innerlijke gedachtenstroom
Dialoog tussen hoofd en hart
Het is en blijft een individuele ervaring. We houden het ook meestal binnen. Ons innerlijk beeld van wat we waarnemen – waar we maar met weinig mensen over (kunnen) praten - de zin van het leven en hoe we de wezenlijke vibratie van die levensbetekenis herkennen. Die ervaring bij een ander mens herkennen is een spiritueel genot. Bij elkaar zijn met een groep(je) mensen waarvan je kunt weten en ervaren dat ze dat met je delen brengt grote ontroering teweeg. Weten met het hart is zo volkomen anders dan weten met het hoofd. Maar er zijn koorddansers die weten hoe je die twee in evenwicht brengt. De Koran beschouwt het als zijn taak tot de harten van de mensen te spreken en diagnosticeert aanvankelijk dat deze ziek zijn.[1] (S)preken tot het hart is daarvan afgeleid een mensentaak; spreken tot de muur in de hoop dat de deur luistert.
De Koran reikt inspirerende teksten aan: ‘..hij die komt met een ontvankelijk hart dat in staat is het ware te herkennen. Daarin is zeker een schok van herkenning voor degene die een hart heeft of die luistert en oplettend is. Wij hebben de mens geschapen en weten wat zijn ego hem influistert. En Wij zijn nader tot hem dan zijn halsslagader.’[2] Voor de een is het een hele inspanning dat besef vast te houden. Een ander zou niet zonder die innerlijke zekerheid kunnen leven. We zijn van nature geneigd God te vergeten zolang alles blijft werken zoals het hoort; we vinden hem pas als het raderwerk stopt. Zoals de mystici zeggen ‘als mensen de ruïnes van kastelen zien verwachten ze schatten te vinden. Het hart dat tot een ruïne is vervallen is de plaats waar je God kunt vinden. Daarom smeken ze: ‘O God! Breek mijn hart opdat ik u daar mag vinden!’
De bedoeïenen hebben in hun oden beschreven wat dorst is omdat zij de woestijn kennen. Op het punt van de fata morgana aangekomen waar zij denken water te vinden, is er geen water, maar op dat moment van volledige ontgoocheling kun je wel God vinden.
Net als de Tora vertelt de Koran over het dreigende einde van de liefdesaffaire tussen God en (delen van) de schepping. Criticasters van de islam en salafisten zijn het grondig eens: de Koran is een boek van wet en orde. Maar onze relatie met de schrijver van de Koran is uiteindelijk op liefde gebaseerd: ‘Laat hij die zich van zijn geloof afkeert weten dat Allah weldra een ander volk zal voortbrengen dat Hij zal liefhebben en dat Hem zal liefhebben.’[3] Moslimgeleerden vergelijken religie wel met een huwelijk. Fundamentalisten zijn ‘erg getrouwd’. Zij zien het huwelijkscontract als een grondwet en de uitvoering van het huwelijksleven vindt plaats in een rechtszaal. De mystici stellen daar tegenover dat hoe meer we van elkaar houden hoe minder wetten we nodig hebben. Geen offer is groot genoeg en geen wet kan mij dwingen de offers te brengen de ik uit liefde wil brengen.
Toen Mozes op de berg met God communiceerde, had zijn volk niet genoeg aan het onzienbaar goddelijke dat hij hen had gegeven. Daarom aanbaden zij een met mensenhanden gemaakt gouden kalf. Een betekenis hiervan is dat zij die zowel God als de Mammon aanbidden, meestal voor het tastbare en zichtbare kiezen en daarbij niet in de gaten hebben dat zij God uit het oog dus uit het hart verliezen. We hebben niet steeds weer opnieuw een Mozes die van de berg afdaalt om de illusie te verstoren. Niet ieder mens van zijn volk herkende in hem de hartspecialist die hij was. Vooral de managers van die tijd herkenden Mozes’ boodschap niet. Voor hen veronderstelde een maakbare wereld een maakbare God.
