u uw doornstruiken van vijandigheid tot rozentuinen bekeerd.
Daar u vanuit uzelf al deze vuurhaarden heeft gedoofd; nog
gedurende uw tijd van leven en omdat u in het goede gelooft,
heeft u daarmee uw ziel tot een tuin van innerlijke vrede gemaaid,
waarin u de zaden van toewijding en overgave heeft gezaaid.
vóór haar is wat zij heeft verworven en tégen haar is wat zij heeft verworven.
Onze Heer vergeef ons indien wij een misstap maken of vergeten.
Onze Heer belast ons niet zoals u hen belastte die voor ons leefden.
Onze Heer laat ons niet dragen waarvoor wij de kracht missen.
Vergeef ons, schenk ons vergiffenis en wees ons barmhartig.
U bent onze Meester, help ons daarom tegen het ondankbare volk. (2:286).
O mijn licht in elke duisternis! O mijn nabije in elke eenzaamheid. O mijn hoop in elk verdriet. O mijn vertrouwen in alle moeilijkheden. O mijn gids tijdens alle dwaalkansen.
Hoe moet onze houding zijn tegen hen die ons bestrijden? Eerst heeft U alleen gezegd zich van hen af te wenden. Op beschaafde wijze. (15:85). Daarna kwam het koranvers: Nodig uit tot de weg die naar uw Schepper leidt met wijsheid en de beste argumenten. (16:126-129). In wezen komt strijd niet voort uit religie, maar uit verlangen naar macht, bezit, grond en grondstoffen: ‘En wie streeft, streeft slechts voor zichzelf; want God is onafhankelijk van alle werelden. Maar Hij zegt wel: zij die naar Ons streven, zullen We zeker op Onze wegen leiden...’ (29:69).
De koran moedigt niét aan het zwaard op te pakken om andersgelovigen te bestrijden, maar juist om de vrijheid van godsdienst te verdedigen: En indien God sommige mensen niet door middel van anderen tegenhield, zouden ongetwijfeld tempels, kloosters, kerken, synagogen en moskeeën, waarin dikwijls Gods naam wordt herdacht, zijn afgebroken...’ (22:39-41). Alleen al de erkenning dat in zulke verschillende gebouwen een voor de Koran herkenbare God van alle mensen wordt herdacht, laat mij van dat vers houden. Natuurlijk is er in de Koran strijd, zoals er strijd is in de Mahabarata, de Bagavat Ghita, de Tora, de Psalmen en het Evangelie. Zoals er vrede is in die geschriften. We zeggen wel Shalôm, Salâm, maar van die drie letters komt geen vrede. Werkelijke geweldloosheid kunnen we misschien leren van hen die Ahimsa praktiseren. Strijd tegen het kwaad is onderdeel van wat we goed noemen. Die strijd begint en eindigt bij en in ons zelf, anders kunnen we niet authentiek over het licht van vrede spreken.
Als het een vijand buiten onszelf is zegt de Koran: ‘En als zij tot vrede neigen, neigt u er dan ook toe en vertrouw vervolgens op God.’ (8:60-61). Als het onze eigen innerlijke vijand is: het kwaad in onszelf, dan zegt de Koran dat ons ego de neiging heeft op te zwellen en pat te stellen. Wij kunnen de strijd tegen het kwaad in onszelf voeren, maar moeten dan een steile hoogte beklimmen (90:11). Van onze tot het allerlaagste in staat zijnde ego (12:53) naar onze zichzelf bekritiserende ego (75:1-2), doorgroeiend van onze geïnspireerde ego (91:7-8), naar onze volledig tot innerlijke vrede gekomen ego (89:27-30).
En dan zegt Rumi:
Omdat u van het vuur van uw woede, verzoening hebt geleerd,
en de duisternis van uw onwetendheid tot kennis is getransformeerd;
is het vuur van uw begeerte in zelfverloochening gekeerd, en hebt
u uw doornstruiken van vijandigheid tot rozentuinen bekeerd.
Daar u vanuit uzelf al deze vuurhaarden heeft gedoofd; nog
gedurende uw tijd van leven en omdat u in het goede gelooft,
heeft u daarmee uw ziel tot een tuin van innerlijke vrede gemaaid,
waarin u de zaden van toewijding en overgave heeft gezaaid.
De sleutel van haar huis..
Mudalala Akel leeft als vluchteling in Gaza sinds haar familie tijdens de Nakba werd gedwongen om het familiehuis in Palestina te verlaten. Zij heeft daar nog altijd de sleutel van.
Deze foto werd gepubliceerd vanwege een bijeenkomst ter herdenking van de Nakba, de catastrofe van 1948 toen de Palestijnen hun land verloren en ruim 750.000 van hen vluchteling werden – georganiseerd door het Nederlands Palestina Komitee.
Met de herdenking in het Amsterdamse Verzetsmuseum werd aandacht besteed
aan de historie en de actualiteit van de Nakba. De bedoeling is natuurlijk om de
Palestijnen eindelijk ook hun bevrijdingsdag te laten bereiken. Immers: vrijheid
is niet vanzelfsprekend, vrijheid maak je met elkaar. Want je geeft elkaar de vrijheid, maar geef je elkaar de vrede? Zijn we te onvrij om elkaar de vrede te gunnen?
Deze foto werd gepubliceerd vanwege een bijeenkomst ter herdenking van de Nakba, de catastrofe van 1948 toen de Palestijnen hun land verloren en ruim 750.000 van hen vluchteling werden – georganiseerd door het Nederlands Palestina Komitee.
Met de herdenking in het Amsterdamse Verzetsmuseum werd aandacht besteed
aan de historie en de actualiteit van de Nakba. De bedoeling is natuurlijk om de
Palestijnen eindelijk ook hun bevrijdingsdag te laten bereiken. Immers: vrijheid
is niet vanzelfsprekend, vrijheid maak je met elkaar. Want je geeft elkaar de vrijheid, maar geef je elkaar de vrede? Zijn we te onvrij om elkaar de vrede te gunnen?
De aarde heeft geen smart die de hemel niet kan helen (Th. Moore)
Gezegend is Hij
Die de sterren,
de stralende zon
en de glanzende maan
aan de hemel heeft geplaatst.
En Hij is het
Die de nacht en de
dag heeft ingesteld
die elkaar opvolgen;
het is aan ons er lering uit te trekken
en dankbaarheid te tonen.
En de dienaren van
de Barmhartige zijn zij,
die zachtmoedig op aarde wandelen
en als de onwetenden hen aanspreken
zeggen zij: ‘Vrede!’
Omdat u van het vuur van uw woede, verzoening hebt geleerd,
en de duisternis van uw onwetendheid tot kennis is getransformeerd;
is het vuur van uw begeerte in zelfverloochening gekeerd,
en hebt u uw doornstruiken van vijandigheid tot rozentuinen bekeerd.
Daar u vanuit uzelf nog gedurende uw tijd van leven
al deze vuurhaarden heeft gedoofd;
en omdat u in het goede gelooft,
heeft u daarmee uw ziel tot een tuin van innerlijke vrede gemaaid,
waarin u de zaden van toewijding en overgave heeft gezaaid.. Rûmî
Zowel onze strijd als onze vrede
bevindt zich in het licht van de bron;
die niet van onszelf is, maar wel
in ons kan worden aangeboord;
we zijn tussen de duim en wijsvinger
van de Barmhartige - van Rahmân.
De strijd in de natuur,
oorlogsstrijd, woordenstrijd,
tussen vormen van materie;
delen van het universum
in angstwekkende strijd.
De wereld lijkt op de been te blijven
door onderlinge strijd.
Kijk naar de elementen
en begrijp:
leven betekent strijd.
De vier elementen zijn sterke pilaren,
waarop het dak van de huidige wereld rust;
elk van die pilaren is in strijd met de ander;
de waterpilaar kan de vuurpilaar doven.
Het gebouw van de schepping
is gebaseerd op tegenstellingen,
Waarin wij strijden
uit aangeleerde competitie en prestatiedrang
voor schade en voordeel.
Wat mij betreft:
ik ben voortdurend met mezelf in strijd –
hoe zou ik een ander de weg naar
vrede kunnen wijzen?
Aanschouw die vreselijke
innerlijke strijd in ieder van ons –
moeten we ons dan bezighouden met
het strijden tegen een ander?
Behalve indien de Ware u
vrijstelt van die gruwelijke oorlog
en u in de kleuren van Zijn wereld
van vrede onderdompelt.
Daar om te bidden is niet voldoende
Want Hij maakte de wereld zo
dat we de weg naar vrede moeten
vinden in ons zelf en bij de ander
dat er geen weg naar vrede is
maar dat vrede de weg is..