De pijn en het lijden geven ons de prikkel vooruit te gaan richting verlichting en bevrijding. Door te lijden worden de harten gezuiverd en getransformeerd tot een pure substantie. Zonder die botsingen met de realiteit zouden we niet worden gemotiveerd om ons de grote vragen af te vragen en tot god en menskennis te komen. ‘Indien er geen arena’s voor de zielen waren, zouden de renners niet in staat zijn hun traject te lopen.’ Zegt Ibn ‘Atâ’illah in zijn Hikâm. Hij zegt ook: ‘Zonder die hartkwalen zou niemand zijn doel bereiken.’ Waaraan hij een gebed toevoegt:
‘In de verschillende staten waarin ik mij bevind en de verschillende tekenen die ik krijg,
kwam ik ertoe de intentie te herkennen die U met mij hebt.
U wilt mij alle dingen laten zien
opdat er niets kan zijn waarin ik U niet zou kennen.’
Soms maken we het slechtste mee dat ons kan overkomen en soms maken we het beste me wat ons kan overkomen en er zijn geen omstandigheden waarin we Hem niet zien. Hij brengt ons in elke situatie. Of we dat fijn vinden of niet dat is onze zaak niet Zijn zaak. Zijn bedoeling is het om zichzelf in al die situaties herkenbaar te maken. Alles wat we meemaken zend Hij ons vanuit liefde. De ene keer schudt Hij ons wakker en de andere keer troost Hij ons. Daarmee zegt God:
‘Ik geef jou dit opdat je de Gever zult herkennen.’ We willen Hem alleen maar in de goede dingen herkennen. Kinderen leren al dat al het goede en slechte van Hem komt. Daar ligt een diepe wijsheid in. Teleurstellend voor hen die Hem alleen maar in licht willen zien. Maar er is geen licht zonder duisternis. Zoals we zijn begonnen: in moeilijke omstandigheden leren we zowel Hem als onszelf kennen. Het is in tijden van ontreddering en catastrofe dat mensen zich onderscheiden van mensen. Zoals de Koran vraagt: ‘Denken mensen soms dat zij met rust gelaten zullen worden omdat zij zeggen ‘wij geloven’ en dat ze niet op de proef zullen worden gesteld?’ (29:1).
Rumi zegt:
‘Een geliefde vroeg haar minnaar: ‘Van wie houd je meer, van mij of van jezelf?’ Hij antwoordde: ‘Ik ben voor mezelf gestorven en in jou tot leven gekomen. Mijn eigen bestaan en mijn eigenschappen heb ik opgeheven en ik ben in jou tot bestaan gekomen. Mijn kennis ben ik vergeten en met jouw kennis wetend geworden. Mijn kracht heb ik uit mijn geheugen gewist en heb mezelf met jouw kracht toegerust. Indien ik van mezelf houd, houd ik van jou. Hij die over de spiegel van goddelijke nabijheid beschikt, ziet God ook als hij zichzelf ziet.
Hij die zich in Mijn eigenschappen hult, en zich aan de mensen toont, ziet Mij als ze jou zien; hij die zich naar jou begeeft, begeeft zich naar Mij, en zo gaan de verzen door.
[1] Koran 47:20-21
[2] Koran, 50:33/37/16.
[3] Koran, 5:54
[4] Verwijzing naar woorden die door God in het hart van Abu Yazid al-Bistami zijn gefluisterd en zijn opgetekend door Ibn ‘Arabî in zijn Futuhât.
miljoen voor 1 gedachte
- Brugopbrugaf
- de brug
- Missie en visie
- De Opening
- Verander je woorden verander je wereld
- Rûmî & dialoog
- Humor
- De zoeker
- Dialoog
- Kunst
- Muziek
- Rûmî
- Vrede
- Rûmî over de Masnawî
- Rumi over Rumi
- Vrouwen & duurzame vrede
- de blik verruimen
- Ahmed Yasawî
- Stream of consciousness/ monologue intérieur
- Koran & Kunst
- Konya Criteria
- Ramadan
- liefdevolle conversatie
- Actua pluriforma
- Escher & Geometrische patronen
- Ahilik - herleving van het ethisch zaken doen
- Mystieke dichters
- Masnawî
- Yunus!
- leve het licht
- OOO
- Istanbul
- Zonder godsdienstvrijheid geen religie
- Perennial Philosophy
- Offerfeest
- Göreme
- homepage
- Aya Sofia
- Sakina
- betekenis bedevaart