(volgens de onvindbare Zijderveld).
Kleurloosheid is de bron van alle kleuren;
vredesverdragen zijn de oorsprong van oorlogen.
De oorsprong van dit tranendal is die andere wereld;
de oorsprong van elk afscheid is de ontmoeting.
Waarom, mijn beste leraar,
staan we dan tegenover elkaar,
en waarom schenkt eenheid
geboorte aan zoveel aantallen?
Wij zijn namelijk de takken en de
vier elementen vormen de stam;
in de tak vindt men de eigen aard
terug van de stam.
Maar het juweel van de ziel ligt voorbij
de uit de vier elementen voortkomende lichamelijkheid –
het heeft de aard van goddelijke majesteit.
Liefde als weg naar God is wild en verbijsterend.
Eenheid – afwezigheid: geen woorden maar ervaring.
Indien je de geheimen van de liefde wilt kennen,
die je ziel kan begrijpen,
ben je bereid alles op te offeren
je zult verliezen wat je waardevol achtte
maar uiteindelijk zul je de stem
- die je het liefst wilde horen –
horen zeggen: ‘Ja! Kom binnen!’
(Attâr).
Duik daarom in de oceaan van je liefde
Kijk geduldig om je heen,
uitkijkend naar de parel die van jou is
Het domein van het hart is een grote leegte
Noem het afwezigheid – maak
afwezigheid een magneet voor aanwezigheid!
Verken in jezelf de lege nacht van de woestijn.
Want die zal zich vullen met de
liefde, omdat leegte vervuld wil zijn.
Daarom onderzoekt Rumi de lege aarden pot,
het huis met de gebroken deur,
het huilen van het kind,
de rietfluit voordat de ademtocht
daarin zijn weg vindt
Wanneer zijn vriend sterft zegt hij:
het dak van het innerlijk koninkrijk is ingestort
ik mis de smaak van de scheiding..
Luister aandachtig naar de uitleg in de Koran:
‘Hemelen, aarde en bergen deinsden terug, want Wij
boden de vrije wil aan.’ (33:72).
De verbijstering van het hart is
als een innerlijke oorlog:
is het slecht om in die twijfel
te blijven hangen of juist goed?
Met die aarzelende gedachte,
word je tussen hoop en vrees heen
en weer geslingerd.
In het hart van de minnaar is een
andere wereld
En daarin weer een andere
En elke stap die wij zetten
Zetten we op een ladder..,
indien we het ons bewust zijn
De nacht hoort een stem over
vergiffenis spreken
In het universum van de mursjid
wordt het licht van de kaars zelf
een mot die in de kaarsvlam sterft.
Waanzinnig van
dorst zijn we niet in staat
van de stroom te drinken
Die vlak langs onze mond stroomt
We zijn als een parel in de
schelp die diep op de bodem
zich binnenin de schelp
afvraagt: ‘Waar is de oceaan?’
In het licht van de vrede
God belast geen ziel boven haar vermogen;
vóór haar is wat zij heeft verworven
en tégen haar is wat zij heeft verworven.
Onze Heer vergeef ons
indien wij een misstap maken of vergeten.
Onze Heer belast ons niet
zoals u hen belastte die voor ons leefden.
Onze Heer laat ons niet dragen
waarvoor wij de kracht missen.
Vergeef ons, schenk ons vergiffenis en wees ons barmhartig.
U bent onze Meester, help ons daarom tegen het ondankbare volk.
(2:286).
O mijn licht in elke duisternis!
O mijn nabije in elke eenzaamheid.
O mijn hoop in elk verdriet.
O mijn vertrouwen in alle moeilijkheden.
O mijn gids tijdens alle dwaalkansen.
Hoe moet onze houding zijn tegen hen die ons bestrijden?
Eerst heeft U alleen gezegd zich van hen af te wenden.
Op beschaafde wijze. (15:85).
Daarna kwam het koranvers: Nodig uit
tot de weg die naar uw Schepper leidt
met wijsheid en de beste argumenten. (16:126-129).
In wezen komt strijd niet voort uit religie,
maar uit verlangen naar macht, bezit, grond en grondstoffen:
‘En wie streeft, streeft slechts voor zichzelf;
want God is onafhankelijk van alle werelden.
Maar Hij zegt wel: zij die naar Ons streven,
zullen We zeker op Onze wegen leiden...’ (29:69).
De koran moedigt niét aan het zwaard op te pakken
om andersgelovigen te bestrijden, maar juist om de vrijheid van
godsdienst te verdedigen:
En indien God sommige mensen niet door middel van anderen tegenhield,
zouden ongetwijfeld tempels, kloosters, kerken, synagogen en moskeeën,
waarin dikwijls Gods naam wordt herdacht, zijn afgebroken...’ (22:39-41).
Alleen al de erkenning dat in zulke verschillende gebouwen een voor de Koran
herkenbare God van alle mensen wordt herdacht, laat mij van dat vers houden.
Natuurlijk is er in de Koran strijd, zoals er strijd is in de Mahabarata, de Bagavat Ghita,
de Tora, de Psalmen en het Evangelie. Zoals er vrede is in die geschriften.
We zeggen wel Shalôm, Salâm, maar van die drie letters [S-L-M] komt geen vrede.
Werkelijke geweldloosheid kunnen we misschien leren van hen die Ahimsa praktiseren.
Strijd tegen het kwaad is onderdeel van wat we goed noemen.
Die strijd begint en eindigt bij en in ons zelf, anders kunnen we niet authentiek
over het licht van vrede spreken. Als het een vijand buiten onszelf is zegt de Koran:
‘En als zij tot vrede neigen, neigt u er dan ook toe en vertrouw vervolgens op God.’
(8:60-61).
Als het onze eigen innerlijke vijand is: het kwaad in onszelf,
dan zegt de Koran dat ons ego de neiging heeft op te zwellen en pat te stellen.
Wij kunnen de strijd tegen het kwaad in onszelf voeren, maar moeten dan een
steile hoogte beklimmen (90:11). Van onze tot het allerlaagste in staat zijnde
ego (12:53) naar onze zichzelf bekritiserende ego (75:1-2), doorgroeiend van
onze geïnspireerde ego (91:7-8), naar onze volledig tot innerlijke vrede gekomen
ego (89:27-30).
bevindt zich in het licht van de bron;
die niet van onszelf is, maar wel
in ons kan worden aangeboord;
we zijn tussen de duim en wijsvinger
van de Barmhartige - van Rahmân.
De strijd in de natuur,
oorlogsstrijd, woordenstrijd,
tussen vormen van materie;
delen van het universum
in angstwekkende strijd.
De wereld lijkt op de been te blijven
door onderlinge strijd.
Kijk naar de elementen
en begrijp:
leven betekent strijd.
De vier elementen zijn sterke pilaren,
waarop het dak van de huidige wereld rust;
elk van die pilaren is in strijd met de ander;
de waterpilaar kan de vuurpilaar doven.
Het gebouw van de schepping
is gebaseerd op tegenstellingen,
Waarin wij strijden
uit aangeleerde competitie en prestatiedrang
voor schade en voordeel.
Wat mij betreft:
ik ben voortdurend met mezelf in strijd –
hoe zou ik een ander de weg naar
vrede kunnen wijzen?
Aanschouw die vreselijke
innerlijke strijd in ieder van ons –
moeten we ons dan bezighouden met
het strijden tegen een ander?
Behalve indien de Ware u
vrijstelt van die gruwelijke oorlog
en u in de kleuren van Zijn wereld
van vrede onderdompelt.
Daar om te bidden is niet voldoende
Want Hij maakte de wereld zo
dat we de weg naar vrede moeten
vinden in ons zelf en bij de ander
dat er geen weg naar vrede is
maar dat vrede de weg is..
(volgens de onvindbare Zijderveld).
Kleurloosheid is de bron van alle kleuren;
vredesverdragen zijn de oorsprong van oorlogen.
De oorsprong van dit tranendal is die andere wereld;
de oorsprong van elk afscheid is de ontmoeting.
Waarom, mijn beste leraar,
staan we dan tegenover elkaar,
en waarom schenkt eenheid
geboorte aan zoveel aantallen?
Wij zijn namelijk de takken en de
vier elementen vormen de stam;
in de tak vindt men de eigen aard
terug van de stam.
Maar het juweel van de ziel ligt voorbij
de uit de vier elementen voortkomende lichamelijkheid –
het heeft de aard van goddelijke majesteit.
Liefde als weg naar God is wild en verbijsterend.
Eenheid – afwezigheid: geen woorden maar ervaring.
Indien je de geheimen van de liefde wilt kennen,
die je ziel kan begrijpen,
ben je bereid alles op te offeren
je zult verliezen wat je waardevol achtte
maar uiteindelijk zul je de stem
- die je het liefst wilde horen –
horen zeggen: ‘Ja! Kom binnen!’
(Attâr).
Duik daarom in de oceaan van je liefde
Kijk geduldig om je heen,
uitkijkend naar de parel die van jou is
Het domein van het hart is een grote leegte
Noem het afwezigheid – maak
afwezigheid een magneet voor aanwezigheid!
Verken in jezelf de lege nacht van de woestijn.
Want die zal zich vullen met de
liefde, omdat leegte vervuld wil zijn.
Daarom onderzoekt Rumi de lege aarden pot,
het huis met de gebroken deur,
het huilen van het kind,
de rietfluit voordat de ademtocht
daarin zijn weg vindt
Wanneer zijn vriend sterft zegt hij:
het dak van het innerlijk koninkrijk is ingestort
ik mis de smaak van de scheiding..
Luister aandachtig naar de uitleg in de Koran:
‘Hemelen, aarde en bergen deinsden terug, want Wij
boden de vrije wil aan.’ (33:72).
De verbijstering van het hart is
als een innerlijke oorlog:
is het slecht om in die twijfel
te blijven hangen of juist goed?
Met die aarzelende gedachte,
word je tussen hoop en vrees heen
en weer geslingerd.
In het hart van de minnaar is een
andere wereld
En daarin weer een andere
En elke stap die wij zetten
Zetten we op een ladder..,
indien we het ons bewust zijn
De nacht hoort een stem over
vergiffenis spreken
In het universum van de mursjid
wordt het licht van de kaars zelf
een mot die in de kaarsvlam sterft.
Waanzinnig van
dorst zijn we niet in staat
van de stroom te drinken
Die vlak langs onze mond stroomt
We zijn als een parel in de
schelp die diep op de bodem
zich binnenin de schelp
afvraagt: ‘Waar is de oceaan?’
In het licht van de vrede
God belast geen ziel boven haar vermogen;
vóór haar is wat zij heeft verworven
en tégen haar is wat zij heeft verworven.
Onze Heer vergeef ons
indien wij een misstap maken of vergeten.
Onze Heer belast ons niet
zoals u hen belastte die voor ons leefden.
Onze Heer laat ons niet dragen
waarvoor wij de kracht missen.
Vergeef ons, schenk ons vergiffenis en wees ons barmhartig.
U bent onze Meester, help ons daarom tegen het ondankbare volk.
(2:286).
O mijn licht in elke duisternis!
O mijn nabije in elke eenzaamheid.
O mijn hoop in elk verdriet.
O mijn vertrouwen in alle moeilijkheden.
O mijn gids tijdens alle dwaalkansen.
Hoe moet onze houding zijn tegen hen die ons bestrijden?
Eerst heeft U alleen gezegd zich van hen af te wenden.
Op beschaafde wijze. (15:85).
Daarna kwam het koranvers: Nodig uit
tot de weg die naar uw Schepper leidt
met wijsheid en de beste argumenten. (16:126-129).
In wezen komt strijd niet voort uit religie,
maar uit verlangen naar macht, bezit, grond en grondstoffen:
‘En wie streeft, streeft slechts voor zichzelf;
want God is onafhankelijk van alle werelden.
Maar Hij zegt wel: zij die naar Ons streven,
zullen We zeker op Onze wegen leiden...’ (29:69).
De koran moedigt niét aan het zwaard op te pakken
om andersgelovigen te bestrijden, maar juist om de vrijheid van
godsdienst te verdedigen:
En indien God sommige mensen niet door middel van anderen tegenhield,
zouden ongetwijfeld tempels, kloosters, kerken, synagogen en moskeeën,
waarin dikwijls Gods naam wordt herdacht, zijn afgebroken...’ (22:39-41).
Alleen al de erkenning dat in zulke verschillende gebouwen een voor de Koran
herkenbare God van alle mensen wordt herdacht, laat mij van dat vers houden.
Natuurlijk is er in de Koran strijd, zoals er strijd is in de Mahabarata, de Bagavat Ghita,
de Tora, de Psalmen en het Evangelie. Zoals er vrede is in die geschriften.
We zeggen wel Shalôm, Salâm, maar van die drie letters [S-L-M] komt geen vrede.
Werkelijke geweldloosheid kunnen we misschien leren van hen die Ahimsa praktiseren.
Strijd tegen het kwaad is onderdeel van wat we goed noemen.
Die strijd begint en eindigt bij en in ons zelf, anders kunnen we niet authentiek
over het licht van vrede spreken. Als het een vijand buiten onszelf is zegt de Koran:
‘En als zij tot vrede neigen, neigt u er dan ook toe en vertrouw vervolgens op God.’
(8:60-61).
Als het onze eigen innerlijke vijand is: het kwaad in onszelf,
dan zegt de Koran dat ons ego de neiging heeft op te zwellen en pat te stellen.
Wij kunnen de strijd tegen het kwaad in onszelf voeren, maar moeten dan een
steile hoogte beklimmen (90:11). Van onze tot het allerlaagste in staat zijnde
ego (12:53) naar onze zichzelf bekritiserende ego (75:1-2), doorgroeiend van
onze geïnspireerde ego (91:7-8), naar onze volledig tot innerlijke vrede gekomen
ego (89:27-30).
En toen gebeurde het
Wanneer de zon met duisternis wordt omhuld
en de sterren hun licht verliezen, de bergen verdwijnen
en de drachtige kamelen verlaten rondlopen
alle dieren zich verzamelen
de oceanen overkoken
en alle mensen worden verenigd en er over het levend begraven meisje verantwoording zal worden gevraagd: voor welke misdaad het werd gedood!
Wanneer de geschriften worden gepubliceerd
en de hemel wordt blootgelegd
de hel wordt ontstoken
en het paradijs zichtbaar wordt gemaakt.
Dan zal iedere ziel weten wat zij heeft voorbereid.
En nee! Ik roep tot getuige dat wat steeds terugkeert,
de planeten die hun loop volgen en ondergaan,
en de nacht wanneer de duisternis valt,
en de ochtend wanneer die zijn zachte bries doet voelen,
dit is zeker het geïnspireerde woord van een edele boodschapper,
met macht toegerust door de Heer van de Troon.
Het woord van iemand die aandacht en vertrouwen verdient.
Want deze metgezel van jullie is geen gek:
hij nam werkelijk aan de heldere horizon de engel waar;
en hij is niet gierig met kennis over het onzienbare - die aan hem is geopenbaard -
van hetgeen onbereikbaar is voor het menselijk bevattingsvermogen.
Deze boodschap is geen woord van een satanische vervloekte macht.
Waarheen wilt u dan gaan?
Deze boodschap is niets minder dan een herinnering aan de gehele mensheid.
Voor eenieder van u die een rechte weg wil bewandelen.
Maar u kunt niets willen behalve indien Allah,
de Onderhouder der werelden het wil." (81).
en de sterren hun licht verliezen, de bergen verdwijnen
en de drachtige kamelen verlaten rondlopen
alle dieren zich verzamelen
de oceanen overkoken
en alle mensen worden verenigd en er over het levend begraven meisje verantwoording zal worden gevraagd: voor welke misdaad het werd gedood!
Wanneer de geschriften worden gepubliceerd
en de hemel wordt blootgelegd
de hel wordt ontstoken
en het paradijs zichtbaar wordt gemaakt.
Dan zal iedere ziel weten wat zij heeft voorbereid.
En nee! Ik roep tot getuige dat wat steeds terugkeert,
de planeten die hun loop volgen en ondergaan,
en de nacht wanneer de duisternis valt,
en de ochtend wanneer die zijn zachte bries doet voelen,
dit is zeker het geïnspireerde woord van een edele boodschapper,
met macht toegerust door de Heer van de Troon.
Het woord van iemand die aandacht en vertrouwen verdient.
Want deze metgezel van jullie is geen gek:
hij nam werkelijk aan de heldere horizon de engel waar;
en hij is niet gierig met kennis over het onzienbare - die aan hem is geopenbaard -
van hetgeen onbereikbaar is voor het menselijk bevattingsvermogen.
Deze boodschap is geen woord van een satanische vervloekte macht.
Waarheen wilt u dan gaan?
Deze boodschap is niets minder dan een herinnering aan de gehele mensheid.
Voor eenieder van u die een rechte weg wil bewandelen.
Maar u kunt niets willen behalve indien Allah,
de Onderhouder der werelden het wil." (81).